Rechtbank Den Haag 24 januari 2023, IT 4223; ECLI:NL:RBDHA:2023:612 (eisers tegen verweerder) A is overleden op 30 april 2022. De erven van A hebben zich vervolgens als opvolgende procespartij in de procedure van wijlen A gesteld. De rechtbank ziet zich primair voor de vraag gesteld of de beroepen en het verzoek om schadevergoeding ontvankelijk zijn. Eisers stellen dat de vorderingen op grond van de AVG, die A voor zijn overlijden heeft ingediend, krachtens erfopvolging op hen zijn overgaan. De rechtbank zal eerst beoordelen of het inzagerecht, het rectificatierecht, het recht op beperking van de verwerking van persoonsgegevens en de kennisgevingsplicht van de AVG voor overgang vatbare rechten zijn. De op de AVG gebaseerde rechten op inzage, correctie, beperking van de verwerking en de kennisgevingsplicht zijn bij uitstek persoonlijk rechten, die alleen door de betrokkene zelf zijn in te roepen. Zij zijn niet vermogensrechtelijk of familierechtelijk van aard. Het zijn daarom geen voor overgang vatbare rechten zoals bedoeld in artikel 182, eerste lid, van het BW. Daarbij komt dat de AVG niet van toepassing is op gegevens van overleden personen. Ook het schadevergoedingsverzoek, dat is gebaseerd op artikel 82 van de AVG, is geen voor overgang vatbaar recht. De rechtbank concludeert daarom dat eisers de procedures niet als erfgenamen kunnen voortzetten.