6 dec 2024
Minister moet inzageverzoek FSV opnieuw beoordelen
Vzr. Rb. Midden-Nederland 6 december 2025, IT 4796; ECLI:NL:RBMNE:2024:7507 (Eiser tegen de minister van Financiën). Eiser heeft om inzage in zijn persoonsgegevens die zijn geregistreerd in de Fraude Signalerings Voorziening (FSV) verzocht. De minister weigerde aanvankelijk om de redenen voor de registratie te verstrekken, op grond van artikel 23 van de AVG. De rechtbank oordeelt in dit kort geding dat de minister de noodzaak van deze beperking niet voldoende toelicht en dat het besluit onzorgvuldig is genomen. De rechtbank stelt hierbij dat het recht op inzage in persoonsgegevens, zoals vastgelegd in artikel 15 van de AVG, niet absoluut is, maar dat beperkingen strikt noodzakelijk moeten zijn en goed gemotiveerd moeten worden. De minister heeft onvoldoende onderbouwd dat de bescherming van een externe de reden is voor de beperking. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de eiser, waaronder zijn professionele reputatie en de mogelijke impact op zijn cliënten, onvoldoende zijn meegewogen. Daarnaast stelt eiser dat de registratie mogelijk verband houdt met een melding van de maatschap waarin hij werkzaam is. De minister betoogt dat de AVG niet van toepassing is op de maatschap, maar de rechtbank wijst erop dat een maatschap geen rechtspersoon is en dat de verstrekte gegevens wel degelijk naar de eiser herleidbaar kunnen zijn. De rechtbank draagt de minister op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de belangen van de eiser en de noodzaak van eventuele beperkingen beter moeten worden gemotiveerd.
4.6. In het bestreden besluit stelt de minister zich op het standpunt dat de AVG niet van toepassing is op de maatschap, omdat de AVG ziet op de bescherming op de verwerking van natuurlijke personen en niet van rechtspersonen. Deze motivering volstaat niet. Een maatschap is geen rechtspersoon, maar een bij overeenkomst geregeld samenwerkingsverband. Bovendien merkt eiser terecht op dat de minister kennelijk juist wel gegevens van de maatschap heeft verstrekt, in reactie op het verzoek op grond van de AVG van eiser. Als de minister van oordeel is dat de verwerkte gegevens van de maatschap, geen naar eiser te herleiden persoonsgegevens betreffen, had dit duidelijk moeten worden uit het bestreden besluit.