DOSSIERS
Alle dossiers

Privacy  

IT 4561

Vordering tot inzage in nog te publiceren boek wordt toegewezen

Rechtbank 21 mei 2024, IT 4561; ECLI:NL:RBGEL:2024:3102 (Eiser tegen gedaagde), https://itenrecht.nl/artikelen/vordering-tot-inzage-in-nog-te-publiceren-boek-wordt-toegewezen

Rb. Gelderland 21 mei 2024, IEF 220275, IT 4561; ECLI:NL:RBGEL:2024:3102 (Eiser tegen gedaagde). [Eiser] en [gedaagde] hebben samen een dochter en hebben een ouderschapsplan opgesteld. [Gedaagde] heeft een boek geschreven geïnspireerd op haar leven met een personage gebaseerd op [eiser] en is van plan dit binnenkort te publiceren. [Eiser] heeft meerdere malen via een tussenpersoon en later via een advocaat verzocht om inzage in het manuscript om bezwaren te kunnen maken, maar [gedaagde] heeft dit geweigerd. [Gedaagde] heeft op sociale media aangekondigd dat ze een boek schrijft dat op haar leven is gebaseerd. [Eiser] vordert bij dit kort geding [gedaagde] te bevelen een exemplaar ter inzage te verstrekken. [Eiser] wil vooraf inzage in het boek van [gedaagde] om mogelijke onrechtmatigheden te controleren, wat een beperking van [gedaagde]'s vrijheid van meningsuiting inhoudt. Deze inzageverplichting kan alleen worden opgelegd in zeer uitzonderlijke omstandigheden waar publicatie onherstelbare schade zou veroorzaken. Hoewel het boek nog niet is gepubliceerd, heeft [eiser] voldoende aanwijzingen dat het mogelijk schadelijk kan zijn, dus de vordering tot inzage wordt toegewezen, waarbij [gedaagde] het boek twee weken voor publicatie aan [eiser] moet voorleggen. Het verzoek om een verbod op publicatie zonder [eiser]'s schriftelijke toestemming wordt afgewezen omdat de precieze inhoud van het boek nog niet bekend is en het niet aan [eiser] is om dit te beoordelen. De vordering om het boek te verbieden voordat het is gepubliceerd wordt ook afgewezen. De proceskosten worden tussen de partijen gecompenseerd, gezien hun eerdere affectieve relatie.

IT 4559

Art. 126jj Sv over automatische kentekenherkenning maakt geen inbreuk op 8 EVRM

Rechtbank 29 mei 2024, IT 4559; ECLI:NL:RBDHA:2024:7945 (Privacy First tegen de Staat), https://itenrecht.nl/artikelen/art-126jj-sv-over-automatische-kentekenherkenning-maakt-geen-inbreuk-op-8-evrm

Rb. Den Haag 29 mei 2024, IT 4559; ECLI:NL:RBDHA:2024:7945 (Privacy First tegen de Staat). WAMCA zaak. Op 1 januari 2019 is de ‘Wet van 22 november 2017 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de regeling van het vastleggen en bewaren van kentekengegevens door de politie’ in werking getreden. Op basis van het bij de Wet ANPR ingevoerde artikel 126jj van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is het voor opsporingsambtenaren van de politie en Koninklijke Marechaussee mogelijk om door middel van daarvoor aangewezen camera’s via de techniek van Automatic Number Plate Recognition (ANPR) kentekengegevens van passerende voertuigen vast te leggen voor een periode van vier weken. In deze zaak zijn vorderingen ingesteld in een collectieve actie namens Nederlandse ingezetenen van wie de privacy wordt geschonden door artikel 126jj van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Privacy First stelt dat artikel 126jj Sv kennelijk onverbindend is wegens strijd met artikel 8 EVRM. Het oordeel van de rechtbank is dat de regeling van artikel 126jj Sv voldoet aan de eisen van artikel 8 lid 2 EVRM. Hoewel deze regeling een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer inhoudt, is de noodzaak van deze inbreuk voldoende aangetoond, is de inbreuk proportioneel en is er geen minder ingrijpend alternatief beschikbaar. De regeling van artikel 126jj Sv valt ook onder de artikelen 7 en 8 van het Handvest, omdat deze betrekking heeft op het privéleven en de verwerking van persoonsgegevens. Het Hof heeft vastgesteld dat deze inmenging voldoet aan een doel van algemeen belang, namelijk het bestrijden van ernstige criminaliteit om de openbare veiligheid te waarborgen. De inmenging is tevens geschikt om dit doel te bereiken. De rechtbank concludeert daarnaast dat de uitvoeringspraktijk van artikel 126jj Sv niet onrechtmatig is. Er zijn onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd om te rechtvaardigen dat de uitvoeringspraktijk van artikel 126jj Sv onrechtmatig zou zijn en de vorderingen zouden kunnen ondersteunen. Daarom zullen de vorderingen van Privacy First worden afgewezen.

