Geen doorzendplicht, dus geen recht op schadevergoeding
Rb. Rotterdam 8 oktober 2021, IT 4060; ECLI:NL:RBROT:2021:13605 (eiser tegen Directie van de RDW) Eiser heeft de Directie van de RDW (hierna: Directie) verzocht om - indien verweerder persoonsgegevens van eiser verwerkt – inzage te geven. De Directie heeft het inzageverzoek van eiser gedeeltelijk afgewezen. Bij besluit van 24 december 2019 heeft de Directie het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Hiertegen heeft eiser beroep ingesteld. De rechtbank stelt vast dat de Directie de gegevens wel heeft verstrekt, maar dat zij heeft geweigerd of er gegevens met de politie of opsporingsdiensten zijn gedeeld en om welke gegevens het dan zou gaan. De rechtbank oordeelt dat het niet in strijd met de wet of kennelijk onredelijk is dat de Directie geen nadere informatie verstrekt wanneer er nog strafrechtelijke procedures lopen. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat er geen doorzendplicht bestaat. Hierdoor heeft eiser ook geen recht op een schadevergoeding wegens het niet doorsturen van het verzoek om gegevensverstrekking aan de politie. Het beroep wordt ongegrond verklaard.
VU Leergang intellectueel eigendom start 1 november
Op 1 november start de Leergang intellectueel eigendomsrecht aan de VU. Tijdens de verschillende colleges wordt systematisch het juridisch kader voor individuele vormen van de verschillende intellectuele eigendomsrechten besproken: de basiseisen voor rechtsverkrijging, de ter beschikking staande exclusieve rechten, ruimte voor vrij gebruik op basis van beperkingen van de rechten en de exploitatie op basis van overdracht en licenties, handhavingsmogelijkheden.
Werkwijze
Tijdens de leergang wisselt u actief uw ervaring met de wet- en regelgeving en bijbehorende jurisprudentie uit met de andere deelnemers. Zo vergroot u uw netwerk met vakgenoten en past u de opgedane kennis direct toe in diverse praktijksituaties.
Lees verder >>
Uitspraak ingezonden door Bertil van Kaam en Hanneke van Lith, Van Kaam Advocaten.
Uitlatingen in tv-programma zijn niet onrechtmatig
Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 6 september 2022, IEF 20939, IT 4058; ECLI:NL:RBMNE:2022:3558 (Eiseres tegen AVROTROS) Kort geding. In het tv-programma Radar is aandacht besteed aan een klacht rondom eiseres, een schildersbedrijf. Volgens eiseres heeft AVROTROS door in de reportage bepaalde onjuiste uitlatingen te doen en een eenzijdig en tendentieus beeld te schetsen onrechtmatig jegens haar gehandeld en zij vordert verwijdering en een rectificatie. De voorzieningenrechter is van oordeel dat AVROTROS aandacht heeft mogen besteden aan een klacht van een consument over eiseres. Dit mag zij op kritische en opiniërende wijze aan de kaak stellen. De grenzen van de journalistieke vrijheid zijn in dit concrete geval niet overschreden. Er is van tevoren contact geweest met eiseres over de klachten en er is voldoende wederhoor geboden, hetgeen ook terugkomt in de reportage. Voor de belangenafweging weegt (zwaar) mee dat alle uitlatingen voldoende steun vinden in het ten tijde van de uitzending van de reportage beschikbare feitenmateriaal. Overige relevante omstandigheden leggen onvoldoende gewicht in de schaal voor het belang van eiser. De vorderingen worden afgewezen.
Uitspraak ingezonden door Bertil van Kaam, Van Kaam Advocaten.
