Inschrijving geopend Mr. S.K.Martens Academie 2024-2025
Meer uit jezelf halen, je eigen praktijk versterken en leren van vakgenoten samen met vakgenoten? Dit kan met de leergang 'IE- en procesrecht in de commerciële praktijk' van de Mr. S.K. Martens Academie.
Maandag 7 november start de nieuwe lichting van klas 2024-2025. In 8 masterclasses en 4 online sessies ontdek je nieuwe processtrategieën en leer je snel tot concrete adviezen te komen. Ook dit jaar biedt de opleiding een mix aan fascinerende sprekers uit praktijk, wetenschap en rechterlijke macht bij elkaar die elk vanuit een andere invalshoek vertellen wat de inzichten, procesrechttechnieken en principes van het intellectuele eigendomsrecht zijn.
De nadruk ligt op de commerciële implicaties van de verschillende IE-rechten. We werken in kleine groepen met veel ruimte voor eigen inbreng en interactie. Zo leer je ook van elkaar en breid je tevens jouw professionele netwerk uit.
Werk samen met gelijkgestemden en leer van de besten uit het vakgebied. Krijg tips en tricks, verdiep je kennis en vergroot je professionele netwerk. Kortom: neem deel aan de klas van 2024-2025. Wees er snel bij voor de start op 7 november. Kom zelf, kom samen of tip een collega!
Benieuwd naar het programma, naar de ervaringen van studenten, of naar een offerte op maat? Stuur ons een mail of check de website. Neem voor meer vragen contact op met Claudia Zuidema of Vivien Rörsch.
Geen tekortkoming in de nakoming van softwareovereenkomst
Rb. Zeeland-West-Brabant 14 augustus 2024, IT 4769; ECLI:NL:RBZWB:2024:5628 (Rohecom tegen Dipi) Rohecom en Dipi hebben op 1 oktober 2009 een overeenkomst gesloten op basis waarvan Rohecom aan Dipi het niet-exclusieve recht heeft verleend om het softwarepakket Unishop te gebruiken. Rohecom stelt dat Dipi de onderhoudsfacturen verschuldigd is tot het einde van de overeenkomst op 2 oktober 2024. Dipi betwist de vorderingen en voert aan dat zij de overeenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd en dat de jaarfacturen niet onder de onderhoudsovereenkomst vallen. Het conflict is ontstaan doordat Dipi van mening is dat Rohecom tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen, met name in het onderhoud en de ondersteuning van de software. Rohecom vordert betaling van de openstaande facturen. De kantonrechter verwerpt de argumenten van Dipi over de tekortkomingen in de nakoming van de onderhoudsverplichtingen door Rohecom. De kern van de overeenkomst bestaat uit het onderhoud van de software waarvoor een gebruikerslicentie is afgegeven. De kantonrechter is van oordeel dat Dipi onvoldoende heeft gesteld dat de software of het onderhoud daarvan niet in orde is. De bezwaren die Dipi noemt hebben niets te maken met de software of het onderhoud, maar met de manier waarop Dipi haar voertuigen op haar website wil presenteren. De overeenkomst is daarom niet rechtsgeldig opgezegd. De vordering van Rohecom wordt toegwezen.
4.9. De kantonrechter overweegt dat de kern van de overeenkomst bestaat uit het onderhoud van de software waarvoor een gebruikerslicentie is afgegeven. De kantonrechter is van oordeel dat Dipi onvoldoende heeft gesteld dat de software of het onderhoud daarvan niet in orde is. De bezwaren die Dipi noemt hebben niets te maken met de software of het onderhoud, maar met de manier waarop Dipi haar voertuigen op haar website wil presenteren. De kantonrechter is van oordeel dat Rohecom gemotiveerd heeft onderbouwd dat dit geen onderdeel is van de overeenkomst en dit heeft Dipi onvoldoende weersproken.
4.10. Bovendien is ook niet gebleken, voor zover al sprake zou zijn van een tekortkoming, dat Rohecom in verzuim was. Volgens Dipi heeft Rohecom nagelaten om actie te ondernemen of een passend alternatief te bieden voor de ondersteuning van de functionaliteiten. Dipi heeft in dit kader verwezen naar een e-mailbericht van Rohecom waarin Rohecom aangeeft “what you see is what you get”, maar de kantonrechter is van oordeel dat Dipi hiermee een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Rohecom de gehele e-mailwisseling van partijen overgelegd, waaronder de e-mailberichten die aan dit bericht vooraf gingen en die daarop volgden, waardoor het bericht meer context heeft gekregen. Uit de gehele e-mailwisseling volgt naar het oordeel van de kantonrechter niet, zoals Dipi stelt, dat Rohecom niet bereid was om mee te denken over een oplossing, maar juist het tegendeel. En uit de e-mailwisseling volgt bovendien dat Dipi tevreden was met de door Rohecom geboden oplossing. Nergens uit blijkt dat Dipi Rohecom heeft laten weten dat zij vond dat Rohecom tekort schoot in de nakoming van de overeenkomst en dat zij Rohecom een redelijke tijd heeft gegund om alsnog correct na te komen.
