Gepubliceerd op maandag 21 juli 2025
IT 4916
Rechtbank Rotterdam ||
13 jun 2025
Rechtbank Rotterdam 13 jun 2025, IT 4916; ECLI:NL:RBROT:2025:6818 (Eiser tegen de korpschef), https://itenrecht.nl/artikelen/gedeeltelijke-weigering-inzageverzoek-wpg-door-politie-gerechtvaardigd-wegens-opsporingsbelang

Gedeeltelijke weigering inzageverzoek Wpg door politie gerechtvaardigd wegens opsporingsbelang

Rb. Rotterdam 13 juni 2025, IT 4916; ECLI:NL:RBROT:2025:6818 (Eiser tegen de korpschef). Eiser heeft op 27 november 2023 een inzageverzoek ingediend bij de politie op grond van de Wet politiegegevens (Wpg). Hij wenste een volledig overzicht van zijn door de korpschef verwerkte persoonsgegevens, inclusief informatie over het doel van de verwerking, eventuele verstrekking aan derden, bewaartermijnen, herkomst van de gegevens, geautomatiseerde besluitvorming en doorgifte aan andere landen of internationale organisaties. De korpschef heeft het verzoek deels toegewezen door een overzicht te verstrekken en eiser de mogelijkheid te bieden om bepaalde stukken op het politiebureau in te zien. Daarnaast is toegelicht aan wie gegevens zijn verstrekt en dat geen sprake is geweest van geautomatiseerde besluitvorming of doorgifte aan derde landen. Een deel van de gegevens is echter geweigerd, omdat inzage volgens de korpschef het opsporings- en strafvorderlijk belang zou kunnen schaden. Eiser vordert volledige inzage, stelt dat ten onrechte informatie is achtergehouden, en betwist dat er nog lopende zaken zijn bij het Openbaar Ministerie onder de genoemde parketnummers. Ook voert hij aan dat mogelijk gegevens zijn gedeeld met de Belastingdienst en FIOD, en dat onvoldoende is gemotiveerd dat geen sprake is van profilering.

De rechtbank beoordeelt of de korpschef terecht het inzageverzoek gedeeltelijk heeft geweigerd op grond van artikel 27, eerste lid, Wpg, waarbij het belang van opsporing en vervolging kan prevaleren boven het inzagerecht. De rechtbank stelt vast dat het recht op inzage geen absoluut recht is en dat beperkingen mogelijk zijn als deze noodzakelijk en evenredig zijn in een democratische rechtsorde. De korpschef heeft gemotiveerd waarom bepaalde gegevens niet zijn verstrekt, namelijk ter bescherming van lopende onderzoeken en het opsporingsbelang. Ten aanzien van de parketnummers waarover geen inzage is gegeven, overweegt de rechtbank dat de politie pas van het OM bericht ontvangt als een vervolging is stopgezet, wat hier niet het geval was. De enkele stelling van eiser dat het OM in 2013 heeft verklaard dat er geen zaken meer tegen hem lopen, acht de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat de korpschef ten onrechte inzage heeft geweigerd. Voor zover eiser stelt dat gegevens met de Belastingdienst of FIOD zijn gedeeld, acht de rechtbank de toelichting van de korpschef afdoende dat deze stukken niet op deze procedure zien. Ook de stelling over geautomatiseerde profilering leidt niet tot een ander oordeel, nu de korpschef gemotiveerd heeft aangegeven dat hiervan geen sprake is.

De rechtbank acht de motivering van de korpschef voor de gedeeltelijke weigering van inzage toereikend. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard. Het bestreden besluit blijft in stand. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank wijst erop dat tegen deze uitspraak hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

7. Voor wat betreft de stukken waarover eiser geen inzage heeft gekregen, overweegt de rechtbank het volgende. De korpschef heeft de aan eiser geweigerde stukken met toepassing van artikel 8:29 van de Awb overgelegd. Eiser heeft de rechtbank geen toestemming gegeven om deze onder geheimhouding verstrekte stukken te bekijken. Zonder inzage in deze vertrouwelijke stukken kan de rechtbank niet controleren of de korpschef op juiste gronden geen inzage in de registratie(s) heeft gegeven. De rechtbank zal daarom ervan uitgaan dat de korpschef kennisname van de registratie(s) heeft geweigerd om de reden die hij heeft genoemd. Een ander oordeel zou immers tot gevolg hebben dat de rechtbank zonder beoordeling van de registratie(s) ervan uit zou moeten gaan dat de korpschef ten onrechte geen inzage heeft gegeven. Dat is geen aanvaardbaar uitgangspunt. Ten aanzien van de parketnummers waarover geen inzage is gegeven overweegt de rechtbank dat de korpschef tijdens de zitting uiteen heeft gezet dat de politie van het OM een bericht ontvangt als de vervolging is stopgezet. Dat is in de betreffende parketnummers niet gebeurd. De enkele stelling van eiser dat het OM in 2013 al heeft verklaard tegenover zijn toenmalige advocaat dat er geen zaken meer tegen hem lopen, maakt niet dat de korpschef ten onrechte inzage in de genoemde parketnummers zou hebben geweigerd. Voor zover eiser heeft aangevoerd dat stukken zouden zijn gedeeld met de Belastingdienst en/of FIOD, is de rechtbank van oordeel dat de korpschef tijdens de zitting gemotiveerd en navolgbaar uiteen heeft gezet dat de door eiser bedoelde stukken niet zien op deze procedure. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de enkele stelling van eiser dat bij de politie sprake zou zijn van geautomatiseerde profilering niet kan leiden tot een ander oordeel over het besluit van de korpschef de inzage gedeeltelijk te weigeren.