Vragen van klachtencommissie aan vertrouwenspersoon leiden niet tot schending AVG
Rb. Rotterdam 17 april 2024, IT 4562; ECLI:NL:RBROT:2024:4445 (Eiseres tegen gedaagde). Eiseres is als P&O-adviseur gaan werken voor een ziekenhuis. Gedaagde is een onderneming die zich onder meer bezighoudt met de aanpak van ongewenste omgangsvormen en klachtenonderzoeken doet. Eiseres heeft bij brief medegedeeld aan het ziekenhuis dat ze klachten wil indienen tegen haar leidinggevende en de Raad van Bestuur. Het ziekenhuis heeft aangegeven dat haar klachtencommissie is ontbonden en eiseres gevraagd of ze instemt met het instellen van gedaagde als klachtencommissie. Eiseres ging hiermee akkoord “mits daarbij wel deugdelijke procedurele waarborgen in acht worden genomen”. Eiseres vordert dat de rechtbankt voor recht verklaart dat gedaagde door haar handelwijze, in het bijzonder door het uitvoeren van het klachtonderzoek en het opstellen van het onderzoeksrapport, onrechtmatig jegens eiseres heeft gehandeld. Ze wenst schadevergoeding te ontvangen. Gedaagde zou namelijk in strijd hebben gehandeld met de AVG en ten onrechte vragen gesteld hebben aan de vertrouwenspersoon over andere onderwerpen dan de aanranding(en) in 2015. De conclusie van de rechtbank is dat niet is komen vast te staan dat gedaagde heeft gehandeld in strijd met artikel 5 of 6 van de AVG. De klachtencommissie (gedaagde) heeft immers een zekere vrijheid om (ook) vragen te stellen die niet rechtstreeks verband houden met de gegrondheid of ongegrondheid van een klachtonderdeel, maar volgens haar (toch) van belang zijn voor de oordeelsvorming, bijvoorbeeld omdat zij een beeld kunnen geven van een situatie of een persoon.