6 jul 2023
Onrechtmatigheid registratie rechtvaardigt wissing
Rechtbank Noord-Holland 6 juli 2023, IT 4359; ECLI:NLRBNHO:2023:7865 (Eiser/minister van Financiën) In deze zaak oordeelt de rechtbank over het beroep van eiser over de gedeeltelijke afwijzing van zijn verzoek tot inzage en correctie van zijn persoonsgegevens op grond van de AVG. Eiser is ten onrechte opgenomen in de Fraude Signalering Voorziening (hierna: FSV). Als hij daartoe inzage en verwijdering verzoekt, wordt dit slechts ten dele toegewezen. De vraag voor de rechtbank is of de minister van Financiën (hierna: verweerder) dit verzoek rechtsgeldig deels heeft afgewezen en of het verzoek tot het wissen van de persoonsgegevens van eiser terecht is afgewezen.
Eiser stelt dat er al jarenlang geheime en onrechtmatige registratie van zijn persoonsgegevens plaatsvindt. In de inzage die hij mocht doen waren, onder andere, namen van medewerkers weggelakt. Verweerder stelt dat het inzagerecht van de AVG niet bedoeld is om inzage te krijgen in stukken en documenten te verstrekken, althans geen stukken die meer informatie bevatten dan alleen persoonsgegevens. De rechtbank gaat daarin mee. Het inzagerecht van de AVG gaat over de persoonsgegevens van betrokkene zelf. Verweerder heeft terecht delen weggelakt. Ten aanzien van de weigering om de gegevens te wissen, oordeelt de rechtbank dat deze onrechtmatigheid eiser het recht op wissing geeft. Er bestaat geen grond om dit recht te beperken. Het beroep van eiser tegen het besluit is gegrond. Het besluit wordt vernietigd en de rechtbank voorziet zelf in de zaak. Verweerder krijgt de opdracht de persoonsgegevens van eiser te wissen.
6.3 De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat de persoonsgegevens van eiser onrechtmatig zijn verwerkt in de FSV. Daarmee is sprake van een van de in artikel 17, eerste lid, van de AVG genoemde gevallen, namelijk onder d, waarin de betrokkene op grond van dat artikellid recht heeft op wissing van zijn persoonsgegevens. Op grond van artikel 17, derde lid, van de AVG is het eerste lid echter niet van toepassing voor zover verwerking nodig is voor de in dat artikellid genoemde gevallen. Ook artikel 41, eerste lid, van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, vastgesteld ter uitvoering van artikel 23, eerste lid, van de AVG, bevat uitzonderingen op grond waarvan niet tot wissing van persoonsgegevens over hoeft te worden gegaan. De argumenten die verweerder noemt om niet over te gaan tot wissing van de persoonsgegevens van eiser passen echter niet in een van deze uitzonderingsgronden. De Archiefwet 1995, artikel 8:42 van de Awb en toezeggingen aan de Tweede Kamer kunnen op zichzelf geen grondslag vormen voor afwijzing van een verzoek om wissing van persoonsgegevens. Afwijzing is op grond van artikel 17, derde lid, van de AVG en artikel 41, eerste lid, van de Uitvoeringswet immers slechts toegestaan in de in die artikelleden vermelde gevallen. Voor zover verweerder heeft bedoeld een beroep te doen op artikel 17, derde lid, aanhef en onder d of e, van de AVG, is de rechtbank van oordeel dat verweerder het niet in redelijkheid noodzakelijk heeft kunnen achten om de persoonsgegevens van eiser in verband met archivering, onderzoek of juridische procedures te bewaren. Zo valt niet in te zien dat het voor de afhandeling van het AVG-verzoek van eiser nodig is om zijn persoonsgegevens te bewaren, aangezien verweerder alle in de FSV opgenomen persoonsgegevens van eiser aan hem heeft verstrekt. Evenmin valt in te zien dat het bewaren van de persoonsgegevens nodig is voor de procedures over fiscale beslissingen die ten aanzien van eiser zijn genomen en voor met die beslissingen samenhangende schadeclaims van eiser, welke procedures de aanleiding waren voor eiser om de gegevens uit de FSV op te vragen. Verweerder heeft immers toegelicht dat die beslissingen feiten van voor de FSV-registratie betreffen. Ten slotte valt ook niet in te zien dat het bewaren van de persoonsgegevens nodig is voor archivering en onderzoek in verband met de politieke verantwoording voor de FSV-registratie. Door de onderhavige procedure blijft immers vastgelegd dat eiser geregistreerd stond in de FSV. Overigens heeft verweerder ter zitting gezegd dat hij bereid is om na beëindiging van deze procedure direct over te gaan tot wissing van de persoonsgegevens van eiser. Gelet op het voorgaande mocht verweerder wissing van de persoonsgegevens van eiser niet weigeren. De beroepsgrond slaagt.