DOSSIERS
Alle dossiers

Contracten  

IT 4944

Geen ontbinding blockchain-overeenkomst

Rechtbank Den Haag 20 aug 2025, IT 4944; ECLI:NL:RBDHA:2025:15593 (DATS tegen Trio), https://itenrecht.nl/artikelen/geen-ontbinding-blockchain-overeenkomst

Rb. Den Haag 20 augustus 2025, IT 4944, ECLI:NL:RBDHA:2025:15593 (DATS tegen Trio). DATS en Trio sloten een overeenkomst: DATS zou tegen betaling een blockchainproduct ontwikkelen. Volgens DATS bleven facturen aan Trio onbetaald, ze vordert betaling. Trio stelt op hun beurt dat DATS het afgesproken werk niet heeft geleverd. De rechtbank stelt voorop dat niet kan worden bepaald welke werkzaamheden DATS ter uitvoering van de overeenkomst exact heeft verricht. Dat er bepaalde werkzaamheden zijn verricht staat vast, maar ook staat vast dat werkzaamheden ter waarde van $ 56.000 dollar niet zijn verricht. Daarmee is een deel van de vordering van DATS ter hoogte van dat bedrag reeds niet voor toewijzing vatbaar. Verder staat vast dat de tokenisatie (het omzetten van de waarde van de energie van de zonnepanelen in digitale tokens), voor Trio een zeer belangrijk onderdeel van het project, evenmin is afgerond. Omdat niet is komen vast te staan dat tegenover de vordering van DATS door haar verrichte werkzaamheden staan, zal de vordering worden afgewezen. Daarmee is de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten evenmin voor toewijzing vatbaar. 

IT 4942

Geen schadevergoeding niet afgeleverde zending van iPads

Rechtbank Noord-Holland 6 aug 2025, IT 4942; ECLI:NL:RBNHO:2025:9108 (KJM tegen DHL), https://itenrecht.nl/artikelen/geen-schadevergoeding-niet-afgeleverde-zending-van-ipads

Rb. Noord-Holland 6 augustus 2025, IT4942, ECLI:NL:RBNHO:2025:9108 (KJM tegen DHL). KJM handelt in smartphones en iPads, en maakt voor de bezorging gebruik van DHL. Ook de levering aan IT Rental verliep via DHL. De eerste zending iPads raakte zoek. Voor de tweede zending, verzekerd voor €24.000, meldde DHL dat het pakket is aangeboden op het distributiecentrum. Daar bleek het label te horen bij een eerdere, al verwerkte zending. DHL stuurde het pakket retour. Bij aankomst tekende een koerier zelf voor ontvangst; een medewerker van KJM weigerde te tekenen. KJM geeft aan dat het pakket nooit is bezorgd en stelt DHL aansprakelijk voor het verzekerde bedrag, €24.285,91, inclusief verzendkosten. Volgens KJM kwam de zending niet op tijd aan. DHL weerspreekt dat er sprake is van verlies, en vermoedt fraude: het pakket zou nooit daadwerkelijk zijn aangeboden. DHL stelt dat KJM het label heeft verwisseld.

IT 4932

DTT moet broncode afgeven, betalingsverplichting fase 2 nog niet opeisbaar

Rechtbank Amsterdam 3 jul 2025, IT 4932; ECLI:NL:RBAMS:2025:4994 (eiser 1, eiser 2, eiser 3 tegen DTT Multimedia B.V.), https://itenrecht.nl/artikelen/dtt-moet-broncode-afgeven-betalingsverplichting-fase-2-nog-niet-opeisbaar

Rb. Amsterdam 3 juli 2025, IEF 22856; IT&R 4932; ECLI:NL:RBAMS:2025:4994 (eisers tegen DTT Multimedia B.V.). Eisers, exploitanten van een sporttrainingsapp, hebben met DTT een ontwikkelovereenkomst gesloten voor het bouwen van een nieuwe app in twee fasen. Het totale projectbedrag bedroeg €192.532, met 10% korting onder de voorwaarde dat beide fasen zouden worden afgenomen en fase 2 uiterlijk 31 december 2025 volledig zou zijn betaald. Fase 1 is inmiddels voltooid en betaald, waarna de app in september 2024 live ging. Eisers vorderen in kort geding afgifte van de broncode en bijbehorende documentatie, zodat zij de app door een derde kunnen laten aanpassen. DTT weigert en beroept zich op een contractuele bepaling dat overdracht pas plaatsvindt nadat alle opeisbare vorderingen zijn voldaan. Volgens DTT geldt dit ook voor de nog te betalen fase 2 en heeft zij recht op opschorting. De voorzieningenrechter oordeelt dat eisers bij het sluiten van de overeenkomst opdracht hebben gegeven voor beide fasen. De betaling voor fase 2 is echter pas eind 2025 verschuldigd en dus nog niet opeisbaar. Omdat fase 1 volledig is betaald, is er op dit moment geen openstaande betalingsverplichting die de levering van de broncode in de weg staat. Ook het beroep op opschorting wordt afgewezen, omdat daarvoor eveneens een opeisbare tegenvordering nodig is.

