Maat- en meerwerk-problematiek: Geïntimeerde moet toch de schade van appellante vergoeden
Hof 's-Hertogenbosch 17 december 2024, IT 4826; ECLI:NL:GHSHE:2024:4059 (Appellante tegen geïntimeerde). In deze zaak draait het om een geschil tussen appellante, een producent en handelaar in zonwerings- en aanverwante producten, en geïntimeerde, een leverancier van ERP-software en maatwerkoplossingen. Appellante verwijt geïntimeerde ervan dat de implementatie van een automatiseringsproject waarvoor geïntimeerde was aangenomen dermate slecht verliep dat appellante veel tijd en kosten heeft moeten maken om het automatiseringssysteem te doen werken. Geïntimeerde stelt dat zij wel een degelijk systeem heeft geleverd, maar dat deze levering langer heeft geduurd dan in de offerte was gepland. In eerste aanleg oordeelde de rechter dat er geen schending van de zorgplicht was [zie IT 4318]. Appellante heeft twaalf grieven aangevoerd en vordert vernietiging van dit vonnis, voor zover daarbij haar vorderingen zijn afgewezen. Zij vordert alsnog toewijzing van haar oorspronkelijke vorderingen.
Actualiteiten Privacyrecht | donderdag 22 mei 2025

Snel en volledig op de hoogte van de nieuwste privacyrechtspraak? Tijdens de Actualiteiten Privacyrecht middag nemen Quinten Kroes (Brinkhof) en Vita Zwaan (Rubicon Impact & Litigation) u voor het derde jaar op rij mee in de ontwikkelingen en rechtspraak op het gebied van privacyrecht. In slechts twee uur tijd krijgt u een helder en actueel overzicht van relevante rechtspraak.
Dit jaar staan de volgende onderwerpen centraal:
- Schadeclaims en collectieve acties
- Belangrijke arresten van het HvJ EU
- Bestuursrechtelijke handhaving
Sint Maarten handelde in strijd met transparantiebeginsel door verhoging budget tijdens aanbesteding ICT systeem
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, 13 september 2024, IT 4825; ECLI:NL:OGEAM:2024:104 (BearingPoint tegen het Land). In 2017 schreef de belastingdienst van Sint Maarten (hierna: het Land) een aanbesteding uit voor een geïntegreerd ICT-systeem. BearingPoint deed hieraan mee, maar hun vordering tot nakoming van een vermeende overeenkomst werd in kort geding in 2021 afgewezen. In 2023 volgde een nieuwe aanbestedingsprocedure, waarbij BearingPoint als tweede eindigde en DataTorque als winnaar werd geselecteerd. BearingPoint vordert in deze zaak primair dat het Land Sint Maarten wordt verboden de aanbesteding definitief te gunnen aan DataTorque of een andere partij dan BearingPoint, en dat het Land verplicht wordt de voorlopige gunning in te trekken en de opdracht definitief aan BearingPoint te gunnen. BearingPoint stelt dat het Land in strijd heeft gehandeld met de Comptabiliteitsverordening en met de redelijkheid en billijkheid. Dit onder andere omdat het Land pas ná de inschrijving bekend heeft gemaakt dat het prijscriterium beoordeeld zou worden aan de hand van een specifieke staffelmethode. Dit is volgens BearingPoint in strijd met het transparantiebeginsel. Het Land stelt dat de evaluatie door een onafhankelijke commissie plaatsvond op basis van vooraf kenbare criteria.
Twitter heeft geen belang bij schorsing executie dwangsommen, ook geen opheffing, matiging of verhoging

