Uitspraak ingezonden door mr. X.W. Koehoorn, NietBezorgd.nl.
Vernietiging wegens retouradres buiten Nederland en hoge retourkosten
Rb. Zeeland-West-Brabant 8 oktober 2025, IT 4978; ECLI:NL:RBZWB:2025:6826 (de consumenten tegen KPA). De kantonrechter Breda (Rb Zeeland-West-Brabant) behandelt een geschil tussen negen consumenten en KPA E-Commerce B.V. over online aankopen bij KPA’s webshop, die werkte met internationale dropshipping vanuit China. De consumenten vorderen algehele vernietiging van hun overeenkomsten op afstand en terugbetaling van de betaalde prijzen, omdat KPA diverse essentiële (pre)contractuele informatieplichten uit art. 6:230m BW en art. 6:230v BW niet is nagekomen; KPA betwist dit en stelt dat eventuele tekortkomingen geen volledige vernietiging rechtvaardigen. De rechtbank staat een eisvermindering toe maar laat een laat overgelegde productie (nr. 15) buiten beschouwing. Inhoudelijk benadrukt de rechtbank dat de handelaar moet aantonen dat aan informatieplichten is voldaan en ziet zij ambtshalve toe op naleving [IT 4923]. Precontractuele informatie alléén in algemene voorwaarden volstaat niet als de consument die niet actief heeft aangevinkt (ECLI:EU:C:2022:112). KPA kon het bestelproces niet deugdelijk onderbouwen met printscreens en vermeldde op de site veelal geen juiste handelsnaam, volledig vestigingsadres, telefoonnummer of e-mail; de na latere aanpassing getoonde gegevens bleven onvolledig. Voor levering acht de rechtbank de melding “gratis verzending in heel Nederland” op zichzelf toereikend, maar bij herroeping was onduidelijk hoe en waar te retourneren en werd niet transparant gemaakt dat retour naar China hoge kosten meebracht; ook is geen modelformulier verstrekt en ontbrak bevestiging van de wettelijk vereiste informatie op een duurzame gegevensdrager. De bestelknop-teksten (“nu bestellen”, “order nu”, “plaats uw bestelling”) voldoen niet aan art. 6:230v lid 3 BW (ECLI:NL:HR:2024:1355).
EPD-privacy: geen externe toegang zonder toestemming; wel inzage in inbasket- en DIM-aantekeningen
Rb. Noord-Nederland 17 september 2025, IT 4977; ECLI:NL:RBNNE:2025:3761 ([eiser] tegen UMCG). De rechtbank behandelt de vorderingen van de vader ([eiser]) tegen het UMCG over inzage/afgifte van het volledige patiëntendossier en logging van zijn in 2021 overleden zoon. Hij vordert (i) een verklaring voor recht dat het UMCG onrechtmatig handelde door een externe deskundige zonder zijn (en de zoon’s) toestemming toegang te geven tot EPD en loggegevens, (ii) primair volledige inzage/afgifte via een door UMCG aan te maken beheerders-account voor zijn partijdeskundige met onbeperkte download/printmogelijkheden (subsidiair: verklaring voor recht dat UMCG tekortschiet/onrechtmatig handelt door geen volledig dossier/logging in te richten, te bewaren of te verstrekken), plus dwangsom en kosten. Het UMCG voert aan dat al (elektronisch) is verstrekt wat moet, dat logging/privacy van medewerkers grenst aan wat verstrekt kan worden, en dat “admin-toegang” geen wettelijke basis heeft. Een poging tot minnelijke regeling (gezamenlijke deskundige met inzage-account) strandt.
