Gepubliceerd op maandag 8 september 2025
IT 4943
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ||
1 jul 2025
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 1 jul 2025, IT 4943; ECLI:NL:GHARL:2025:4776 (Appellanten tegen geïntimideerden), https://itenrecht.nl/artikelen/hof-arnhem-leeuwarden-afplakken-camera-s-verplicht-in-burenruzie-overige-eisen-afgewezen

Hof Arnhem-Leeuwarden: afplakken camera’s verplicht in burenruzie, overige eisen afgewezen

Hof Arnhem-Leeuwarden 1 juli 2025; IT 4943; ECLI:NL:GHARL:2025:4776 ([appellanten] tegen [geïntimeerden]). Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in hoger beroep geoordeeld over een burenconflict. De voorzieningenrechter had eerder beslist dat [appellanten] hun beveiligingscamera’s moesten afplakken zodat geen beelden meer konden worden gemaakt van het perceel en de woning van [geïntimeerden]. Het hof bekrachtigt die beslissing: hoewel [appellanten] stellen dat een privacy-mask voldoende bescherming biedt, kunnen zij dat zelf op elk moment uitschakelen. Gezien de ernstig verstoorde verhoudingen en het gebrek aan vertrouwen mocht de voorzieningenrechter daarom een afplakplicht opleggen. De termijn van een week en de dwangsom van €100 per dag (maximaal €10.000) zijn volgens het hof redelijk.

De overige vorderingen van [appellanten], onder meer een tijdelijke erfafscheiding, een verbod op het gebruik van de steiger, een terreinverbod voor de buren, een voorschot op schadevergoeding én medewerking aan de vestiging van een erfdienstbaarheid, worden afgewezen wegens gebrek aan spoedeisend belang, onvoldoende onderbouwing of omdat ze niet in kort geding thuishoren. Het hof benadrukt dat [appellanten] zelf op hun perceel een tijdelijke erfafscheiding kunnen plaatsen, zonder medewerking van [geïntimeerden]. Hun klacht over de steiger strandt omdat de bestuursrechtelijke procedures over de legaliteit daarvan nog lopen en onvoldoende is aangetoond dat het gebruik ervan onrechtmatig is. Ook een terreinverbod acht het hof disproportioneel: het incident van juli 2024 waarbij [geïntimeerde1] een bloempot vernielde en partijen elkaar uitscholden, rechtvaardigt geen structureel verbod. Ten slotte ontbreekt een spoedeisend belang bij de gevorderde schadevergoeding. Het hoger beroep slaagt dus niet; [appellanten] moeten de proceskosten van [geïntimeerden] betalen.

3.28

Voor de beoordeling is in de eerste plaats van belang dat tussen partijen niet ter discussie staat dat op het moment dat het privacy-mask niet in werking is en de camera’s niet zijn afgeplakt, het perceel [adres] 18 in [woonplaats1] door de door [appellanten] geplaatste camera’s zichtbaar is. Dat is in beginsel onrechtmatig en daarvoor bestaat in dit geval geen rechtvaardigingsgrond. [appellanten] hebben gesteld dat van inbreuk op de privacy geen sprake (meer) is omdat zij op de camera’s een privacy-mask hebben ingesteld. Ter onderbouwing daarvan verwijzen zij naar één foto van één camera van 2 december 2023. Naar het oordeel van het hof hebben [appellanten] aldus onvoldoende onderbouwd dat geen enkele door hen geplaatste camera meer inbreuk maakt op de privacy van [geïntimeerden] Dat neemt niet weg dat ook wanneer er veronderstellenderwijze van wordt uitgegaan dat door de aanwezigheid van het privacy-mask geen enkele camera inbreuk maakt op de privacy van [geïntimeerden] , door [appellanten] niet is betwist dat zij naar believen het privacy-mask kunnen aan- en uitzetten, ook zonder dat [geïntimeerden] weten dat door [appellanten] van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt. Gezien de escalerende ruzie tussen partijen, de gespannen en verstoorde verhoudingen waarbij het onderling vertrouwen inmiddels ver te zoeken is, acht het hof van belang dat het voor [geïntimeerden] kenbaar is dat de camera’s niet ook (een deel van) hun perceel opnemen. In het kader van het treffen van een tijdelijke voorziening heeft de voorzieningenrechter tegen deze achtergrond [appellanten] dan ook kunnen veroordelen tot het afplakken van de betrokken camera’s. Van een permanente blokkering van de opname mogelijkheden van de camera’s met het privacy-mask van het perceel van [geïntimeerden] is immers geen sprake is. Het afplakken is dan een afdoend alternatief. Dat het aanbrengen van een privacy-mask doorgaans een doeltreffend en algemeen geaccepteerd middel is, maakt het oordeel in dit geval niet anders gelet op de verstoorde verhoudingen en het gebrek aan vertrouwen dat de relatie tussen deze partijen kenmerkt. Onweersproken is dat [appellanten] tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank nog hebben aangegeven dat zij het privacy-mask elk moment kunnen verwijderen, weliswaar niet met terugwerkende kracht, maar wel voor dat moment en de toekomst en dat als er aanleiding voor is, zij een nieuwe belangenafweging gaan maken. Van [geïntimeerden] hoeft niet verwacht te worden dat zij van deze mogelijke willekeur afhankelijk zijn. Tegen de achtergrond van de wijze waarop partijen met elkaar omgaan, acht het hof het door [appellanten] gestelde aanbod aan [geïntimeerden] om te allen tijde te mogen controleren of [appellanten] het privacy-mask hebben gedeactiveerd, ontoereikend. [geïntimeerden] zouden in voorkomende situaties actief contact moeten zoeken met [appellanten] , terwijl [appellanten] juist wensen dat [geïntimeerden] hun perceel niet betreden en geen direct contact op hun perceel met hen hebben. De door de voorzieningenrechter gegeven voorlopige voorziening is daardoor in de gegeven omstandigheden passend en doeltreffend.