Rb. Den Haag 28 november 2023, IT 4560; ECLI:NL:RBDHA:2023:22169 (eiser tegen de minister van Financiën). Naar eiser is een strafrechtelijk onderzoek gaande waarvoor de FIOD informatie over eiser van de Belastingdienst heeft verkregen. Eiser heeft verweerder verzocht om inzage in al zijn persoonsgegevens die de Belastingdienst over hem heeft verwerkt voorafgaand aan de verstrekking aan de FIOD. Het gaat om een inzageverzoek van alle verwerkte gegevens en met name interne emailcorrespondentie en informatie over fraudesignaleringen die betrekking hebben op eiser. Verweerder heeft in het primaire besluit allereerst in algemene zin uiteengezet welke persoonsgegevens door de Belastingdienst worden verwerkt, waarom en in welk kader dit gebeurt, met wie deze gegevens worden gedeeld en hoe lang deze gegevens worden bewaard. Het verzoek van eiser om inzage in de informatiedeling met betrekking tot de lopende strafzaak heeft verweerder afgewezen op grond van artikel 23, eerste lid, van de AVG, gelezen in samenhang met artikel 41, eerste lid, van de Uitvoeringswet AVG (hierna: UAVG). De beperking is volgens verweerder noodzakelijk voor de waarborging van de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen. Het algemeen belang van het strafrechtelijk onderzoek weegt voor verweerder zwaarder dan het belang van eiser om zijn recht op bescherming van zijn persoonsgegevens uit te oefenen. De rechtbank acht de mededeling van verweerder dat er niet meer persoonsgegevens zijn, niet ongeloofwaardig. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd dat er meer persoonsgegevens aanwezig zouden moeten zijn. De stelling van eiser dat de algemene persoonsgegevens die door verweerder zijn verstrekt geen basis zouden vormen voor een strafrechtelijk onderzoek, verandert dit oordeel niet. De rechtbank oordeelt dat de verstrekte overzichten voldoende duidelijkheid bieden over de context van de gegevens. Hoewel eiser om meer details vroeg over de uitwisseling van zijn gegevens met de FIOD en het OM, heeft verweerder alle gevonden persoonsgegevens verstrekt, waarmee aan het verzoek is voldaan. Eventuele gronden over de geheimhoudingsplicht behoeft daarom geen verdere bespreking. Het beroep van eiser is ongegrond.