4 apr 2023
ING niet gehouden om registratie in BKR te verwijderen
Rechtbank Rotterdam 5 april 2023, IT 4361; ECLI:NL:RBROT:2023:7438 (Verzoekster/ING) In deze zaak oordeelt de rechtbank over de vraag of ING gehouden is om de registratie van verzoekster bij het Bureau Krediet Registratie (hierna: BKR) te verwijderen. Verzoekster heeft eind 2017 een creditcard aangevraagd bij ING. Zij heeft een tijd lang ongeoorloofd rood gestaan, waarna zij in het BKR is ingeschreven. In 2018 en 2019 hebben ING en verzoekster betalingsregelingen getroffen, waar verzoekster zich niet aan heeft gehouden. In 2022 betaalt verzoekster haar schuld aan de ING in één keer af en verzoekt zij verwijdering uit het BKR. ING wijst dit verzoek af. Verzoekster vraagt de rechter om ING op te dragen haar registratie uit het BKR te verwijderen.
Verzoekster geeft aan dat haar schuld relatief laag was en de kosten gemaakt waren om in haar levensbehoeften te voorzien. Zij heeft de schuld uit het oog verloren en heeft deze in een keer afgelost. Ook heeft zij een groot belang bij verwijdering van de registratie, nu zij en haar partner een tweede kind op komst hebben en het gezin door haar registratie niet kan verhuizen. ING stelt dat het algemeen belang van de registratie dient te prevaleren, ook omdat de schuld meer te maken had met kleding dan met levensbehoeften. Ook heeft zij niet gereageerd op sommaties van ING, of van een ingeschakeld incassobureau. In haar belangenafweging komt de rechtbank tot de conclusie dat het verzoek moet worden afgewezen. Verzoekster en ING hebben meermaals contact gehad over de schuld. Ook is haar gezin niet van een koopwoning afhankelijk om een groter huis te vinden, nu zij ook kunnen huren. De gestelde financiële stabiliteit van verzoekster heeft nog niet lang genoeg geduurd om verwijdering van de inschrijving te rechtvaardigen.
5.9 Een belangenafweging leidt ook niet tot het oordeel dat de registratie moet worden verwijderd. Kredietaanbieders dienen terughoudend te zijn met het verstrekken van leningen aan personen die een achterstand hebben laten ontstaan in de aflossing van kredieten. Het doel van de registraties is enerzijds dat consumenten beschermd worden tegen overkreditering en financiële problemen en anderzijds dat financiële instellingen beschermd worden tegen personen die al vrij snel na aanvang betalingsachterstanden hebben laten ontstaan en die gedurende langere tijd hebben laten bestaan. De kredietregistratie dient daarmee een zwaarwegend algemeen belang. Daar tegenover staat het persoonlijke belang van [verzoekster]. De rechtbank onderkent dat de hoogte van de schuld relatief laag is geweest, terwijl de impact van de registratie op [verzoekster] en haar gezin groot is omdat de registratie onder meer in de weg staat aan het verkrijgen van een hypothecaire financiering voor het kopen van een woning. Voor het verkrijgen van een grotere woonruimte voor haar en haar gezin is [verzoekster] echter niet afhankelijk van een koopwoning. Zij kan evengoed op zoek gaan naar een ruimere huurwoning zonder daarbij de financiële last van een hypotheek aan te gaan. [verzoekster] heeft er nog op gewezen dat haar (financiële) situatie inmiddels sinds 2020 stabiel is. Zij heeft omstandigheden aangevoerd die inderdaad op een meer stabiele (financiële) situatie zouden kunnen wijzen, maar dat neemt niet weg dat de schuld pas in augustus 2022 volledig is afgelost. Dit betekent dat de registratietermijn van vijf jaar van artikel 14 Algemeen Reglement CKI (die start vanaf het moment dat de schuld volledig is afgelost) nog maar relatief kort geleden is gestart. Er bestaat daarom nog onvoldoende zekerheid voor kredietverleners dat de financiële situatie van [verzoekster] ook stabiel zal blijven. Dit alles maakt dat het algemene belang van kredietregistratie prevaleert boven het persoonlijke belang van [verzoekster].