Conclusie A-G HvJ EU: verwerking biometrische gegevens geen inbreuk op grondrecht

Conclusie A-G HvJ EU 29 juni 2023, IT 4306, ECLI:EU:C:2023:520 (RL/Landeshauptstadt Wiesbaden) In deze zaak formuleert A-G L. Medina een antwoord op een prejudiciële vraag die door de bestuursrechter in Wiesbaden tot het Hof van Justitie is gericht. De vraag luidt of de verplichting tot het opnemen en opslaan van vingerafdrukken in identiteitskaarten op grond van Verordening 2019/1157 in strijd is met hoger Unierecht, specifiek met de grondrechten vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Verdrag inzake de Werking van de Europese Unie. Aanleiding voor deze vraag was dat RL weigerde om zijn vingerafdrukken te laten registreren bij de aanvraag van een identiteitskaart. De identiteitskaart werd daarom ook geweigerd, waarna RL zich tot de rechter wendde. Deze stelde zijn vraag aan het Hof van Justitie, omdat hij twijfelt aan de geldigheid van de Verordening, zelfs als deze Verordening ook eist dat de hoogst mogelijke mate van bescherming voor de opslag van deze data moet worden verzorgd.