28 mei 2025
Twitterbelediging leidt tot strafrechtelijke veroordeling en gedeeltelijke schadevergoeding
Hof Amsterdam 28 mei 2025, IT 4923 ECLI:NL:GHAMS:2025:1677 (Beledigende DM via Twitter). Een verdachte heeft op 13 januari 2020 via Twitter een direct message gestuurd aan de benadeelde partij met beledigende teksten, waaronder “Vuile rat”, “kut wijf”, “kut hoer” en “het beste is dat jij gewoon lekker dood gaat”. De benadeelde partij heeft op 30 december 2020 aangifte gedaan van belediging. Zij stelde dat zij pas op 18 november 2020 kennis had genomen van het bericht, nadat een vriend haar een overzicht van berichten had gestuurd. De verdediging betwistte dat dit het moment van kennisname was en stelde dat de klacht te laat was ingediend. Het Openbaar Ministerie vorderde veroordeling van de verdachte wegens belediging. De benadeelde partij vorderde € 150,- aan immateriële schadevergoeding en € 478,- aan proceskosten. De verdediging verzocht het OM niet-ontvankelijk te verklaren wegens het te laat indienen van de klacht en betwistte het causaal verband tussen het bericht en de gestelde schade.
Het hof stelt vast dat de klachttermijn van drie maanden (artikel 66 Sr) pas begon te lopen op het moment dat de benadeelde partij daadwerkelijk kennis nam van het beledigende bericht, namelijk 18 november 2020. De enkele suggestie van de verdediging dat de kennisname eerder was, werd als onvoldoende onderbouwd terzijde geschoven. De aangifte op 30 december 2020 was dus tijdig. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan eenvoudige belediging. Voor de schadevergoeding overweegt het hof dat het bericht van de verdachte, ondanks andere beledigingen van derden, op zichzelf een aantasting van de eer en goede naam van de benadeelde partij opleverde (artikel 6:106 BW). Het verweer van eigen schuld wordt verworpen, omdat onvoldoende was onderbouwd dat de benadeelde partij de belediging had uitgelokt. De verdachte wordt veroordeeld voor eenvoudige belediging tot een voorwaardelijke geldboete van € 200,- met een proeftijd van één jaar. De vordering tot schadevergoeding wordt toegewezen tot € 50,- aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 13 januari 2020. Het hof oordeelt dat het recht op schadevergoeding uit artikel 6:106 BW van toepassing was en dat de benadeelde partij voldoende had aangetoond dat zij door het bericht in haar eer en goede naam was aangetast.
Eigen schuld verweer
De verdediging heeft subsidiair bepleit dat sprake is van eigen schuld van de benadeelde partij, zoals bedoeld in artikel 6:101 BW, zodat de vergoedingsplicht van de verdachte dienovereenkomstig moet worden verminderd. Het hof is van oordeel dat de verdediging met een enkele verwijzing naar smileys en andere berichten die de benadeelde partij op Twitter heeft gezet naar aanleiding van de vele reacties op haar tweet, zijn stelling dat sprake is van eigen schuld van de benadeelde partij onvoldoende specifiek heeft onderbouwd. In het procesdossier zijn die uitingen van de benadeelde partij niet terug te vinden. De verdediging heeft niet gespecificeerd op welk moment en naar aanleiding van welk bericht of welke berichten deze berichten door de benadeelde partij zouden zijn verstuurd, en ook niet wat genoemde andere berichten inhouden. Dat hij zelf als gevolg van deze uitingen zou zijn uitgelokt tot het versturen van zijn bericht, heeft hij evenmin nader geconcretiseerd. Concluderend heeft de verdachte dan ook onvoldoende toegelicht dat de hiervoor vastgestelde schade als rechtstreeks gevolg van het door hem gepleegde strafbare feit mede een gevolg zou zijn van een omstandigheid die aan de benadeelde partij kan worden toegerekend. Dit verweer faalt.