Entertainment & Recht op woensdag 10 september 2025

Begin het nieuwe seizoen na de zomervakantie met ons seminar Entertainment & Recht dat dit jaar op woensdag 10 september plaatsvindt. Een middagprogramma voor entertainment- en IE-experts in Parkzuid in het Vondelpark te Amsterdam onder leiding van onze dagvoorzitters Marijn Kingma (Höcker) en Michiel Odink (Leeway). Het programma is, in het kort, als volgt.
- Dagvoorzitters Marijn Kingma en Michiel Odink presenteren een Entertainment top 10, waarin alle actualiteiten in de entertainmentwereld van het afgelopen jaar worden besproken
- Rob Zimmermann (Netflix) neemt u mee in de praktijk bij Netflix
- Denis Doeland (DDMCA) bespreekt de nieuwste ontwikkelingen rondom AI, content, data en fan-relaties.
- De middag wordt afgesloten met een paneldiscussie over de implicaties van het ONB-arrest. Peter Marx (MVVP) leidt het panel in. Verder schuiven aan: Vera Nederpelt (Dikhoff Van Dongen Advocaten) en Victor den Hollander (De Vos & Partners Advocaten)
Op de website van deLex is meer informatie over het programma te vinden.
Twitterbelediging leidt tot strafrechtelijke veroordeling en gedeeltelijke schadevergoeding
Hof Amsterdam 28 mei 2025, IT 4923 ECLI:NL:GHAMS:2025:1677 (Beledigende DM via Twitter). Een verdachte heeft op 13 januari 2020 via Twitter een direct message gestuurd aan de benadeelde partij met beledigende teksten, waaronder “Vuile rat”, “kut wijf”, “kut hoer” en “het beste is dat jij gewoon lekker dood gaat”. De benadeelde partij heeft op 30 december 2020 aangifte gedaan van belediging. Zij stelde dat zij pas op 18 november 2020 kennis had genomen van het bericht, nadat een vriend haar een overzicht van berichten had gestuurd. De verdediging betwistte dat dit het moment van kennisname was en stelde dat de klacht te laat was ingediend. Het Openbaar Ministerie vorderde veroordeling van de verdachte wegens belediging. De benadeelde partij vorderde € 150,- aan immateriële schadevergoeding en € 478,- aan proceskosten. De verdediging verzocht het OM niet-ontvankelijk te verklaren wegens het te laat indienen van de klacht en betwistte het causaal verband tussen het bericht en de gestelde schade.
Hof bevestigt toepasselijkheid AVMD-richtlijn op onlinekranten, maar stelt grenzen aan nationale sanctiebevoegdheid

HvJ EU 26 juni 2025, gevoegde zaken C-555/23 en C-556/23 (Makeleio en Zougla), ECLI:EU:C:2025:484. De Griekse online kranten Makeleio en Zougla bieden via hun websites audiovisuele programma’s aan die onder hun redactionele verantwoordelijkheid vallen. De Griekse nationale regulerende autoriteit voor de media (ESR) legt aan beide ondernemingen administratieve sancties op wegens uitzendingen die volgens haar de menselijke waardigheid schenden en “van inferieure kwaliteit” zijn. Makeleio heeft een programma uitgezonden waarin lhbti-personen grof worden beledigd en impliciet wordt aangezet tot geweld; Zougla heeft een uitzending uitgezonden waarin politici zonder feitelijke basis van pedofilie en medeplichtigheid worden beschuldigd. De betrokken ondernemingen voeren aan dat zij als persaanbieders niet onder de Griekse audiovisuele regelgeving vallen en dat het opleggen van sancties in strijd is met het legaliteitsbeginsel. De hoogste Griekse bestuursrechter (Symvoulio tis Epikrateias) stelt het Hof van Justitie vijf prejudiciële vragen over de uitlegging van de AVMD-richtlijn (Richtlijn 2010/13/EU) in samenhang met het EU-Handvest (artikelen 20, 21 en 49). Die vragen betreffen: (1) of audiovisuele programma’s op nieuwswebsites onder de werkingssfeer van de richtlijn vallen, (2) of artikel 6 AVMD-lidstaten toestaat om sancties op te leggen ter bescherming van de menselijke waardigheid, (3) of een nationaal verbod op uitzending van “inferieure kwaliteit” verenigbaar is met het Unierecht, (4) of nationale sancties mogelijk zijn zonder uitdrukkelijke wettelijke basis voor online aanbieders, en (5) of dergelijke sancties verenigbaar zijn met het rechtszekerheids- en gelijkheidsbeginsel.