Vzr. Rb. Amsterdam 26 maart 2025, IT 4824; ECLI:NL:RBAMS:2025:1943 (Twitter tegen gedaagde). Het Twitter-account van gedaagde is opgeschort nadat hij een tweet plaatste waarin het woord kinderporno stond. Dit bericht ging over de Europese plannen tegen kinderporno en linkte naar een artikel van de NOS. Om erachter te komen waarom deze beperking was opgelegd heeft gedaagde een inzageverzoek in de zin van artikel 15 AVG ingediend. Nadat Twitter hier niet op reageerde heeft de rechter bepaald dat zij dit alsnog moet doen [zie IT 4602]. Twitter vordert in kort geding opschorting of beperking van de executie van een eerdere rechterlijke beschikking waarin dwangsommen zijn opgelegd. Twitter stelt onder meer dat de executie onrechtmatig is of moet worden gestaakt, of in afwachting van hoger beroep moet worden opgeschort. Gedaagde vordert in reconventie vaststelling dat Twitter dwangsommen heeft verbeurd en verzoekt de eerder opgelegde dwangsom te handhaven of te verhogen.
Door werkgever afgenomen drugstest is in strijd met de AVG
Rb. Limburg 10 februari 2025, IT 4823, LSR 2283; ECLI:NL:RBLIM:2025:1565 (Sif tegen verweerder). Verweerder is in dienst bij Sif. Dit bedrijf hanteert een zero tolerance beleid wat betreft drugs en alcohol. Binnen Sif vinden er onaangekondigde alcohol- en drugscontroles aan de poort plaats. Deze worden verricht door een extern bureau. Verweerder is op een dag bij aanvang van zijn dienst positief getest op cannabis. Als gevolg hiervan verzoekt Sif de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Verweerder verweert zich tegen dit verzoek en voert hiertoe onder andere aan dat de drugstest in strijd is met de AVG en als onrechtmatig bewijs aan de kant moet worden geschoven. De rechter oordeelt dat de speekseltesten die Sif uitvoert bijzondere persoonsgegevens zijn. Volgens de AVG is het verboden deze te verwerken, tenzij er een wettelijke grondslag voor is. Voor sommige beroepen, bijvoorbeeld loodsen, is een dergelijke wettelijke grondslag ook gecreëerd. Maar voor de werkzaamheden van verweerder is die wettelijke grondslag er niet. Het is Sif niet toegestaan om met dit soort testen te controleren of haar medewerkers drugs hebben gebruikt. Er is dus inbreuk gemaakt op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van verweerder. Omdat de test niet als bewijs kan worden gebruikt wordt het verzoek tot ontbinding afgewezen.
Capgemini heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er fundamentele gebreken kleven aan de aanbestedingsprocedure
Vzr. Rb. Den Haag 4 maart 2025, IT 4822; ECLI:NL:RBDHA:2025:3645 (Capgemini tegen de Staat en Fast Enterprises). Tussen de Staat der Nederlanden (hierna: de Staat) en Capgemini is in geschil of aan de aanbestedingsprocedure fundamentele gebreken kleven. Het betreft de overheidsopdracht ‘IT Omzetbelasting’ (hierna: de Opdracht). Capgemini vordert de Staat te verbieden om de Opdracht op basis van de gunningsbeslissing aan Fast Enterprises te gunnen, de aanbestedingsprocedure te staken en gestaakt te houden en indien wenselijk de Opdracht opnieuw aan te besteden. Capgemini stelt dat de Staat tijdens de aanbesteding is afgeweken van de vooraf vastgestelde gunningssystematiek en achteraf strengere eisen heeft gesteld. De verplichting om een verklaring van SAP over artikel 43.10 van de Conceptovereenkomst te overleggen, blijkt niet uit de aanbestedingsstukken. Ook heeft de Staat volgens Capgemini onterecht haar inschrijving als voorwaardelijk aangemerkt wegens het indienen van de SAP DPA, terwijl definities van relevante begrippen ontbraken. Door achteraf nieuwe eisen te introduceren, heeft de Staat het gelijkheids- en transparantiebeginsel geschonden. De Staat en Fast Enterprises voeren verweer.
Uitspraak ingezonden door Lotte Oranje en Simon Niens, Kennedy Van der Laan.
Zembla uitzending over ontduiking van sancties tegen Iran heeft ondanks één onzorgvuldigheid een voldoende solide feitelijke basis en is niet onrechtmatig

Rb. Den Haag 19 maart 2025, IEF 22618, IT 4821; ECLI:NL:RBDHA:2025:4367 (O1 International tegen Zembla). Deze zaak gaat over een uitzending van Zembla over ‘Sluitroute Iran’. O1 International stelt dat zij in deze uitzending ten onrechte is beschuldigd van het werven van fondsen voor de Iraanse Islamitische Revolutionaire Garde en betrokken is bij mensenrechtenschendingen. Zij vordert in dit geding een verklaring van onrechtmatige publicatie, verwijdering van de publicatie, een verbod op soortgelijke beschuldigingen, het plaatsen van een rectificatie en vergoeding van de geleden schade. Volgens O1 vinden de beschuldigingen geen steun in de feiten. Zembla betwist de onrechtmatigheid van de uitingen en stelt dat er wel voldoende steun in het feitenmateriaal is. Voorafgaand aan de uitzending is immers voldoende uitgebreid en zorgvuldig onderzoek gedaan, met ruimte voor hoor en wederhoor.
Incident tot voeging in collectieve WAMCA-procedure tegen Amazon afgewezen