Beroep ontvankelijk door gebrekkige bekendmaking; AP mag klacht afwijzen op prioriteringsbeleid
RvS 24 september 2025, IT 4976; ECLI:NL:RVS:2025:4527 ([appellant] tegen de AP). De Afdeling bestuursrechtspraak vernietigt de uitspraak van de Rechtbank Den Haag die het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk had verklaard wegens termijnoverschrijding. De Afdeling stelt het kader uiteen (Awb art. 3:41, 6:7–6:11) en onderzoekt of het AP-besluit van 11 juli 2022 op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt en aangetekend op regelmatige wijze is aangeboden. Uit Track & Trace volgt weliswaar aanbieding en doorzending naar een PostNL-punt, maar [appellant] ontving geen afhaalbericht. Gezien recente problemen met aangetekende post acht de Afdeling dat verweer geloofwaardig en is het vermoeden van regelmatige aanbieding ontzenuwd; [appellant] kon het besluit pas kennen door de brief van 1 augustus 2022. Dan geldt de door de Afdeling eerder geformuleerde zeswekenregel: binnen zes weken na feitelijke kennisname is de indiener in elk geval niet verwijtbaar te laat. Het beroepschrift, ontvangen op 11 september 2022, is daarmee niet verwijtbaar te laat. Het hoger beroep is gegrond; de rechtbankuitspraak wordt vernietigd en de Afdeling doet zelf wat de rechtbank had moeten doen.
Besluit vergunning voor de concentratie tussen KPN en Youfone blijft in stand
Rb. Rotterdam 14 oktober 2025, IT 4973; ECLI:NL:RBROT:2025:11743 (L-mobi tegen ACM). De Rechtbank Rotterdam verklaart het beroep van L-mobi (Ruban Holding B.V. en L-mobi Mobile B.V.) tegen het ACM-besluit dat vergunning verleent voor de overname van Youfone door KPN ongegrond; het besluit blijft in stand. De rechtbank stelt voorop dat de ACM de markten en effecten prospectief heeft onderzocht en acht die analyse overtuigend. Op de retailmarkt gaat de ACM uit van één nationale markt; Youfone heeft daar een beperkte positie en het gezamenlijke aandeel van KPN/Youfone in het no-frills-segment ligt rond [20–30]%. Youfone hanteert geen bijzondere prijsstelling en kent geen zeer sterke naamsbekendheid; recente toetreding/verbeterde wholesalecontracten bij andere MVNO’s (o.a. 50+Mobiel, Lebara, BudgetMobiel) ondersteunen dat geen belangrijke concurrentiekracht wegvalt. Het fusiesimulatiemodel bevestigt dat de prijseffecten van de overname gering zijn. Deze bevindingen neemt de rechtbank over.
Geschil over samenwerking verkoop software
Hof Amsterdam 23 september 2025, IT 4975; ECLI:NL:GHAMS:2025:2472 ([appellant] tegen [geïntimeerde]). Het Gerechtshof Amsterdam doet eindarrest in een geschil over de beëindigde samenwerking bij verkoop en implementatie van SAP-add-ons tussen [appellant] (NL) en [geïntimeerde] (Turkije), na een tussenarrest van 3 december 2024. Partijen twisten over wederzijdse betalings- en schadevorderingen (license fee, cloud service fee, additional development fee en schade wegens niet-opgeleverde projecten). Het hof preciseert per post het contractuele kader: facturatie in twee termijnen (tweede termijn pas bij “go live”), eerste termijn bij levering broncode; voor cloud services is (afhankelijk van de SoW-situatie) een overeenkomst tussen partijen nodig en feitelijke afname door de eindklant; voor additional development is, gelet op onderlinge e-mailafspraken, schriftelijke opdracht van de eindklant én een purchase order vereist. Verweren van [appellant] dat SoW’s ontbreken, go-live niet is gecommuniceerd of dat alleen “compatibiliteit” bestond, worden per project beoordeeld; diverse purchase orders, SoW’s (al dan niet ondertekend), een “client tracker” en een door [appellant] opgesteld overzicht dragen toewijzing van onderdelen. Schadevorderingen van [appellant] wegens niet-opgeleverde projecten stranden omdat geen rechtsgeldige ingebrekestelling is aangetoond (art. 6:82 BW); een beroep op verrekening faalt daarmee eveneens. Beroepen op uitstel van betaling (eigen klant niet gefactureerd/ontvangen) gaan niet op in het licht van de gemaakte afspraken; het hof verwerpt verder bewijsaanbiedingen die niet tot een ander oordeel kunnen leiden.