Zorgplicht Broadcom richting Rijkswaterstaat vereist twee jaar exit-ondersteuning bij eeuwigdurende VMware-licenties
Vzr. Rb. Den Haag 27 juni 2025, IT 4921; ECLI:NL:RBDHA:2025:11349 (RWS tegen VMware). Rijkswaterstaat (RWS) beheert vitale infrastructuur en maakt daarbij al meer dan 15 jaar gebruik van VMware-producten, waarvoor zij deels eeuwigdurende licenties heeft. Voor het functioneren van deze producten is voortdurende support noodzakelijk, die RWS steeds via supportovereenkomsten afnam. Na de overname van VMware door Broadcom in 2023 werd het licentiemodel gewijzigd naar een abonnementsvorm, met aanzienlijk hogere kosten. RWS kreeg pas laat inzicht in de nieuwe voorwaarden en prijzen, waardoor zij niet tijdig kon overstappen op alternatieven. De supportovereenkomst liep af op 22 juli 2024, waarna deze in stappen werd verlengd tot 22 juli 2025. RWS stelde dat zij afhankelijk is van VMware-producten en dat het ontbreken van support risico’s oplevert voor de infrastructuur. RWS vordert in kort geding dat Broadcom verplicht wordt om na 22 juli 2025 gedurende maximaal drie jaar exit-ondersteuning te bieden voor de producten met eeuwigdurende licenties. Subsidiair vordert RWS toegang tot de broncode om zelf in support te kunnen voorzien.
Scherpe woorden toegestaan in publiek debat op social media over transgenderzorg
Rb. Amsterdam 3 juli 2025, IT 4920; ECLI:NL:RBAMS:2025:4628 (Eiseres tegen gedaagde). Eiseres is coach, therapeut en opiniemaker en voert op sociale media het publieke debat over transgenderpersonen, waarbij zij kritische uitlatingen doet over transzorg en genderdiversiteit. Gedaagde, een transman en eveneens actief in het debat, reageert op deze uitlatingen met berichten waarin hij eiseres onder meer beschuldigt van het verspreiden van desinformatie, transfobie, racisme en het dehumaniseren van trans personen. Eiseres vordert in kort geding verwijdering van deze uitlatingen van gedaagde op sociale media, een verbod op soortgelijke toekomstige uitlatingen, een rectificatie en vergoeding van proceskosten. Zij stelt dat de uitlatingen van gedaagde onrechtmatig zijn, haar reputatie schaden en de grenzen van het maatschappelijk aanvaardbare overschrijden.
Schending bestelknop- en informatievereisten leidt tot gedeeltelijke vernietiging consumentovereenkomst
Rb. Noord-Holland 5 juni 2025, IT 4919; ECLI:NL:RBNHO:2025:5962 (Vaanster tegen gedaagde). In deze zaak heeft een consument een overeenkomst op afstand gesloten met een warmteleverancier, waarbij de consument achterstallig was in de betaling van de verschuldigde bedragen. De leverancier vordert ontbinding van de overeenkomst, betaling van openstaande en toekomstige voorschotbedragen, en toestemming om de warmtelevering te mogen onderbreken of afsluiten. De kantonrechter toetst ambtshalve of aan de (pre)contractuele informatieverplichtingen uit het Burgerlijk Wetboek was voldaan, waaronder de eisen aan de bestelknop, de vermelding van het herroepingsrecht, de prijsopbouw en de duur en opzegmogelijkheid van de overeenkomst. De rechter constateert meerdere schendingen van deze informatieplichten, waaronder het ontbreken van een duidelijke betalingsverplichting op de bestelknop en onvoldoende informatie over het herroepingsrecht en de prijs. Volgens de rechter moeten aan dergelijke schendingen doeltreffende, afschrikwekkende en evenredige sancties worden verbonden om effectieve consumentenbescherming te waarborgen.
Bijdrage ingezonden door Martijn Poulus, The Data Lawyers.
Oproep: Studiecommissie Digital Fairness

De Europese Commissie heeft onlangs de publieke consultatie geopend voor de Digital Fairness Act: toekomstige Europese consumentenwetgeving die digitale handelspraktijken zoals dark patterns, influencermarketing, verslavend design van digitale producten en online personalisatie (verder) zal reguleren.
De Vereniging voor Reclamerecht (VvRr) is voornemens een Studiecommissie Digital Fairness te vormen, die op de consultatie zal reageren. Rogier de Vrey (CMS) en Martijn Poulus (The Data Lawyers) zijn aangewezen als commissievoorzitters. Ben je lid van de VvRr en wil je deelnemen aan de studiecommissie? Stuur dan vóór vrijdag 1 augustus 2025 bericht naar: secretariaat@vvrr.nl.
