Gepubliceerd op donderdag 7 september 2023
IT 4368
HvJ EU ||
7 sep 2023
HvJ EU 7 sep 2023, IT 4368; (Lietuvos Respublikos generaliné prokuratūra), https://itenrecht.nl/artikelen/hof-van-justitie-opsporing-corruptiemisdrijven-staat-geen-doorspelen-persoonsgegevens-toe

Hof van Justitie: opsporing corruptiemisdrijven staat geen doorspelen persoonsgegevens toe

HvJ EU 7 september 2023, IT 4368; ECLI:EU:C:2023:631 (Lietuvos Respublikos generalinė prokuratūra) In deze prejudiciële beslissing geeft het Hof van Justitie van de Europese Unie antwoord op de vraag of de richtlijn 2002/58, in samenhang met de rechten toegekend in het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest) verbiedt om in onderzoeken naar ambtsmisdrijven die verband houden met corruptie gebruik te maken van persoonsgegevens die worden bewaard door aanbieders van elektronische-communicatiediensten en die informatie kunnen verschaffen over de gegevens en communicaties van een gebruiker van een elektronisch communicatiemiddel, ongeacht of in het concrete geval toegang tot deze gegevens is verleend met het oog op de bestrijding van zware criminaliteit en de voorkoming van ernstige bedreigingen van de openbare veiligheid. Het geschil is ontstaan hangende de strafrechtelijke procedure tegen een openbare aanklager. Deze aanklager is uit zijn ambt gezet omdat hij verdacht werd van het doorspelen van informatie aan criminelen. Hij stelt dat de informatie die voor deze veroordeling is gebruikt, niet rechtmatig is verzameld en inbreuk maakt op de rechten die hem uit hoofde van het Handvest zijn toegekend. 

Van belang in dit geschil is dat de verwerkte persoonsgegevens -  verkeers- en locatiedata - door een bevoegde autoriteit waren verzameld en aan een andere instantie waren doorgegeven in het opsporingsproces. Het Hof stelt voorop dat grondrechten beperkt mogen worden als hier een legitieme reden toe is en er een regel is die ruimte geeft voor deze beperking. In het onderhavige geval worden persoonsgegevens, verzameld om ernstige misdrijven op te sporen en voorkomen, gebruikt in de vervolging van ambtsmisdrijven die met corruptie te maken hadden. Het bestrijden van corruptie is echter, naar oordeel van het Hof, niet ernstig genoeg om inbreuk op - onder andere - het recht op privacy te rechtvaardigen. Slechts gevallen van zware criminaliteit laten een inbreuk van de omvang zoals in onderhavig geschil toe.

Het Hof (Eerste kamer) verklaart voor recht:

Artikel 15, lid 1, van richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie), zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/136/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009, gelezen in het licht van de artikelen 7, 8 en 11 en artikel 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

moet aldus worden uitgelegd dat

het eraan in de weg staat dat persoonsgegevens met betrekking tot elektronische communicatie die krachtens een op grond van deze bepaling genomen wettelijke maatregel zijn bewaard door aanbieders van elektronische-communicatiediensten en die vervolgens op grond van die maatregel aan de bevoegde autoriteiten ter beschikking zijn gesteld ter bestrijding van zware criminaliteit, kunnen worden gebruikt in onderzoeken naar ambtsmisdrijven die verband houden met corruptie.