Naam- en beeldpublicatie AP-medewerkers onrechtmatig
Rb. Den Haag 6 november 2025, IT 4974; ECLI:NL:RBDHA:2019:15161 (de AP tegen [gedaagde]). De voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag oordeelt in kort geding over publicaties op de website van [gedaagde] waarin drie medewerkers van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) met naam (en deels ook foto, werkverleden en links naar social media) worden genoemd in artikelen over vermeende AVG-overtredingen rondom RIEC-samenwerking en de afhandeling van een klacht van de vader van [gedaagde]. De AP vordert (na eiswijziging) primair verwijdering en verwijderd houden van de namen van [naam 3], [naam 4] en [naam 2], de foto’s (m.n. van [naam 4]), en verwijzingen/hyperlinks naar hun social-media, plus verwijdering van specifieke passages in twee artikelen; voorts een verbod om (zonder toestemming) persoonsgegevens van AP-medewerkers zonder publieke functie opnieuw te publiceren; en een bevel aan Google om zoekresultaten/cache te verwijderen bij naamzoekopdrachten. Subsidiair vordert de AP een rectificatie. [gedaagde] voert aan dat hij maatschappelijke misstanden wil aankaarten en beroept zich op persvrijheid en het satirische karakter van de columns; de AP stelt daartegenover dat de betrokken medewerkers geen publieke personen zijn en dat de vermeldingen hen onnodig en onrechtmatig schaden. De rechter acht de AP ontvankelijk om de belangen van haar werknemers te beschermen en stelt een belangenafweging voorop tussen art. 10 EVRM (uitingsvrijheid) en art. 8 EVRM (eer en goede naam/privéleven).
Online Update European Accessibility Act op dinsdag 21 oktober 2025
Op 28 juni van dit jaar is de Europese richtlijn toegankelijkheidsvoorschriften in werking getreden. Deze richtlijn, ook wel bekend als de European Accessibility Act (EAA), heeft als doel om producten en diensten binnen de Europese Unie toegankelijker te maken voor mensen met een beperking. Op dinsdag 21 oktober om 9 uur nemen technologieadvocaten Michelle Seel en Jeroen Schouten (Pinsent Masons) u mee in de juridische en praktische implicaties van deze richtlijn. Zij bespreken in één uur wat de richtlijn betekent voor bedrijven, welke verplichtingen gelden en hoe organisaties zich kunnen voorbereiden op de handhaving. Kortom, een interactieve sessie die inzicht geeft in de toekomst van toegankelijke (digitale) dienstverlening in Europa.
Voor deze Online Update ontvangt u 1 PO-punt.
European Accessibility Act
De EAA geldt voor fabrikanten en importeurs van fysieke producten zoals ticketautomaten, telefoons, e-readers en betaalterminals. Ook bedrijven die communicatie- en e-commercediensten aanbieden, vallen onder de richtlijn. De focus ligt voornamelijk op digitale producten en diensten. Of het nu gaat om het gebruik van een geldautomaat, het boeken van een treinreis, of het navigeren op een webshop, de EEA zorgt ervoor dat mensen met een beperking niet meer worden buitengesloten en is een belangrijke stap naar een inclusievere digitale wereld.
Concreet betekent dit dat aanbieders en dienstverleners hun producten en/of diensten zo moeten ontwerpen dat ze bruikbaar zijn voor mensen met een beperking. Denk aan schermen met instelbare helderheid, spraak- en tekstmogelijkheden op websites en tijdens het telefoneren, en begrijpelijke gebruiksaanwijzingen.
Uitspraak ingezonden door mr. X.W. Koehoorn, NietBezorgd.nl.