AVG-verzoek rond jeugdzorgdossier grotendeels afgewezen, geen aanwijzingen voor achtergehouden stukken
Rb. Gelderland 19 mei 2025, IT 4918; ECLI:NL:RBGEL:2025:5218 (Verzoekster tegen Leger Des Heils). De zaak betreft een verzoek van een moeder om inzage in haar persoonsgegevens die zijn verwerkt door het Leger des Heils in het kader van de ondertoezichtstelling van haar kinderen. Zij vordert onder meer een volledig overzicht van haar persoonsgegevens uit het dossier van haar kind, informatie over verstrekking aan derden, benoeming van een onafhankelijke deskundige en proceskostenveroordeling. De moeder stelt dat niet volledig aan haar inzageverzoek is voldaan, dat documenten zijn achtergehouden en dat er mogelijk een schaduwdossier bestaat. Het Leger des Heils voert aan dat vrijwel volledig aan het verzoek is voldaan, dat sommige gevraagde documenten niet bestaan of reeds zijn verstrekt, en dat geen sprake is van misbruik van het inzagerecht. De rechtbank overweegt dat het inzagerecht uit de AVG ruim is, maar dat de verzoeker moet onderbouwen dat bepaalde documenten bestaan als de verwerkingsverantwoordelijke betwist dat deze er zijn. De rechter oordeelt dat het Leger des Heils grotendeels aan het verzoek heeft voldaan en dat er geen aanwijzingen zijn voor het bestaan van achtergehouden documenten of schaduwdossiers. Wel moet het Leger des Heils nog het voorblad van een specifiek verzoek en het overgedragen dossier van de voorganger verstrekken, voor zover daar persoonsgegevens van verzoekster in staan. De overige verzoeken, waaronder het benoemen van een deskundige en het opleggen van een dwangsom, worden afgewezen. De rechtbank verklaart de moeder deels niet-ontvankelijk en wijst haar grotendeels in het ongelijk. Tot slot wordt de moeder veroordeeld in de proceskosten.
Gedeeltelijke weigering inzageverzoek Wpg door politie gerechtvaardigd wegens opsporingsbelang
Rb. Rotterdam 13 juni 2025, IT 4916; ECLI:NL:RBROT:2025:6818 (Eiser tegen de korpschef). Eiser heeft op 27 november 2023 een inzageverzoek ingediend bij de politie op grond van de Wet politiegegevens (Wpg). Hij wenste een volledig overzicht van zijn door de korpschef verwerkte persoonsgegevens, inclusief informatie over het doel van de verwerking, eventuele verstrekking aan derden, bewaartermijnen, herkomst van de gegevens, geautomatiseerde besluitvorming en doorgifte aan andere landen of internationale organisaties. De korpschef heeft het verzoek deels toegewezen door een overzicht te verstrekken en eiser de mogelijkheid te bieden om bepaalde stukken op het politiebureau in te zien. Daarnaast is toegelicht aan wie gegevens zijn verstrekt en dat geen sprake is geweest van geautomatiseerde besluitvorming of doorgifte aan derde landen. Een deel van de gegevens is echter geweigerd, omdat inzage volgens de korpschef het opsporings- en strafvorderlijk belang zou kunnen schaden. Eiser vordert volledige inzage, stelt dat ten onrechte informatie is achtergehouden, en betwist dat er nog lopende zaken zijn bij het Openbaar Ministerie onder de genoemde parketnummers. Ook voert hij aan dat mogelijk gegevens zijn gedeeld met de Belastingdienst en FIOD, en dat onvoldoende is gemotiveerd dat geen sprake is van profilering.
Beoordeling van AI-gebruik bij plaatsingsbesluit asielzoeker: geen aanwijzingen voor inzet generatieve AI-tool
Rb. Den Haag 1 juli 2025, IT 4915; ECLI:NL:RBDHA:2025:11552 (Eiser tegen het COa en de minister van Asiel en Migratie). In deze zaak heeft eiser, een Iraanse asielzoeker, beroep ingesteld tegen zijn plaatsing in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) en tegen een vrijheidsbeperkende maatregel, opgelegd na een ernstig incident in het AZC Dronten. Eiser vordert vernietiging van het plaatsingsbesluit en de vrijheidsbeperkende maatregel, verzoekt om een schadevergoeding en een voorlopige voorziening van opvang in een regulier AZC. Een belangrijk onderdeel van zijn betoog was dat het plaatsingsbesluit volgens hem (deels) met behulp van een generatieve AI-tool zou zijn opgesteld, wat volgens hem de betrouwbaarheid van het feitenrelaas ondermijnde. De rechtbank staat uitgebreid stil bij deze AI-beroepsgrond. Het COa heeft aangegeven dat geen gebruik is gemaakt van een generatieve AI-tool bij het opstellen van het plaatsingsbesluit. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze verklaring te twijfelen. De door eiser aangevoerde argumenten, zoals herhalingen en formeel taalgebruik in het besluit, is volgens de rechtbank onvoldoende om het gebruik van AI aannemelijk te achten. Ook uit de door eiser overgelegde documenten blijkt niet dat AI was ingezet of dat de feitelijke beschrijving onjuist was. Het besluit blijft in stand; de AI-beroepsgrond wordt uitdrukkelijk verworpen.