IT 4921

Zorgplicht Broadcom richting Rijkswaterstaat vereist twee jaar exit-ondersteuning bij eeuwigdurende VMware-licenties

Rechtbank Den Haag 27 jun 2025, IT 4921; ECLI:NL:RBDHA:2025:11349 (RWS tegen VMware), https://itenrecht.nl/artikelen/zorgplicht-broadcom-richting-rijkswaterstaat-vereist-twee-jaar-exit-ondersteuning-bij-eeuwigdurende-vmware-licenties

Vzr. Rb. Den Haag 27 juni 2025, IT 4921; ECLI:NL:RBDHA:2025:11349 (RWS tegen VMware). Rijkswaterstaat (RWS) beheert vitale infrastructuur en maakt daarbij al meer dan 15 jaar gebruik van VMware-producten, waarvoor zij deels eeuwigdurende licenties heeft. Voor het functioneren van deze producten is voortdurende support noodzakelijk, die RWS steeds via supportovereenkomsten afnam. Na de overname van VMware door Broadcom in 2023 werd het licentiemodel gewijzigd naar een abonnementsvorm, met aanzienlijk hogere kosten. RWS kreeg pas laat inzicht in de nieuwe voorwaarden en prijzen, waardoor zij niet tijdig kon overstappen op alternatieven. De supportovereenkomst liep af op 22 juli 2024, waarna deze in stappen werd verlengd tot 22 juli 2025. RWS stelde dat zij afhankelijk is van VMware-producten en dat het ontbreken van support risico’s oplevert voor de infrastructuur. RWS vordert in kort geding dat Broadcom verplicht wordt om na 22 juli 2025 gedurende maximaal drie jaar exit-ondersteuning te bieden voor de producten met eeuwigdurende licenties. Subsidiair vordert RWS toegang tot de broncode om zelf in support te kunnen voorzien.

IT 4912

Deelontbinding ERP-overeenkomst wegens schending zorgplicht door adviseur

Rechtbank Midden-Nederland 28 mei 2025, IT 4912; ECLI:NL:RBMNE:2025:3067 (Eiseres tegen gedaagde), https://itenrecht.nl/artikelen/deelontbinding-erp-overeenkomst-wegens-schending-zorgplicht-door-adviseur

Rb. Midden-Nederland 28 mei 2025, IT 4912; ECLI:NL:RBMNE:2025:3067 (Eiseres tegen gedaagde).Tussen eiseres en gedaagde is een overeenkomst gesloten voor de implementatie van een ERP-systeem bij gedaagde. Eiseres trad op als extern adviseur en was volledig verantwoordelijk voor de implementatie en begeleiding van het project. Na de livegang van het systeem op 1 juli 2024 deden zich ernstige technische en organisatorische problemen voor, waardoor het systeem niet naar behoren functioneerde. Gedaagde schortte daarop de betaling van twee facturen op en stelde eiseres aansprakelijk voor de geleden schade. Eiseres vorderde betaling van de openstaande facturen over juni en juli 2024, terwijl gedaagde ontbinding van de overeenkomst en schadevergoeding eiste vanwege tekortkomingen in de nakoming.

IT 4899

Ontbinding softwareovereenkomst wegens toerekenbare tekortkoming en verzuim na niet-nakoming fatale termijn

Rechtbank Midden-Nederland 11 jun 2025, IT 4899; ECLI:NL:RBMNE:2025:2811 (Eiseressen tegen gedaagden), https://itenrecht.nl/artikelen/ontbinding-softwareovereenkomst-wegens-toerekenbare-tekortkoming-en-verzuim-na-niet-nakoming-fatale-termijn