IT 4558

Verdachte veroordeeld wegens uitlokking van computervredebreuk

Rechtbank 27 mei 2024, IT 4558; ECLI:NL:RBMNE:2024:3434 (Openbaar Ministerie tegen verdachte), https://itenrecht.nl/artikelen/verdachte-veroordeeld-wegens-uitlokking-van-computervredebreuk

Rb. Gelderland 27 mei 2024, IT 4558; ECLI:NL:RBMNE:2024:3434 (Openbaar Ministerie tegen verdachte). [A] wordt ervan verdacht tussen 29 april en 17 mei 2021 in Bergen op Zoom iemand aangespoord te hebben om in het computersysteem van de GGD in te breken en gegevens over te nemen, waarvoor hij 500 euro bood. In dezelfde periode heeft [A] in Bergen op Zoom iemand aangespoord om 67 identificerende persoonsgegevens uit een geautomatiseerd systeem over te nemen door haar 500 euro te bieden. In december 2021 had [A] een broncode van een phishingpanel en/of phishingsite van PostNL in bezit met de bedoeling inloggegevens en klantgegevens van computersystemen en servers van bedrijven of overheidsinstanties te onderscheppen. De verdachte heeft met zijn daden ernstig inbreuk gemaakt op de privacy van deze personen en daardoor ook het vertrouwen in en van de GGD aangetast. Dit is des te ernstiger omdat de GGD tijdens de coronacrisis een essentiële rol speelde in het beschermen van de samenleving en het zoveel mogelijk operationeel houden ervan. De rechtbank acht, aan de hand van, onder meer, een huisdoorzoeking, de eerste twee feiten bewezenverklaard en veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 120 uren.

IT 4549

Buren dienen beveiligingscamera's te verplaatsen wegen privacyinbreuk

Rechtbank 5 apr 2024, IT 4549; ECLI:NL:RBLIM:2024:1684 (Eisers tegen gedaagden), https://itenrecht.nl/artikelen/buren-dienen-beveiligingscamera-s-te-verplaatsen-wegen-privacyinbreuk

Rb. Limburg 5 april 2024, IT 4549; ECLI:NL:RBLIM:2024:1684 (Eisers tegen gedaagden). Partijen zijn buren van elkaar. Gedaagden hebben ter beveiliging van hun woning drie camera’s op hun perceel geplaatst. Eisers hebben herhaaldelijk verzocht en gesommeerd om de camera’s te verplaatsen dan wel te verwijderen wegens inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer. Gedaagden hebben hier geen gehoor aan gegeven. Eisers vorderen primair een veroordeling tot verwijdering van de camera’s en subsidiair verplaatsing of verdraaiing van de camera’s. Ook willen eisers bewijs dat de camera’s niet meer beelden van hun perceel opneemt. De voorzieningenrechter oordeelt dat de camera's inbreuk maken op de privacy van de eisers, aangezien deze gericht is op hun woning en perceel. Omdat de bekabeling van de camera niet was aangesloten en de gedaagden weigerden inzage te geven in de beelden ervan, wordt geconcludeerd dat de inbreuk op de privacy zwaarder weegt dan het belang van de gedaagden om hun eigendom te beschermen. Daarom wordt de vordering van de eisers toegewezen, waarbij de gedaagden worden veroordeeld om de camera te verplaatsen of te vervangen. Daarnaast moeten de gedaagden bewijs leveren dat de camera geen beelden meer opneemt van de woning en het perceel van de eisers. Tenslotte worden dwangsommen opgelegd omdat de gedaagden niet uit zichzelf de vereiste medewerking en inzage hebben verleend.

IT 4543

Geen schadevergoeding op grond van de AVG vanwege heimelijke geluidsopname

Rechtbank 23 apr 2024, IT 4543; ECLI:NL:RBOVE:2024:2260 (Partij A tegen partij B), https://itenrecht.nl/artikelen/geen-schadevergoeding-op-grond-van-de-avg-vanwege-heimelijke-geluidsopname

Rb. Overijssel 23 april 2023, IT 4543; ECLI:NL:RBOVE:2024:2260 (Eiser tegen gedaagde). Eiser heeft een aannemingsovereenkomst met gedaagde gesloten die ertoe strekt dat eiser de badkamer van gedaagde zal renoveren. De laatste factuur die eiser hiervoor heeft gestuurd, is niet betaald. Eiser vordert een veroordeling tot betaling van €3.956,98. De rechter is van oordeel dat gedaagde zich verplicht heeft om te betalen voor de werkzaamheden, ongeacht hoe die zijn uitgevoerd. Dat gedaagde vindt dat de werkzaamheden van eiser niet af zijn, en op bepaalde punten niet goed zijn verricht, maakt dat niet anders. De vordering van eiser wordt toegewezen, gedaagde moet het geldbedrag betalen. Gedaagde heeft in reconventie betaling van herstelkosten voor het herstellen van de schade gevorderd. Deze vordering wordt deels toegewezen. Ook vraagt gedaagde om betaling van een immateriële schadevergoeding vanwege het door eiser in de procedure brengen van een geluidsopname van gedaagde, waarin een gesprek te horen is tussen de door eiser ingehuurde schilder, gedaagde en de partner van gedaagde. Eiser zou de AVG geschonden hebben, omdat gedaagde zich hierdoor enorm voelt aangetast in zijn persoonlijke levenssfeer. Gedaagde heeft dit echter niet voldoende onderbouwd. Bovendien was de opname maar slechts voor een zeer beperkte kring toegankelijk gemaakt. Deze vordering wordt derhalve afgewezen.

IT 4542

Zorgplan kan ondanks onrechtmatige verkrijging als bewijsmiddel dienen

Rechtbank 1 nov 2023, IT 4542; ECLI:NL:RBMNE:2023:7659 (Eiseres tegen gedaagde), https://itenrecht.nl/artikelen/zorgplan-kan-ondanks-onrechtmatige-verkrijging-als-bewijsmiddel-dienen

Rb. Midden-Nederland 1 november 2023, IT 4542; ECLI:NL:RBMNE:2023:7659 (Eiseres tegen gedaagde). Eiseres heeft met onderbewindgestelde een zorgovereenkomst afgesloten omtrent de zorg en verpleging van onderbewindgestelde. Op 29 juni 2022 heeft gedaagde namens onderbewindgestelde een betalingsregeling afgesproken. Betalingen blijven echter achterwege. Eiseres vordert hoofdelijke veroordeling van onderbewindgestelde en gedaagde tot betaling. De bewindvoerder en gedaagde vorderen in reconventie bevel tot verwijdering van het zorgplan, zodat het geen deel uitmaakt van de processtukken. Ook vorderen zij vernietiging van het zorgplan. De kantonrechter oordeelt als volgt.

IT 4539

Conclusie A-G: Facebook mag openbare gegevens over seksuele geaardheid niet gebruiken voor persoonlijke advertenties

HvJ EU 25 apr 2024, IT 4539; ECLI:EU:C:2024:366 (Schrems tegen Meta), https://itenrecht.nl/artikelen/conclusie-a-g-facebook-mag-openbare-gegevens-over-seksuele-geaardheid-niet-gebruiken-voor-persoonlijke-advertenties

Conclusie A-G HvJ EU 25 april 2024, IT 4539; ECLI:EU:C:2024:366 (Schrems tegen Meta). In 2018 presenteerde Meta Platforms Ireland nieuwe Facebook-servicevoorwaarden aan zijn gebruikers in de Europese Unie. Het geven van toestemming voor deze voorwaarden is vereist om aan te melden voor of toegang te krijgen tot de accounts en diensten die door Facebook worden aangeboden. De heer Maximilian Schrems, een Facebook-gebruiker en activist op het gebied van gegevensbescherming, heeft deze voorwaarden aanvaard. Hij beweert regelmatig op homoseksuelen gerichte advertenties en uitnodigingen voor overeenkomstige evenementen te hebben ontvangen. Hij stelt dat die advertenties niet rechtstreeks op zijn seksuele geaardheid zijn gebaseerd, maar op een analyse van zijn specifieke interesses. Schrems acht de verwerking van zijn gegevens onrechtmatig en heeft een zaak aanhangig gemaakt bij de Oostenrijkse rechtbank. Het Oostenrijkse Hooggerechtshof vraagt het Hof van Justitie of Facebook alle beschikbare persoonsgegevens zonder tijdsbeperking mag analyseren en verwerken met het oog op gerichte reclame. Bovendien vraagt de verwijzende rechter het Hof of een verklaring van een persoon over zijn of haar seksuele geaardheid in het kader van een paneldiscussie de verwerking van andere gegevens over dat onderwerp toelaat met het oog op het aanbieden van gerichte reclame aan hem of haar. De advocaat-generaal licht in zijn conclusie toe dat het gebruik van gegevens voor reclame moet worden beperkt in tijd, type en bron.

IT 4533

HvJ EU over de vaststelling van immateriële schade(vergoeding) bij schending AVG

HvJ EU 11 apr 2024, IT 4533; ECLI:EU:C:2024:288 (GP tegen juris), https://itenrecht.nl/artikelen/hvj-eu-over-de-vaststelling-van-immateriele-schade-vergoeding-bij-schending-avg

HvJ EU 11 april 2024, IT 4533; ECLI:EU:C:2024:288 (GP tegen juris). Verzoeker is een natuurlijke persoon die zelfstandig advocaat is en klant was bij juris, een vennootschap die een juridische databank exploiteert. Nadat hij in het hoofdgeding had vernomen dat juris zijn persoonsgegevens ook voor direct marketing gebruikte, heeft hij op 6 november 2018 al zijn toestemmingen om van dit bedrijf informatie te ontvangen per e-mail of telefoon schriftelijk ingetrokken en zich verzet tegen elke verwerking van die gegevens. Desondanks heeft verzoeker in het hoofdgeding in januari 2019 op zijn kantooradres twee reclamebrieven ontvangen die op zijn naam stonden. De eerste prejudiciële vraag gaat over artikel 82, lid 1, AVG en of schending van de AVG volstaat om van immateriële schade te spreken, ongeacht of de door deze persoon geleden schade enige ernst vertoont. Het Hof beantwoordt deze vraag ontkennend. Betrokkene moet namelijk niet alleen aantonen dat er bepalingen van de verordening zijn geschonden, maar ook dat hij dergelijke schade heeft geleden ten gevolge van deze schending.

IT 4532

Deskundige bepaalt welke medische gegevens verstrekt moeten worden

Rechtbank 9 apr 2024, IT 4532; ECLI:NL:RBOBR:2024:1569 (Verzoekster tegen NN), https://itenrecht.nl/artikelen/deskundige-bepaalt-welke-medische-gegevens-verstrekt-moeten-worden

Rb. Oost-Brabant 9 april 2024, IT 4532, LSR 2237; ECLI:NL:RBOBR:2024:1569 (Verzoekster tegen NN). Verzoekster is in 2011 een ongeval overkomen. Zij is toen aangereden door een verzekerde van Nationale Nederlanden Schadeverzekering N.V. (hierna NN). Tussen partijen is een discussie ontstaan over de precieze aard en ernst van het letsel en het causale verband tussen het ongeval en het gestelde letsel. Partijen zijn het erover eens dat er in ieder geval een psychiatrisch onderzoek moet plaatsvinden, maar zijn daarbij wel verdeeld over de vraag welke medische informatie verzoekster nog moet verstrekken. Het verzoek strekt ertoe dat de rechtbank voor het onderzoek een psychiater, een verzekeringsgeneeskundige en een arbeidsdeskundige inschakelt en de kosten door NN betaald moeten worden. Verzoekster stelt dat zij hierbij niet gehouden is om meer medische gegevens te stellen dan zij al heeft gedaan, omdat NN al beschikt over het huisartsenjournaal met betrekking tot de periode vanaf 5 jaar voor het ongeval. NN stelt dat de verzoeken om benoeming van een verzekeringsgeneeskundige en een arbeidsdeskundige prematuur zijn. Eerst moet namelijk worden vastgesteld of de gestelde medische klachten van verzoekster in medisch causaal verband staan tot het ongeval. De rechtbank oordeelt in deze tussenbeschikking als volgt.

IT 4529

Eer en goede naam directeur wordt geschonden door valse beschuldigingen

Hof 9 apr 2024, IT 4529; ECLI:NL:GHAMS:2024:862 (Appellanten tegen geïntimeerde), https://itenrecht.nl/artikelen/eer-en-goede-naam-directeur-wordt-geschonden-door-valse-beschuldigingen

Hof Amsterdam 9 april 2024, IT 4529; ECLI:NL:GHAMS:2024:862 (Appellanten tegen geïntimeerde). Het geschil heeft betrekking op de beschuldigingen aan het adres van geïntimeerde en via Dutch Solar Systems B.V. (hierna: DSS). Deze beschuldigingen bestonden uit (onjuiste) informatie die de goede naam en reputatie van geïntimeerde aantasten. Appellant meent dat geïntimeerde bij DSS – waar geïntimeerde directeur bij is geweest – heeft gefraudeerd, miljoenen euro’s heeft weggesluisd naar Gambia en de oorzaak geweest zou zijn van een FIOD-inval bij Strukton, het bedrijf van appellant. Bij vonnis van 25 juni 2019 heeft de voorzieningenrechter bij de rechtbank Overijssel appellant veroordeeld tot plaatsing van een rectificatie. Appellant is echter ook daarna in het openbaar blijven verklaren dat geïntimeerde de FIOD-inval heeft veroorzaakt. De voorzieningenrechter heeft vervolgens bij vonnis van 2 augustus 2019 geoordeeld dat appellant het maximale bedrag aan dwangsommen (€ 200.000,-) had verbeurd, en heeft de dwangsom verhoogd. Appellant komt in hoger beroep hiertegen op. Het hof sluit zich aan bij de voorzieningenrechter en oordeelt aan de hand van een belangenafweging dat het verspreiden van privécommunicatie en gegevens als onrechtmatig beschouwd moet worden. Uit het feitenmateriaal blijkt immers voldoende dat appellant de werk e-mailaccounts van geïntimeerde heeft doorzocht en het onrechtmatige gebruik van haar privé gegevens heeft gefaciliteerd door aan mogelijk belastende e-mails ter beschikking te stellen. Het hof ziet genoeg aaneleidng het maxium van de te verbeuren dwangsommen te verhogen van € 500.000,- tot € 750.000,-.