Toerekening online-overeenkomst ondanks identiteitsfraude
Rb. Amsterdam 28 augustus 2025, IT 4970; Zaaknummer: 111606606 \ CV EXPL 25-4697 ([eiser] tegen Slee). In januari 2024 heeft [eiser] producten besteld en betaald bij MEDIAXXL. Deze producten zijn niet geleverd. Slee, de eigenaar van MEDIAXXL, deed in juni 2024 aangifte van identiteitsfraude. MEDIAXXL is in gebreke gesteld en later heeft [eiser] de overeenkomst ook ontbonden. Eiser vordert een vonnis dat Slee veroordeeld zal worden tot terugbetaling van de hoofdsom. Slee voert aan dat hij slachtoffer is van identiteitsfraude en dat derden misbruik hebben gemaakt van zijn KvK-nummer. De kantonrechter onderzoekt of er een overeenkomst is gesloten tussen [eiser] en Slee. De maatstaf hiervoor komt uit een arrest van de Hoge Raad: wanneer iemand zich valselijk als een ander voordoet en iets namens die ander verklaart, diegene zich erop kan beroepen dat de verklaring niet van hem afkomstig is. Ook wanneer de geadresseerde heeft aangenomen en redelijkerwijs mocht aannemen dat de verklaring wel van die ander afkomstig was. Dit kan onder omstandigheden anders zijn.
P-G Hartlief: Google Shopping-vermelding niet misleidend
Parket bij de Hoge Raad 12 september 2025, IT 4985; RB 3933; ECLI:NL:PHR:2025:986 (Digital Revolution tegen Google). De Procureur-Generaal Hartlief concludeert tot verwerping van het cassatieberoep van Digital Revolution (123inkt) tegen Google. De zaak gaat over Google Shopping-vermeldingen voor printercartridges van Prindo/Media Concept: in Google Shopping verschijnt een prijs met de knop “Site bezoeken”; wie doorklikt, komt op een Prindo-landingspagina waar die prijs geldt, maar met de beperking “maximaal 1 per bestelling per klant”; bij een rechtstreeks bezoek aan prindo.nl is de prijs hoger en ontbreekt die restrictie. Het hof oordeelt, en de P-G volgt dat oordeel , dat de in Google Shopping getoonde prijs op zichzelf niet misleidt, omdat de consument via de doorklik die prijs daadwerkelijk kan betalen en de essentiële beperking direct vóór het bestelbesluit zichtbaar is. Dat Google Shopping als medium geen plaats biedt voor alle details weegt mee; essentiële informatie mag op de landingspagina worden gegeven, mits tijdig vóór het besluit tot kopen. Klachten over misleidende handelspraktijken (art. 6:193a e.v. BW), misleidende reclame (art. 6:194 BW) en ongeoorloofde vergelijkende reclame (art. 6:194a BW) falen daarom. Volgens de P-G ondersteunt het dossier bovendien dat hier feitelijk sprake is van toegestane prijsdifferentiatie en dat de consument, desgewenst, meerdere stuks kan afnemen door de handeling te herhalen, zodat geen “prijslokker” ontstaat die het economische gedrag onrechtmatig beïnvloedt.
ACM-invordering dwangsommen gematigd wegens onzorgvuldige controle
CBB 16 september 2025, IT 4971; ECLI:NL:CBB:2025:475 ([naam 1] tegen ACM). Het College bevestigt dat ACM het bezwaar tegen het dwangsombesluit terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard: de e-mails van 2 en 9 augustus 2021 gingen (alleen) over het persbericht en boden geen aanknopingspunt dat [naam 1] bezwaar maakte tegen de last onder dwangsom; ACM hoefde daarover ook geen verduidelijking te vragen. Het op 22 november 2021 ingediende bezwaar was dus te laat. Voor de invordering passeert het College, net als de rechtbank, het gebrek dat ACM vooraf niet heeft gehoord met art. 6:22 Awb, omdat [naam 1] in beroep en hoger beroep alsnog haar standpunten volledig heeft kunnen toelichten en niet is benadeeld. Inhoudelijk staat vast dat de last gold voor alle lead-genererende websites en dat gedurende tien weken (5 november 2021 t/m 4 januari 2022) overtredingen zijn geconstateerd (o.a. misleidende lokale presentatie en ontbrekende bedrijfsgegevens), waarbij ACM haar bevindingen voldoende heeft onderbouwd met een Verslag van Ambtshandelingen en screenshots; aan bevindingen van de bevoegde toezichthouder mag in beginsel zwaar gewicht worden toegekend. Het hoger beroep faalt dus voor zover gericht tegen de last en de vaststelling dat dwangsommen zijn verbeurd.