Oud-werknemer moet publicaties over werkgever en collega’s verwijderen
Vzr. Rb. Rotterdam 6 augustus 2024, IT 4606; ECLI:NL:RBROT:2024:7481 (Stedin tegen gedaagde). Gedaagde is een voormalig medewerker van Stedin. Zijn contract werd niet verlengd nadat er klachten waren binnengekomen over agressief en bedreigend gedrag. Deze gebeurtenis leidde ertoe dat gedaagde zijn oude teamleider een Whatsappbericht stuurt met daarin 40 onderwerpen die naar buiten zullen komen wanneer ze “er samen niet uit zouden komen”. Waar ze precies uit moeten komen, wordt niet duidelijk. Gedaagde gaat echter verder en publiceert op zijn website artikelen die inhoudelijk betrekking hebben op zijn werk en de slechte werkomgeving. Het gaat hierbij onder andere over fraude, ongepast gedrag jegens gedaagde en andere ernstige beschuldigingen. Stedin vordert in reactie hierop een gebod tot verwijdering van al dit soort artikelen en de plaatsing van een rectificatie.
Geslaagd beroep op dwaling door verborgen kosten koppeling software
Rb. Amsterdam 26 juli 2024, IT 4605; ECLI:NL:RBAMS:2024:4655 (RentVisie tegen gedaagde). Gedaagde is verhuurder van auto’s. RentVisie levert verhuursoftware. Tijdens een avond waar RentVisie deze software presenteerde, hebben gedaagde en RentVisie elkaar gesproken. Dit gesprek ging onder andere over SnelStart, een factuur- en boekhoudprogramma dat gedaagde gebruikt voor zijn administratie. Na verdere besprekingen en onderhandelingen zijn de partijen tot een overeenkomst gekomen voor de levering van verhuursoftware. Gedaagde was hierbij in de veronderstelling dat er een koppeling gemaakt zou kunnen worden tussen SnelStart en de verhuursoftware. Nagenoeg een jaar na het sluiten van de overeenkomst heeft RentVisie medegedeeld dat voor deze koppeling een importtool nodig is en dat de prijs hiervoor minimaal 25 euro per maand is. Gedaagde heeft naar aanleiding hiervan per mail medegedeeld dat hij de overeenkomst wil opzeggen.
E-mail die Marktplaats stuurde is niet alleen informatief
RCC CvB 7 augustus 2024, RB 3848, IT 4604; 2024/00078 (Marktplaats tegen Klager). Klager heeft van Marktplaats een e-mail ontvangen waarin staat dat PostNL de tarieven voor het versturen van een pakket heeft verhoogd. Dit blijft niet beperkt tot feitelijke informatie, maar hier staat ook in dat de verzendlabels van Marktplaats hierdoor voordeliger zijn dan die van PostNL. De Commissie heeft hierover geoordeeld dat dit een wervende tekst is en er daarmee sprake is van reclame in de zin van artikel 1.2 sub a van de Code e-mail. Klager heeft geen toestemming gegeven voor dit soort e-mails, waardoor Marktplaats in strijd heeft gehandeld met artikel 1.3a van de Code e-mail. In appel stelt Marktplaats dat de Commissie de e-mail ten onrechte heeft aangemerkt als reclame. Zelfs als dit wel als reclame aangemerkt moet worden, heeft de Commissie nagelaten om de uiting in het licht van de gehele e-mail te beoordelen, die informatief van aard is.
Foto’s en video moeten van social media verwijderd worden
Vzr. Rb. Rotterdam 8 augustus 2024, IT 4603; ECLI:NL:RBROT:2024:7395 ([persoon A] tegen [persoon B]). Vonnis in verzet in kort geding. De zaak gaat over beschuldigingen op sociale media platform door persoon B over persoon A. Persoon A heeft een Stichting waar persoon B een tijd als vrijwilliger voor heeft gewerkt. Na een geschil waar de politie bij betrokken was legde persoon B deze werkzaamheden neer en heeft hierna persoon A op sociale media ervan beschuldigd dat zij de AVG zou schenden, haar aanstaande ex-man wil omleggen, een prostituee is en harddrugs en drank gebruikt. Hiertegen is persoon A een kort geding procedure begonnen waarin verstekvonnis is gewezen. Hierin is bepaald dat persoon B alle uitingen diende te verwijderen en een rectificatie moet plaatsen. Tegen dit vonnis komt persoon B in verzet.
Twitter heeft niet voldaan aan inzageverzoek

Rb. Amsterdam 4 juli 2024, IT 4602; ECLI:NL:RBAMS:2024:4019 (Verzoeker tegen Twitter).