Rb. Midden-Nederland 11 juni 2025, IT 4899; ECLI:NL:RBMNE:2025:2811 (Eiseressen tegen gedaagden). Eiseressen is actief in de autobranche. Gedaagde sub 1 is een reclamebureau dat zich ook bezighoudt met softwareontwikkeling. Gedaagde sub 2 werkt bij Gedaagde sub 1. Eiseressen is een overeenkomst aangegaan met Gedaagde sub 1, voor – kortweg – ontwikkeling van software en andere digitalisering en rebranding door Gedaagde sub 1. Dit zou binnen 24 maanden gebeuren. Deze termijn werd vervolgens met twaalf maanden verlengd. Vier jaar na de start van de overeenkomst tussen de partijen is echter alleen de website opgeleverd, die niet werkte zoals afgesproken. De overige websites en applicaties waren nog niet (volledig) opgeleverd. Daarom hebben Eiseressen de overeenkomst ontbonden. Zij vordert een verklaring voor recht dat Gedaagde sub 1 toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de verbintenis, althans dat Gedaagde sub 1 en Gedaagde sub 2 onrechtmatig hebben gehandeld ten opzichte van Eiseressen. Ook vordert Eiseressen hen hoofdelijk te veroordelen tot (a) terugbetaling van € 342.938,- aan betaalde facturen, (b) een voorschot van € 250.000,- aan vergoeding van de schade die Eiseressen hebben geleden en nog zullen lijden en (c) vergoeding van alle overige schade die Eiseressen heeft geleden en nog zal lijden, nader op te maken bij staat.

IT 4891

Te weinig inzicht in gefactureerde uren: vordering MyBit alsnog afgewezen, broncode blijft bij opdrachtnemer

Gerechtshof Amsterdam 10 jun 2025, IT 4891; ECLI:NL:GHAMS:2025:1532 (Certscanner tegen Mybit), https://itenrecht.nl/artikelen/te-weinig-inzicht-in-gefactureerde-uren-vordering-mybit-alsnog-afgewezen-broncode-blijft-bij-opdrachtnemer

Hof Amsterdam 10 juni 2025, IT 4891; ECLI:NL:GHAMS:2025:1532 (Certscanner tegen MyBit). Partijen zijn een overeenkomst van opdracht aangegaan voor de duur van drie jaar. Voorafgaand daaraan zijn prijsafspraken gemaakt. Over die prijsafspraken, en met name over de werkzaamheden waarvoor is gefactureerd, is discussie ontstaan, die na ruim zes maanden heeft geleid tot het staken van de uitvoering van de opdracht. Certscanner heeft als opdrachtgever maar een deel van de door MyBit als opdrachtnemer gestuurde facturen voldaan. MyBit vordert betaling van het nog openstaande deel van twee van haar eerste vier maandfacturen. MyBit heeft bij de uitvoering van haar werkzaamheden de broncode van het systeem van Certscanner gewijzigd. Zij weigert de broncode af te geven zolang haar rekeningen niet zijn betaald. De voorzieningenrechter heeft de vordering van MyBit tot betaling van haar rekeningen toegewezen en de vordering van Certscanner tot afgifte van de gewijzigde broncode afgewezen. In hoger beroep is het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd voor zover de vordering van MyBit tot betaling van facturen was toegewezen.

IT 4889

Onregelmatige opzegging en ongegronde ontbinding leiden tot betalingsverplichting voor softwarelicenties

Rechtbank Oost-Brabant 11 jun 2025, IT 4889; ECLI:NL:RBOBR:2025:3418 (2Work Software tegen Kompas Zuidlaren), https://itenrecht.nl/artikelen/onregelmatige-opzegging-en-ongegronde-ontbinding-leiden-tot-betalingsverplichting-voor-softwarelicenties

Rb. Oost-Brabant 11 juni 2025, IT 4889; ECLI:NL:RBOBR:2025:3418 (2Work Software tegen Kompas Zuidlaren). 2Work Software B.V. heeft Kompas Zuidlaren B.V. gedagvaard wegens het uitblijven van betaling voor in totaal 36 softwarelicenties. De rechtbank oordeelt dat Kompas Zuidlaren 34 van deze licenties op 27 oktober 2023 onregelmatig had opgezegd, omdat de overeengekomen opzegtermijn van drie maanden vóór het einde van de lopende contracttermijn (1 april 2025) niet was nageleefd. Voor de twee overige licenties beroept Kompas Zuidlaren zich op een buitengerechtelijke ontbinding van de overeenkomst wegens vermeende tekortkomingen van 2Work Software, waaronder het uitblijven van een koppeling met KEI (Toezicht). De rechtbank oordeelt echter dat 2Work Software niet tekort was geschoten, aangezien de KEI-koppeling ten tijde van de ontbinding nog niet wettelijk verplicht was en de overige klachten onvoldoende onderbouwd waren. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat 2Work Software gerechtigd was om de levering van de softwarelicenties op te schorten na uitblijven van betaling. De vorderingen van 2Work Software worden grotendeels toegewezen. Kompas Zuidlaren werd veroordeeld tot betaling van € 31.699,15, vermeerderd met wettelijke handelsrente, € 1.085,43 aan buitengerechtelijke incassokosten, en € 4.754,22 aan proceskosten.

