Coeo Incasso mocht gegevens verwerken voor inning vordering Staatsloterij
Rb. Amsterdam 24 april 2025, IT 4869; ECLI:NL:RBAMS:2025:3052 (Verzoeker tegen Coeo Incasso). Verzoeker wil dat zijn persoonsgegevens bij Coeo Incasso worden verwijderd, omdat volgens hem een vordering van de Staatsloterij ten onrechte zou bestaan. Dit vordert verzoeker dan ook bij de rechtbank. Hij beroept zich hierbij op artikel 35 van de UAVG en stelde dat zijn gegevens onrechtmatig waren verwerkt. Coeo Incasso verweert zich door te stellen dat zij een wettelijke grondslag heeft voor de verwerking in het kader van incassowerkzaamheden. De vordering van de Staatsloterij bedroeg € 17,50 aan hoofdsom, verhoogd tot € 57,50. Uit door Coeo overgelegde e-mails blijkt dat er sprake was van een rechtsverhouding tussen verzoeker en de Staatsloterij, waaronder levering van een lot en een teruggedraaide betaling. De rechtbank oordeelt dat het beroep van verzoeker op artikel 7A:1825 BW niet opgaat, omdat dit artikel alleen van toepassing is op illegale kansspelen zonder vergunning, en de Staatsloterij een vergunning heeft. Verder is de verwerking van persoonsgegevens door Coeo Incasso rechtmatig op grond van artikel 6 lid 1 sub c AVG, omdat zij wettelijk verplicht is incassogegevens tot twee jaar te bewaren. Daarnaast mag Coeo het recht op gegevenswissing buiten toepassing laten als dat noodzakelijk en evenredig is voor incassodoeleinden. Het verzoek tot verwijdering van de gegevens wordt dan ook afgewezen.