Het Twitter-account van verzoeker is opgeschort nadat hij een tweet plaatste waarin het woord kinderporno stond. Dit bericht ging over de Europese plannen tegen kinderporno en linkte naar een artikel van de NOS. Hier kwam verzoeker pas achter nadat andere gebruikers hem niet meer konden vinden. Daarom heeft verzoeker een inzageverzoek in de zin van artikel 15 AVG ingediend bij Twitter, om er zo achter te komen waarom deze beperking opgelegd was. Dit verzoek bevatte specifieke punten waar verzoeker informatie over wilde. Hier is door Twitter niet op ingegaan. Wel is de beperking opgeheven. Verzoeker verzoekt de rechtbank om Twitter te bevelen alsnog inhoudelijk te reageren op het inzageverzoek, omdat hier tot nu toe nog niet aan voldaan is. Het gaat hierbij om inzage in geautomatiseerde besluiten, de logica daarachter, het belang daarbij en de verwachte gevolgen.
Oneerlijkheid van eiser jegens Rabobank heeft inschrijving van persoonsgegevens in het externe waarschuwingssysteem tot gevolg

Rb. Midden-Nederland 26 juni 2024, IT 4599; ECLI:NL:RBMNE:2024:4225 (Eiser tegen Rabobank). Eiser heeft als zzp’er via een overeenkomst van opdracht voor Rabobank gewerkt. Voor het sluiten van die overeenkomst is eiser gevraagd om haar nevenfuncties op te geven. Niet alleen heeft zij dit niet gedaan, maar bovendien heeft zij na aanvang van haar werkzaamheden meermaals schriftelijk in strijd met de waarheid verklaard dat zij geen nevenfuncties had. Rabobank zag zich hierdoor genoodzaakt om de overeenkomst met eiser te beëindigen en de gegevens van eiser voor de duur van twee jaar laten registreren in het Incidentenregister en het Extern Verwijzingsregister (EVR), alsmede voor de duur van acht jaar in het Intern Verwijzingsregister (IVR). Eiser vordert in kort geding dat Rabobank deze registraties verwijdert omdat die volgens haar onrechtmatig en disproportioneel zijn.
Beoordeling van Ukomst voor Europese aanbesteding ICT-werk is ontoereikend gemotiveerd door de Staat
Rb. Den Haag 2 juli 2024, IT 4601; ECLI:NL:RBDHA:2024:11201 (Ukomst tegen de Staat). Aanleiding tot dit geschil is een door de Staat georganiseerde Europese aanbesteding voor de tijdelijke inhuur van ICT-Professionals. Uit het aanbestedingsdocument volgt dat het gunningscriterium de economisch meest voordelige inschrijving op basis van de beste prijs-kwaliteitverhouding is. Prijs en kwaliteit zijn de subgunningscriteria en worden getoetst aan de hand van een aantal (wens)vragen. Ukomst heeft zich tijdig ingeschreven op de aanbesteding. Zij heeft echter een onvoldoende gescoord op de totaalscore van de wensvragen waardoor zij voor de aanbesteding is afgewezen. Ukomst maakt hiertegen bezwaar in kort geding. Primair vordert zij dat de Staat wordt geboden het gunningsvoornemen in te trekken en de inschrijvingen te laten herbeoordelen door een nieuw te benoemen, objectieve beoordelingscommissie; subsidiair vordert zij hetzelfde met als verschil dat de Staat de opdracht opnieuw aanbesteedt, te beoordelen door dezelfde commissie. De inschrijving van Ukomst zou onjuist, onzorgvuldig en willekeurig beoordeeld zijn. Om te bepalen of er aanleiding is om een voorziening te treffen kijkt de voorzieningenrechter naar de aangeboden maatregelen door Ukomst op de problematiek.
Procureur-generaal Hoge Raad over de gevolgen van vernietiging op verbeurde dwangsommen in IT-zaak

Hoge Raad 5 juli 2024, IEF 22179, IT 4598; ECLI:NL:PHR:2024:731 (DME tegen Inc). Eiser in deze zaak is DME en verweerder is Inc. Beide bedrijven houden zich bezig met het leveren van producten en diensten op het gebied van identiteitsbeveiliging van e-mailadressen. In januari 2016 hebben DME en Inc een overeenkomst gesloten met betrekking tot het gebruik en de distributie van de door Inc ontwikkelde software (hierna: de Inc-software). Op grond hiervan kreeg DME een eeuwigdurende licentie om de Inc-software te gebruiken en deze te verkopen, in ruil tegen toekenning van een optierecht aan Inc voor een meerderheidsbelang in DME. Op 13 juli 2018 heeft Inc toepassing gegeven aan haar optierecht en 50,01% van de aandelen in DME verkregen. Vanaf dat moment buigen DME en Inc zich samen over de ontwikkeling van de Inc-software, waarbij onder meer een uitgebreide versie van de Inc-software wordt ontwikkeld. Aanleiding tot het onderhavige geschil is de vraag bij wie het auteursrecht berust van deze uitgebreide versie. Het geschil heeft ertoe geleid dat Inc de samenwerking heeft stopgezet en DME de toegang tot haar systemen heeft ontnomen.