25 feb 2025
HvJ-EU: Google’s weigering van interoperabiliteit met Android Auto is misbruik van machtspositie
HvJ EU 25 februari 2025, IT 4800; ECLI:EU:C:2025:110 (Alphabet tegen Enel). In 2015 introduceerde Google Android Auto, een platform dat gebruikers toegang geeft tot hun apps via het infotainmentsysteem van hun auto. Om compatibiliteit met Android Auto te waarborgen, biedt Google zogeheten templates aan, waarmee ontwikkelaars hun apps kunnen aanpassen voor gebruik op het platform. Eind 2018 waren dergelijke templates enkel beschikbaar voor media- en berichtendiensten. Navigatie-apps van Google, zoals Google Maps en Waze, waren echter direct interoperabel met Android Auto. Enel X Italia, een dochteronderneming van de Enel-groep die een groot deel van de laadpunten voor elektrische auto’s in Italië beheert, ontwikkelde de JuicePass-app. Deze applicatie stelt gebruikers in staat laadstations te zoeken. Enel X Italia verzocht Google in september 2018 om compatibiliteit met Android Auto, maar Google weigerde dit, met als argument dat enkel media- en messagingapps van derden interoperabel waren. Dit leidde tot een klacht bij de Italiaanse mededingingsautoriteit. De conclusie hiervan luidde dat Google de toegang tot Android Auto bewust had belemmerd en vertraagd, en dat dit misbruik van machtspositie is. Hierbij werd een boete van maarliefst €102.084.433,91 aan Google opgelegd. Google vond de weg naar de rechter, hetgeen resulteerde in het voorleggen van prejudiciële vragen aan het HvJEU.
Het Hof van Justitie bevestigt dat een onderneming met een machtspositie, zoals Google met Android Auto, misbruik van machtspositie kan plegen wanneer zij weigert de interoperabiliteit van haar platform met een door een derde ontwikkelde app te verzekeren. Dit geldt zelfs als het platform niet onontbeerlijk is voor de commerciële exploitatie van die app, maar de toegankelijkheid ervan voor consumenten wél vergroot. Aangezien Google Android Auto toegankelijk heeft gemaakt voor andere derden en bepaalde apps (zoals media- en berichtendiensten) al had toegestaan, kan de weigering om JuicePass toe te laten als discriminerend en marktverstorend worden beschouwd. Google voerde aan dat de concurrentiepositie van Enel X Italia en andere aanbieders van laadapps niet was verslechterd, ondanks de weigering om toegang tot Android Auto te verlenen. Het Hof stelt echter dat behoud of groei van een concurrent niet automatisch betekent dat er geen misbruik is geweest. Ook als concurrenten blijven bestaan, kan de weigering van interoperabiliteit een rem zetten op verdere concurrentie of innovatie. Er moet worden beoordeeld of het gedrag van Google de mededinging heeft belemmerd of vervalst.
Het Hof erkent dat Google in beginsel niet verplicht is een nieuwe template te ontwikkelen als dit technische of veiligheidsproblemen zou opleveren. Een bedrijf met een machtspositie mag de toegang tot een platform weigeren wanneer dit bijvoorbeeld de integriteit of veiligheid van het systeem in gevaar brengt. Echter, indien deze problemen er niet zijn, moet Google binnen een redelijke termijn een oplossing ontwikkelen en mag het hiervoor een billijke vergoeding vragen. De relevante markt hoeft niet altijd nauwkeurig te worden afgebakend. Een potentiële markt waarop een platform zoals Android Auto invloed kan uitoefenen, kan voldoende zijn. Het Hof oordeelt tot slot dat de mededingingsautoriteiten moeten aantonen dat het weigeren van interoperabiliteit de concurrentie beperkt of verstoort, ook al is er slechts sprake van een opkomende markt. Deze uitspraak bevestigt dat dominante digitale platforms geen marktdrempels mogen opwerpen die concurrentie beperken, en onderstreept het belang van eerlijke toegang en interoperabiliteit als cruciale pijlers voor een gezonde en innovatieve digitale economie binnen de EU.
24. Gelet op het voorgaande heeft de Consiglio di Stato de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:
„1) Moet ingevolge artikel 102 VWEU het vereiste dat het product waarvan de levering wordt geweigerd onontbeerlijk is, aldus worden uitgelegd dat de toegang daartoe onontbeerlijk moet zijn voor de uitoefening van een bepaalde activiteit op een verwante markt, of is het voldoende dat de toegang onontbeerlijk is voor een gemakkelijker gebruik van de producten of diensten die worden aangeboden door de onderneming die om toegang verzoekt, in het bijzonder wanneer het product waartoe de toegang wordt geweigerd in wezen tot doel heeft het gebruik van bestaande producten of diensten te vergemakkelijken en te vereenvoudigen?
2) Kan in het kader van als leveringsweigering aangemerkt gedrag worden aangenomen dat er sprake is van misbruik in de zin van artikel 102 VWEU in een context waarin, ondanks het ontbreken van toegang tot het gevraagde product, i) de verzoekende onderneming al actief was op de markt en daarop gedurende de gehele periode van het vermeende misbruik is blijven groeien, en ii) andere marktdeelnemers, die concurreren met de onderneming die om toegang tot het product heeft verzocht, op de markt actief zijn gebleven?
3) Moet artikel 102 VWEU in het kader van misbruik dat bestaat in de weigering van toegang tot een product waarvan wordt beweerd dat het onontbeerlijk is, of een dienst waarvan dit wordt beweerd, aldus worden uitgelegd dat het feit dat het product of de dienst op het moment van het verzoek tot levering niet bestaat, moet worden beschouwd als een objectieve rechtvaardiging voor de weigering, of moet een mededingingsautoriteit op zijn minst op basis van objectieve gegevens een onderzoek doen naar de tijd die een onderneming met een machtspositie nodig heeft om het product of de dienst waarvoor om toegang wordt verzocht te ontwikkelen, of kan daarentegen van de onderneming met een machtspositie, gelet op de verantwoordelijkheid die zij op de markt heeft, worden verlangd dat zij aan de verzoeker meedeelt hoeveel tijd nodig is om het product te ontwikkelen?
4) Moet artikel 102 VWEU aldus worden uitgelegd dat een onderneming met een machtspositie die de zeggenschap heeft over een digitaal platform kan worden verplicht om haar producten aan te passen of nieuwe producten te ontwikkelen, zodat degenen die daarom verzoeken toegang kunnen krijgen tot deze producten? Indien dat het geval is: moet een onderneming met een machtspositie rekening houden met de algemene behoeften van de markt of met de behoeften van de individuele onderneming die verzoekt om toegang tot de beweerdelijk onontbeerlijke input, of moet zij, gelet op de bijzondere verantwoordelijkheid die zij op de markt heeft, in ieder geval objectieve criteria vaststellen voor de beoordeling van de aan haar gerichte aanvragen en voor het ordenen daarvan volgens prioriteit?
5) Moet artikel 102 VWEU in het kader van misbruik dat bestaat in de weigering van toegang tot een product waarvan wordt beweerd dat het onontbeerlijk is, of een dienst waarvan dit wordt beweerd, aldus worden uitgelegd dat een mededingingsautoriteit verplicht is vooraf de relevante downstreammarkt waarop het misbruik betrekking heeft vast te stellen en af te bakenen, en kan het daarbij ook gaan om een slechts potentiële markt?”