2 okt 2024
Vordering verwijdering uit incidentenregister
Rb. Den Haag 2 oktober 2024, IT 4679; ECLI:NL:RBDHA:2024:16304 (Eiser tegen Nationale-Nederlanden Bank) Eiser heeft een lening aangevraagd bij Nationale-Nederlanden Bank (hierna: NN) waarbij hij een vervalst bankafschrift en een vervalste salarisspecificatie heeft overgedragen. Dit erkent eiser en hij betwist niet dat deze gedragingen hebben geleid tot opname van zijn gegevens in het Incidentenregister, het IVR en het EVR. Hij stelt wel dat de voortduring van deze registraties gelet op zijn belangen en die van NN niet proportioneel is. Hierbij heeft de registratie in het EVR de meest verstrekkende gevolgen voor hem, daarnaast heeft het EVR een hogere drempel voor opname dan nodig is voor opname in het Incidentenregister en het IVR. Aangezien opname in het EVR samenhangt met opname in het Incidentenregister moet hiervoor ook de proportionaliteit worden beoordeeld.
Voor registratie in het EVR en het Incidentenregister wordt een termijn van maximaal acht jaar aangehouden. Er moet een belangenafweging worden gemaakt er en moet tot een zo beperkt mogelijke opslagperiode van persoonsgegevens gekomen worden. De belangenafweging die NN ten tijde van de opname in het register is gemaakt leidde tot een termijn van vier jaar, een aanzienlijk kortere termijn dat het maximaal van acht jaar. Er is daarnaast sprake van een ernstig strafrechtelijk vergrijp dat een risico vormt voor de veiligheid en integriteit van de financiële sector. Hierdoor acht de voorzieningenrechter de duur van de opname in de registers van 4 jaar niet disproportioneel.
4.6. Bij opname in het Incidentenregister en het EVR moet, op grond van het Protocol ten aanzien van de registratieduur worden getoetst aan het proportionaliteitsbeginsel. Op grond van het Protocol geldt een registratietermijn van maximaal acht jaar na opname van de betreffende gegevens (tenzij er in de tussenliggende periode sprake was van een nieuwe aanleiding voor opname), maar een registratie voor die termijn is geen uitgangspunt. Het registreren van de persoonsgegevens moet bovendien ook worden gezien als het verwerken van persoonsgegevens, waarop de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: AVG) en de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: UAVG) van toepassing zijn. Uit artikel 5 lid 1 sub e en Overweging (39) in de considerans bij de AVG volgt dat de opslagperiode van persoonsgegevens tot een strikt minimum moet worden beperkt. Bij de vaststelling van de duur van de registratie moet een op de zaak toegesneden belangenafweging worden gemaakt. De uitkomst van die belangenafweging kan zijn dat een registratie van acht jaar proportioneel is, maar kan ook leiden tot een kortere registratieduur. Al met al moet door middel van een afweging van de betrokken belangen gekomen worden tot een zo beperkt mogelijke opslagperiode.1
4.7. Voorafgaand aan de beslissing om de gegevens van [eiser] op te nemen in het Incidentenregister en in het EVR heeft een belangenafweging plaatsgevonden. Dat blijkt uit de brief van NN van 20 juni 2022. Deze belangenafweging heeft vervolgens geleid dat een opname in het Incidentenregister en het EVR voor de duur van vier jaar. Dat is een aanzienlijk kortere termijn dan de maximale termijn van acht jaar.
4.8. De voorzieningenrechter is met NN van oordeel dat een belangenafweging nu niet dwingt tot een andere, kortere, registratieduur. [eiser] heeft gesteld dat NN geen concrete belangen heeft aangegeven op grond waarvan de registraties moeten voortduren. Die belangen van NN zijn echter evident. Zoals NN ter zitting ook heeft toegelicht maken Incidentenregister en het EVR onderdeel uit van het Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen (“IFI”). Het doel van dat systeem is de waarborging van de veiligheid en integriteit van de financiële sector en de bestrijding van fraude en het beoogt dat financiële instellingen een goed geïnformeerde beslissing kunnen nemen over een aanvraag. Dit is een zwaarwegend belang, dat ook een breder maatschappelijk doel dient, in het kader van de waarborging van de veiligheid en integriteit van de financiële sector.