7 nov 2025
Conclusie P-G bij de Hoge Raad: cloud-dienstverlening, overgebruik van RAM en toetsing van een hoge contractuele rente
Parket bij de Hoge Raad 7 november 2025, IT 5013; ECLI:NL:PHR:2025:1212 (Acknowledge tegen Interconnect). In deze zaak gaat het om een ICT-dienstverlener (Acknowledge) die cloud-diensten afneemt van Interconnect. Partijen verschillen van mening over de vraag of Acknowledge meer werkgeheugen (RAM) heeft gebruikt dan contractueel was afgesproken, en of Interconnect daarvoor extra mocht factureren. Het hof heeft – anders dan de rechtbank – de uitleg van Interconnect gevolgd: de vaste prijs gold voor 2.229 GB RAM als direct te gebruiken werkgeheugen plus 1.494 GB RAM als gereserveerd (“powered off”) geheugen en 3.723 GB als uitwijkcapaciteit bij calamiteiten. Acknowledge heeft in de praktijk (door ontbrekende technische begrenzing) méér RAM actief (“powered on”) gebruikt dan was afgesproken, zonder dat via de overeengekomen procedure aan te vragen of de hogere prijs daarvoor te betalen. Het hof acht dat wanprestatie en veroordeelt Acknowledge tot betaling van € 494.462,39 aan schadevergoeding, plus buitengerechtelijke kosten en contractuele rente.
In cassatie klaagt Acknowledge onder meer over de uitleg van de overeenkomst, de schadebegroting, eigen schuld van Interconnect (art. 6:101 BW) en schending van de zorg- en informatieplicht (art. 7:401/403 BW), maar de procureur-generaal vindt al deze klachten ongegrond. Alleen de klacht over de rente slaagt volgens hem: het hof is niet ingegaan op de stelling van Acknowledge dat de contractuele rente van 1,5% per maand buitensporig hoog is en dat toewijzing daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Door dit verweer onbesproken te laten, heeft het hof zijn oordeel over de rente onvoldoende gemotiveerd. De P-G adviseert de Hoge Raad daarom het arrest alleen op dit punt (de renteveroordeling) te vernietigen; voor het overige blijft de veroordeling van Acknowledge in stand.
9.10.1.
Acknowledge heeft zich ook erop beroepen dat Interconnect tegenover haar de zorgplicht van artikel 7:401 BW heeft geschonden. Ter onderbouwing heeft Acknowledge aangevoerd, zakelijk weergegeven zoals het hof het aangevoerde begrijpt, dat Interconnect de voortgang in het gebruik van werkgeheugen niet proactief heeft bewaakt. Ook heeft Interconnect haar niet vooraf geïnformeerd over bijkomende kosten voor verbruik van werkgeheugen boven 2.229 GB, terwijl Interconnect haar ook niet tijdig heeft gewaarschuwd voor het ontstane meerverbruik. Daarnaast heelt Interconnect Acknowledge niet voorzien van voldoende betrouwbare gegevens over het daadwerkelijke verbruik van werkgeheugen. Ook betoogt Acknowledge dat Interconnect heeft verzuimd om, nadat Acknowledge in mei 2016 was overgegaan naar de zogenoemde dedicated multi-cluster omgeving en daarbij aan haar zogenoemde affinity rules waren toegekend met de daarbij behorende vrijheden voor Acknowledge, technische beperkingen of begrenzingen te installeren. Die beperkingen of begrenzingen zouden ervoor hebben gezorgd dat Acknowledge niet ongemerkt, zonder dat zij dat zelf doorhad, meer werkgeheugen verbruikte dan de 2.229 GB werkgeheugen die aanvankelijk voor haar beschikbaar was gemaakt en waarvoor zij ook na mei 2016 nog geruime tijd is gefactureerd. In dit verband beroep[t] Acknowledge zich voorts nog op onder meer de aard en inhoud van de opdracht, haar belang bij kostenbesparingen, de waarde van de opdracht, de relatieve deskundigheid van Interconnect als opdrachtnemer ten opzichte van die van Acknowledge, de verplichting van Interconnect als opdrachtnemer tot het afleggen van rekening en verantwoording en op Interconnect rustende informatie- en waarschuwingsplichten. Het hof oordeelt hierover als volgt.
9.10.2
Door Interconnect is gemotiveerd bestreden dat de eigenmachtige uitbreidingen van het daadwerkelijk gebruikte (‘powered on’) werkgeheugen door Acknowledge zijn doorgevoerd zonder dat Acknowledge zich daar zelf van bewust was. Daartoe heeft Interconnect gewezen op de e-mail van [betrokkene 5] (Acknowledge) aan [betrokkene 6] (Interconnect) van 22 maart 2018. Die rechtvaardigt naar het oordeel van het hof de conclusie dat het aanmaken en uitbreiden van de hoeveelheid daadwerkelijk gebruikt werkgeheugen een actieve handeling was die op een eigen interne afdeling van Acknowledge plaatsvond. Dat handelen van de eigen afdeling van Acknowledge, en de wetenschap omtrent uitbreidingen van het werkgeheugen die bij die afdeling bestond, moet aan Acknowledge worden toegerekend. Ook heeft Interconnect er in dit verband op gewezen (pleitnotities Interconnect voor de mondelinge behandeling op 6 december 2021, randnummer 9) dat Acknowledge na de aanvang van de contractuele relatie in 2013 zo'n 25 uitbreidingen van het werkgeheugen heeft verzocht, aan de hand van het daarvoor bestemde formulier (productie 5 bij memorie van grieven). Als Acknowledge destijds niet bekend zou zijn geweest met de omvang van haar verbruik door deze op continue basis te monitoren, zou zij ook niet in staat zijn geweest om te beoordelen of een uitbreidingsverzoek diende te worden gedaan. Acknowledge was dus niet slechts in staat om haar gebruik van werkgeheugen te monitoren, maar deed dat ook actief, zo begrijpt het hof de uiteenzetting van Interconnect waarmee het hof zich verenigt. Gelet op deze gemotiveerde betwisting van Interconnect mocht van Acknowledge worden verwacht dat zij aan de hand van concrete feiten en omstandigheden zou hebben toegelicht dat en waarom zij er desalniettemin toch geen weet van had dat zij meer werkgeheugen ‘powered on’ verbruikte dan de hiervoor bedoelde 2.229 GB. Dat heeft Acknowledge nagelaten. Zij heeft daarom niet aan haar stelplicht voldaan.