IT 4882

Rechtbank blijft internationaal onbevoegd om te oordelen in zaak tussen Stichting Massaschade & Consument en Airbnb

Gerechtshof Den Haag 27 mei 2025, IT 4882; ECLI:NL:GHDHA:2025:1051 (SMC tegen Airbnb), https://itenrecht.nl/artikelen/rechtbank-blijft-internationaal-onbevoegd-om-te-oordelen-in-zaak-tussen-stichting-massaschade-consument-en-airbnb

Hof Den Haag 27 mei 2025, IT 4882; ECLI:NL:GHDHA:2025:1051 (SMC tegen Airbnb). Dit beroep keert zich tegen een vonnis van 2023 waarin de rechtbank zich internationaal onbevoegd heeft verklaard van de vorderingen van Stichting Massaschade & Consument (hierna: SMC) kennis te nemen. In eerste aanleg vorderde SMC de nietigheid van het servicekostenbeding van Airbnb en terugbetaling van die kosten aan consumenten. De rechtbank stelde vast dat geen van de bevoegdheidsgronden van de Brussel I-Bis Verordening van toepassing is. SMC is immers geen consument en geen contractspartij. In hoger beroep blijft dit oordeel in stand. Het hof herhaalt dat de internationale bevoegdheid van openbare orde is en stelt hierbij dat SMC geen consument noch contractspartij bij de Airbnb-overeenkomsten is. Daarom kan zij geen beroep doen op het consumentenforum van art. 18 lid 1. Het hof verwijst hierbij naar jurisprudentie van het HvJEU (o.a. Schrems en Club La Costa). Volgens SMC is de plaats van daadwerkelijke uitvoering niet Ierland, waar het technische beheer van het platform plaatsvindt, maar Nederland, omdat de digitale dienstverlening van Airbnb ten opzichte van de Nederlandse gebruikers, voor wie SMC optreedt, op Nederland is (in)gericht. De Nederlandse gerichtheid leidt er volgens het hof niet toe dat Nederland de plaats van daadwerkelijke uitvoering van de bemiddelende dienst is. Dit argument van SMC gaat dus niet op. Ook het beroep andere bevoegdheidsgronden is voor het hof geen reden om het eerdere oordeel te vernietigen. Het hof bekrachtigt dan ook het vonnis van de rechtbank.

IT 4874

Hof bekrachtigt vonnis van kantonrechter: schadevergoeding afgewezen

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 6 mei 2025, IT 4874; ECLI:NL:GHARL:2025:2764 (Appellante tegen geïntimeerde), https://itenrecht.nl/artikelen/hof-bekrachtigt-vonnis-van-kantonrechter-schadevergoeding-afgewezen

Hof Arnhem-Leeuwarden 6 mei 2025, IT 4874; ECLI:NL:GHARL:2025:2764 (Appellante tegen Geïntimeerde). Appellante heeft een kapperszaak en is de stiefmoeder van Geïntimeerde, die IT-dienstverlener is. Geïntimeerde heeft ten behoeve van de kapperszaak abonnementen afgesloten op het gebied van internet en telefonie. Na een ruzie tussen Appellante en Geïntimeerde heeft Geïntimeerde deze abonnementen opgezegd. De opzegging was volgens Appellante op een te korte termijn en ze verwijt Geïntimeerde dat de internetsite van de kapperszaak op een bepaald moment niet meer bereikbaar was, waardoor ze een nieuwe website moest laten bouwen. Geïntimeerde zou onrechtmatig hebben gehandeld, dan wel tekort zijn geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen en hij moet volgens Appellante schade vergoeden, als gevolg daarvan. De kantonrechter oordeelde dat de omstandigheden door de ruzie zodanig waren veranderd, dat van Geïntimeerde niet kon worden verlangd dat hij de overeenkomst zou voortzetten. Daarnaast is de door hem gehanteerde opzegtermijn passend. De kantonrechter oordeelde over de kosten van de bouw van de website dat niet kan worden vastgesteld dat Appellante deze heeft gedragen, want ze heeft de kapperszaak verkocht. Het hof is van oordeel dat Appellante de schade onvoldoende heeft onderbouwd en het causale verband ontbreekt. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter.