Gepubliceerd op maandag 3 juni 2024
IT 4558
Rechtbank ||
27 mei 2024
Rechtbank 27 mei 2024, IT 4558; ECLI:NL:RBMNE:2024:3434 (Openbaar Ministerie tegen verdachte), https://itenrecht.nl/artikelen/verdachte-veroordeeld-wegens-uitlokking-van-computervredebreuk

Verdachte veroordeeld wegens uitlokking van computervredebreuk

Rb. Gelderland 27 mei 2024, IT 4558; ECLI:NL:RBMNE:2024:3434 (Openbaar Ministerie tegen verdachte). [A] wordt ervan verdacht tussen 29 april en 17 mei 2021 in Bergen op Zoom iemand aangespoord te hebben om in het computersysteem van de GGD in te breken en gegevens over te nemen, waarvoor hij 500 euro bood. In dezelfde periode heeft [A] in Bergen op Zoom iemand aangespoord om 67 identificerende persoonsgegevens uit een geautomatiseerd systeem over te nemen door haar 500 euro te bieden. In december 2021 had [A] een broncode van een phishingpanel en/of phishingsite van PostNL in bezit met de bedoeling inloggegevens en klantgegevens van computersystemen en servers van bedrijven of overheidsinstanties te onderscheppen. De verdachte heeft met zijn daden ernstig inbreuk gemaakt op de privacy van deze personen en daardoor ook het vertrouwen in en van de GGD aangetast. Dit is des te ernstiger omdat de GGD tijdens de coronacrisis een essentiële rol speelde in het beschermen van de samenleving en het zoveel mogelijk operationeel houden ervan. De rechtbank acht, aan de hand van, onder meer, een huisdoorzoeking, de eerste twee feiten bewezenverklaard en veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 120 uren.

8.3 Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.

Ernst van de feiten

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan uitlokking van [A] door haar een geldbedrag te beloven om screenshots te sturen van persoonsgegevens (telefoonnummers) die in het computersysteem van de GGD stonden. [A] heeft ook daadwerkelijk tientallen screenshots met gegevens naar verdachte verstuurd. Verdachte heeft met zijn handelen ernstige inbreuk gemaakt op de privacy van deze personen en daarmee ook het vertrouwen van en in de GGD geschaad, terwijl deze organisatie juist tijdens de coronacrisis een cruciale rol vervulde in de bescherming van de samenleving en het zoveel mogelijk draaiende houden daarvan. Verdachte heeft op sluwe wijze misbruik gemaakt van een bijzondere situatie om er zelf beter van te worden.

Persoon van verdachte

Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 4 april 2024.

De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf er rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde op 123 mei 2021 is veroordeeld tot een geldboete. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.

Straf

De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. De rechtbank beschouwt de bewezenverklaarde feiten 1 en 2 als in een eendaadse samenloop begaan en past daarom gelet op het bepaalde in artikel 55 Wetboek van Strafrecht de strafbepaling voor uitlokking van computervredebreuk toe.

Met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak

wordt het volgende overwogen. Verdachte is op 10 februari 2022 verhoord, op welk moment de redelijke termijn naar het oordeel van de rechtbank in dit geval is aangevangen. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of haar raadsvrouw op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Van dergelijke bijzondere omstandigheden die een langere procesduur rechtvaardigen, is niet gebleken. Daarmee is de redelijke termijn met bijna 4 maanden overschreden. De rechtbank heeft met deze overschrijding rekening in het voordeel van verdachte gehouden bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen taakstraf.

De rechtbank wijkt bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie, onder meer omdat zij minder feiten bewezen verklaart dan gevorderd door de officier van justitie.

Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 120 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden is.