Gepubliceerd op woensdag 6 september 2023
IT 4366
Rechtbank Amsterdam ||
3 aug 2023
Rechtbank Amsterdam 3 aug 2023, IT 4366; ECLI:NL:RBAMS:2023:5257 (Verzoeker/Stichting Hoger Onderwijs Nederland c.s.), https://itenrecht.nl/artikelen/verzoek-op-inzage-afgewezen-vanwege-procesbelang

Verzoek op inzage afgewezen vanwege procesbelang

Rechtbank Amsterdam 3 augustus 2023, IT 4366; ECLI:NL:RBAMS:2023:5257 (Verzoeker/Stichting Hoger Onderwijs Nederland c.s.) Verzoeker werkt op basis van een arbeidsovereenkomst bij Inholland. Bezemer, een van de gedaagden, heeft in 2021 een onderzoek verricht naar het gesteld grensoverschrijdend gedrag van verzoeker. Verzoeker heeft hier niet op gereageerd, maar verzoekt een jaar later om inzage in  de verwerking van zijn persoonsgegevens. Nu deze verzoeken nergens op uitlopen, wendt verzoeker zich tot de rechtbank en vraagt hij een bevel om Inholland te dwingen om vrij te geven of zijn persoonsgegevens zijn gedeeld. Inholland c.s. voert verweer.

 

De rechtbank begint met het oordeel dat verzoeker slechts gedeeltelijk ontvankelijk kan worden verklaard. Ten aanzien van enkele van de gedaagden zijn de verzoeken te laat ingediend. Ook is het verzoek tot vernietiging niet-ontvankelijk, omdat het slechts ten tijde van de procedure is ingediend. Ten aanzien van het inzageverzoek stelt Inholland dat zij geen inzage hoeft te geven in de interne notities van het onderzoek, nu er een ontslagprocedure aanhangig is en de interne notities daarmee te maken hebben. Ook stelt Inholland dat de veiligheid van het slachtoffer van het gestelde grensoverschrijdende gedrag moet beschermen. De rechtbank gaat mee in deze stellingen. De AVG laat aan gegevensverwerkers een uitzonderingsgrond, die het recht op inzage kan beperken. De beschermde belangen, namelijk de rechtspositie van de onderneming in een aangrenzend geschil en de belangen van het vermeende slachtoffer wegen in dit geval zwaarder dan het recht op inzage. De rechtbank wijst alle ontvankelijke verzoeken af.

4.7 Voornoemde beperkingsgronden vormen onderdeel van een algemene regeling, op grond waarvan de verwerkingsverantwoordelijke (in dit geval Inholland) zelf een belangenafweging kan maken en bepaalde rechten van de betrokkene (in dit geval [verzoeker] en zijn inzagerecht) of daarmee samenhangende verplichtingen van de verwerkingsverantwoordelijke kan beperken. Een beroep hierop is enkel mogelijk in individuele gevallen, als dit strikt noodzakelijk is en geschiedt op proportionele wijze met het oog op de in lid 1 van de bepalingen genoemde belangen. De rechtbank is van oordeel dat Inholland terecht heeft aangevoerd dat zij als werkgever – onder meer op grond van artikel 3 van de Arbowet en artikel 7:611 BW – gehouden was om onderzoek in te stellen en zo nodig maatregelen te treffen omdat zij, na de melding van een werknemer, signalen ontving dat sprake zou kunnen zijn van ongewenste omgangsvormen of grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer. Zij volgt Inholland in haar stelling dat zij daarbij de rechten en belangen van de meldster en andere medewerkers van Inholland heeft te beschermen. In het verlengde hiervan kon zij dan ook besluiten dat het op grond van artikel 23 lid 1 sub i AVG (dan wel artikel 41 lid 1 sub i UAVG) noodzakelijk was om de melding van de werknemer niet integraal met [verzoeker] te delen en dat dit in de gegeven omstandigheden ook proportioneel was, gelet op de rechten van meldster en het feit dat Inholland de strekking van de melding wel heeft gedeeld. Vaststaat dat voor het overige enkel ten overstaan van Bezemer als externe partij aanvullende verklaringen zijn afgelegd door andere werknemers. Nu niet voldoende gesteld of gebleken is dat Inholland over deze verklaringen beschikt en het verzoek tegen Bezemer hiervoor niet-ontvankelijk is verklaard (zie nummer 4.2), vallen (de verwerkte persoonsgegevens in) die verklaringen buiten de reikwijdte van het inzageverzoek aan Inholland. Voor wat betreft de resterende gewenste documenten waarin persoonsgegevens van [verzoeker] zijn verwerkt, gaat het om interne notities na de melding en voorafgaand aan de ontslagprocedure. Inholland heeft in dat kader terecht erop gewezen dat zij in verband met haar belang en rechtspositie in die civiele procedure voor wat betreft die interne stukken noodzakelijkerwijs ook een beroep kon doen op de beperkingsgronden van artikel 23 lid 1 sub i en j AVG ( artikel 41 lid 1 i en j UAVG). De conclusie van het voorgaande is dat Inholland haar inzageverplichting ten opzichte van [verzoeker] niet heeft geschonden.