Huurder mag geen camera's plaatsen op grond van artikel 7:213 BW
Rb. Rotterdam 31 mei 2024, IT 4565; ECLI:NL:RBROT:2024:5009 (Eiser tegen Stiching De Leeuw van Putten). Eiser huurt een woning in Spijkenisse van De Leeuw van Putten. Er is een conflict ontstaan tussen beide partijen over de camera's die eiser aan de voor- en achterkant van de woning heeft geïnstalleerd. In afwachting van de uitspraak in deze zaak heeft hij de camera's verwijderd. Eiser vordert nu toestemming om de camera's opnieuw te mogen plaatsen. De Leeuw van Putten is het hier niet mee eens en vordert in in reconventie dat eiser wordt verboden om de camera's weer op te hangen. In beginsel is de vordering van eiser toewijsbaar en had de De Leeuw van Putten toestemming moeten geven voor de plaatsing van camera’s (op grond van artikel 7:215 BW). Het schaadt immers niet de verhuurbaarheid van de woning en leidt niet tot een waardedaling. De Leeuw van Putten betoogt echter dat eiser zich niet als een goede huurder gedraagt (artikel 7:213 BW) door de privacy van omwonenden te schenden met de camera’s. De Leeuw van Putten heeft niet duidelijk gemaakt waarom niet eerder is opgetreden tegen de camera’s en of vergelijkbare maatregelen zijn genomen tegen andere bewoners. Door De Leeuw van Putten is echter gewezen op een conflict tussen eiser en zijn buren, waarbij eiser de camera’s gebruikt om zijn buren te monitoren en bewijsmateriaal te verzamelen. Dit gebruik maakt een inbreuk op de privacy van de buren en wordt gezien als strijdig met goed huurderschap. Het belang van De Leeuw van Putten om die privacyschending te voorkomen, weegt dan ook zwaarder dan het belang dat eiser huurt een woning in Spijkenisse van De Leeuw van Putten. De plaatsing van camera’s is dus op grond van artikel 7:213 niet toelaatbaar.