4 okt 2024
HvJ EU: Patērētāju tiesību aizsardzības centrs
HvJ EU 4 oktober 2024, IT 4658; ECLI:EU:C:2024:854 (Patērētāju tiesību aizsardzības centrs) In Letland heeft een journalist een zaak aangespannen tegen de autoriteit PTAC vanwege een video die zonder zijn toestemming werd verspreid en zijn imago beschadigde, waarbij hij compensatie voor immateriële schade eiste. De zaak is voorgelegd aan het Hof van Justitie van de EU om verduidelijking te krijgen over art. 82 AVG. Het Hof benadrukt dat een inbreuk op de AVG op zichzelf niet voldoende is om te kunnen spreken van schade in de zin van art. 82 AVG, zie [IT 4477]. Verder oordeelt het Hof dat het aanbieden van excuses een passende vergoeding voor immateriële schade in de zin van art. 82 AVG kan vormen, met name wanneer het onmogelijk is om de toestand te herstellen, mits de geleden schade op die manier volledig wordt vergoed. Tot slot mag met betrekking tot de hoogte van de te vergoeden schade op grond van art. 82 AVG, alleen rekening worden gehouden met de daadwerkelijk geleden schade. Er mag dus geen rekening worden gehouden met de houding en beweegredenen van de verwerkingsverantwoordelijke om de betrokkene een lagere vergoeding toe te kennen dan de schade die hij daadwerkelijk heeft geleden.
24. Het Hof heeft artikel 82, lid 1, AVG herhaaldelijk aldus uitgelegd dat de enkele schending van die verordening niet volstaat om op die grond een recht op schadevergoeding toe te kennen, aangezien het bestaan van „geleden” materiële of immateriële „schade” een van de voorwaarden is voor het in die bepaling bedoelde recht op schadevergoeding, net zoals het bestaan van een schending van bepalingen van die verordening en een causaal verband tussen die schade en die schending, waarbij deze drie voorwaarden cumulatief vervuld moeten zijn. De persoon die krachtens artikel 82, lid 1, AVG verzoekt om vergoeding van immateriële schade, moet dus niet alleen aantonen dat die verordening is geschonden, maar ook dat hij door die schending daadwerkelijk dergelijke schade heeft geleden [zie in die zin arresten van 4 mei 2023, Österreichische Post (Immateriële schade in verband met de verwerking van persoonsgegevens), C‑300/21, EU:C:2023:370, punten 32, 33, 42 en 50; 20 juni 2024, Scalable Capital, C‑182/22 en C‑189/22, EU:C:2024:531, punten 41 en 42, en 20 juni 2024, PS (Verkeerd adres), C‑590/22, EU:C:2024:536, punten 22, 24, 25 en 27].
36. Artikel 82, lid 1, AVG staat er ook niet aan in de weg dat – zoals in casu is bepaald in artikel 14 van de wet van 2005 – het aanbieden van excuses een opzichzelfstaande of aanvullende vergoeding voor immateriële schade vormt, maar als voorwaarde geldt wel dat een dergelijke vorm van vergoeding zich verdraagt met de genoemde beginselen van gelijkwaardigheid en doeltreffendheid. In het bijzonder moet deze vorm van vergoeding het mogelijk maken om de immateriële schade die daadwerkelijk is geleden als gevolg van de inbreuk op die verordening, volledig te vergoeden. Het staat aan de aangezochte nationale rechter om dit na te gaan in het licht van de omstandigheden van het specifieke geval.
43. Gelet op de uitsluitend compenserende – en niet punitieve – functie die dat recht op schadevergoeding vervult, kan de ernst van een dergelijke inbreuk geen invloed hebben op het bedrag van de op grond van artikel 82, lid 1, AVG toegekende schadevergoeding en kan dit bedrag niet worden vastgesteld op een niveau dat hoger ligt dan de volledige vergoeding van de schade [zie in die zin arrest van 20 juni 2024, PS (Verkeerd adres), C‑590/22, EU:C:2024:536, punt 41 en aldaar aangehaalde rechtspraak]. Om het bedrag van een dergelijke financiële vergoeding vast te stellen, mag alleen rekening worden gehouden met de door de betrokkene daadwerkelijk geleden schade (zie in die zin arrest van 11 april 2024, juris, C‑741/21, EU:C:2024:288, punt 64).