Zembla moet uitspraken over granuliet rectificeren
Rechtbank Den Haag 31 augustus 2022, IEF 20936, IT 4057; ECLI:NL:RBDHA:2022:8625 (GIB tegen Zembla) Zie ook [IEF 20387]. Op 6 februari 2020 heeft het programma Zembla in een tv-uitzending aandacht besteed aan het verondiepingsproject Over de Maas, waarvoor granuliet van het bedrijf Graniet Import Benelux B.V. is gebruikt. De uitzending heeft aandacht gekregen in landelijke en regionale media en tot onrust geleid. Door Zembla is na de uitzending in 2020 op verschillende manieren nadien veelvuldig gepubliceerd over de toepassing van granuliet. Op 7 december 2020 heeft de RvdJ een conclusie genomen in een klachtprocedure aangespannen door GIB en diens klacht gegrond verklaard. BNNVARA heeft daarop aangegeven zich niet te kunnen vinden in de conclusie en heeft besloten de RvdJ niet langer te erkennen. Tevens heeft Zembla aangegeven dat zij geen gehoor zal geven aan het verzoek van GIB over te gaan tot rectificatie. In deze civiele procedure vordert GIB een verklaring voor recht en rectificatie. Zij stelt zich in de eerste plaats op het standpunt dat Zembla door in de televisie-uitzendingen en in andere publicaties meerdere beschuldigingen te uiten die geen steun vinden in het feitenmateriaal onrechtmatig handelt. In de tweede plaats stelt GIB dat Zembla onrechtmatig heeft gehandeld door los van specifieke ongefundeerde beschuldigingen, sinds de uitzending, onvolledig, eenzijdig en tendentieus te berichten over granuliet.
Verzoek toewijsbaar t.a.v. verwerkte persoonsgegevens
Hof Amsterdam 26 juli 2022, IT 4056; ECLI:NL:GHAMS:2022:2192 (appellant tegen Travelex) Appellant wilde in april 2018 geld omwisselen voor dollars bij Travelex, maar deze transactie werd geweigerd. Appellant verzocht om mededeling van de belastende gegevens op grond waarvan de transactie geweigerd werd. Travelex heeft dit niet gedaan omdat zij meent deze gegevens niet te mogen mededelen op grond van wetgeving betreffende het voorkomen van witwassen en het financieren van terrorisme (Wwft). De vordering van appellant wordt door de rechtbank Amsterdam afgewezen. Appellant vordert in hoger beroep dat Travelex meedeelt wat de belastende gegevens zijn op grond waarvan de transactie geweigerd werd. Het hof stelt vast dat als Travelex de gevraagde gegevens aan appellant had verstrekt, Travelex haar geheimhoudingsplicht zou hebben geschonden. Het hof begrijpt echter niet waarom er door Travelex geen kopie van de verwerkte gegevens als bedoeld in artikel 15 lid 3 AVG is verstrekt. Het hof komt tot het oordeel dat het verzoek zal worden afgewezen met betrekking tot de gevraagde belastende gegevens. Het verzoek zal echter worden toegewezen voor zover het ziet op de verwerkte persoonsgegevens. Het vonnis van de rechtbank wordt vernietigd voor zover het gaat over de persoonsgegevens als bedoeld in artikel 15 lid 3 AVG.
Handelswijze kon tot opzegging overeenkomst leiden
Hof Den Haag 23 augustus 2022, IT 4055; ECLI:NL:GHDHA:2022:1548 (HMF tegen DraadData) HMF en DraadData hebben op 23 augustus 2016 een overeenkomst gesloten. Op 5 oktober 2018 stuurt HMF DraadData enkele facturen, die DraadData vervolgens niet (volledig) heeft voldaan. DraadData heeft op 31 oktober 2018 de overeenkomst eenzijdig opgezegd. Op 25 januari 2019 stuurt HMF nog twee facturen aan DraadData, die DraadData vervolgens (ook) niet voldoet. De rechtbank heeft in het vonnis van 12 februari 2022 de vorderingen van HMF afgewezen en oordeelt onder meer dat de overeenkomst rechtsgeldig geëindigd is per 31 december 2018. HMF is in hoger beroep gekomen tegen het vonnis van de rechtbank. Zij wil dat het vonnis van de rechtbank vernietigd wordt en haar vorderingen alsnog worden toegewezen.
Terechte uitschrijving Basisregistratie personen
Rb. Rotterdam 25 juli 2022, IT 4054; ECLI:NL:RBROT:2022:7254 (eiseres tegen het College) Het College van B&W van Rotterdam heeft eiseres met het besluit van 23 maart 2020 uitgeschreven uit de Basisregistratie personen (hierna: brp). Met drie besluiten van 23 maart 2020 heeft verweerder de kinderen van eiseres uitgeschreven uit de brp. De bezwaren van eiseres tegen deze besluiten, werden met twee besluiten van 20 juli 2020 ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Eiseres werd uitgeschreven uit de brp door het College na een onderzoek naar de huidige verblijfplaats van eiseres. Eiseres stelt dat het College in strijd heeft gehandeld met de AVG. Het College zou namelijk, zonder daarvoor een deugdelijke grondslag te hebben, medische persoonsgegevens hebben gevorderd en verwerkt.
Overeenkomst mocht worden opgezegd
Hof Amsterdam 12 juli 2022, IT 4053; ECLI:NL:GHAMS:2022:2032 (appellante tegen T-Mobile) Appellante is een aanbieder van mobiele telefonie via het netwerk van een netwerkoperator. Appellante had met Tele2 een overeenkomst gesloten, maar nadat T-Mobile Tele2 had overgenomen, heeft T-Mobile de overeenkomst opgezegd. Appellante meent dat deze opzegging niet rechtsgeldig was omdat er een duurzame samenwerking was aangegaan. Zij vordert onder meer nakoming van de overeenkomst. Het hof oordeelt dat appellante een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening. Het hof is van oordeel dat appellante er niet op mocht vertrouwen dat T-Mobile alleen gebruik zou maken van de opzeggingsmogelijkheden wanneer er sprake zou zijn van een zwaarwichtige reden. Het hof meent verder dat de gebruikmaking van de opzeggingsmogelijkheid door T-Mobile naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is en dat er geen sprake is van een tekortkoming aan de kant van T-mobile. Het hof komt tot de conclusie dat alle grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.
Geen onrechtmatige daad dan wel tekortkoming
Rb. Rotterdam 31 augustus 2022, IT 4052; ECLI:NL:RBROT:2022:7377 (eiseres tegen Web-Company) Eiseres verkoopt via een webshop haar kleding en accessoires. Zij maakt hierbij gebruik van softwareapplicaties. Web-Company is een IT-dienstverlener en houdt zich bezig met het bouwen van websites, webwinkels, apps en Software. Op 10 maart 2020 hebben partijen een overeenkomst gesloten. In deze zaak vordert eiseres onder meer dat de rechtbank voor recht verklaart dat Web-Company een onrechtmatige daad heeft gepleegd, dan wel toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van een op haar rustende verbintenis. Daarnaast vordert eiseres een verklaring voor recht dat de algemene voorwaarden van Web-Company niet of niet meer op de overeenkomst van toepassing zijn, dan wel dat Web-Company geen beroep toekomt op de bedingen in de algemene voorwaarden.
Bestelknop met 'bevestig je aanvraag' voldoet niet aan 6:230v lid 3 BW
Ktr. Rb. Overijssel 19 juli 2022, IT 4051; ECLI:NL:RBOVE:2022:2471 (Innova tegen gedaagde) Innova heeft een vordering ingesteld die betrekking heeft op een overeenkomst die op afstand tot stand is gekomen tussen haar en gedaagde (consument). Bij dit soort overeenkomsten gelden er extra contractuele informatieplichten voor de handelaar, zoals die uit artikel 6:230v lid 3 BW. Op grond van dit artikel moet de handelaar het elektronische bestelproces zo vormgeven dat de consument een aanbod pas kan aanvaarden wanneer hem duidelijk is geworden dat zijn bestelling een betalingsverplichting inhoudt. Op de bestelknop staan de woorden ‘bevestig je aanvraag’. De kantonrechter oordeelt dat hiermee niet voldaan is aan de verplichting uit artikel 6:230v lid 3 BW. De kantonrechter zal daarom de gehele overeenkomst vernietigen.