Rb. Rotterdam 5 maart 2025, IT 4818; ECLI:NL:RBROT:2025:2981 (Stichting Data Bescherming Nederland tegen Amazon en The Privacy Collective). Deze zaak gaat over een collectieve actie van Stichting Data Bescherming Nederland (SDBN), die opkomt voor de belangen van accounthouders van Amazon in Nederland. De vorderingen vallen onder de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA). SDBN stelt dat Amazon persoonsgegevens van accounthouders verwerkt in strijd met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). In een tussenvonnis van 13 november 2024 oordeelt de rechtbank dat het nodig is prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU), onder meer over de verhouding tussen de ontvankelijkheidseisen van de WAMCA en die van de AVG, en over de mogelijkheid voor een belangenorganisatie om schadevergoeding te vorderen op basis van de AVG. The Privacy Collective (TPC) vraagt in dit incident om zich te mogen voegen aan de zijde van SDBN, zodat zij zich kan uitlaten over de voorgenomen prejudiciële vragen. TPC voert aan dat zij zelf ook een vergelijkbare collectieve actie voert bij de rechtbank en het gerechtshof Amsterdam. De antwoorden van het HvJEU zouden volgens haar invloed kunnen hebben op haar ontvankelijkheid en de privacyrechten van haar achterban, met name als het gaat om het vorderen van schadevergoeding. Zowel Amazon als SDBN voeren gemotiveerd verweer en verzoeken de rechtbank de vordering af te wijzen.
Geen tekortkoming IT-leverancier bij cloudmigratie

SGOA 10 oktober 2022, IT 4820 (Leverancier tegen afnemer). Een IT-leverancier sluit een overeenkomst met een bedrijf op grond waarvan een specifieke persoon als interim IT-manager werkzaamheden zal verrichten in het kader van een migratie naar de cloud. Bij de migratie treden problemen op. Het bedrijf vordert betaling voor haar werkzaamheden, de IT- leverancier vergoeding van de schade die zij door de problemen heeft geleden. Het scheidsgerecht stelt vast dat op de IT-leverancier slechts inspanningsverbintenissen rustten, en dat de IT-Leverancier in de nakoming daarvan niet is tekortgeschoten. De IT-leverancier heeft volgens het scheidsgerecht ook de zorgplicht niet geschonden. De betalingsvordering wordt daarom toegewezen, de schadevergoedingsvordering afgewezen.
Onrechtmatige uitlatingen op sociale media: verboden en schadevergoeding wegens reputatieschade

Rb. Noord-Holland 22 januari 2025, IEF 22614, IT 4819; ECLI:NL:RBNHO:2025:502 (Stichting c.s. tegen gedaagden). In deze zaak vordert de Stichting Linh Son Tempel samen met eiser sub 2 en eiser sub 3 verboden, een rectificatie en schadevergoeding wegens uitlatingen die volgens hen onrechtmatig zijn en die gedaagde sub 1 heeft gepubliceerd op haar sociale media. Volgens de Stichting c.s. zijn ernstige, lasterlijke uitlatingen gedaan, waarbij eiser sub 2 (een monnik) en eiser sub 3 zonder geldige reden worden beschuldigd van diefstal en seksueel misbruik. Hun eer, goede naam en reputatie worden hierdoor ernstig aangetast. De rechtbank heeft eerder in het tussenvonnis van 4 september 2024 vastgesteld dat een vertaling door een beëdigd vertaler van de uitlatingen van gedaagde sub 1 ontbreekt en heeft de Stichting c.s. de gelegenheid gegeven zo’n vertaling alsnog in te dienen. De Stichting c.s. heeft daarna vertalingen van de gestelde lasterlijke uitlatingen ingediend. Wegens de omvang van de teksten zijn alleen de lasterlijke gedeelten vertaald. Volgens de Stichting c.s. tonen deze vertalingen aan dat de beschuldigingen in hun dagvaarding juist zijn. Zij verwijzen hierbij naar de notitie van vertaler Vu over bepaalde woorden in het Vietnamees die als respectloos en beledigend worden ervaren. De Stichting c.s. vindt dat de kosten voor deze vertalingen onderdeel zijn van de proceskosten en vraagt de rechtbank daarom gedaagde sub 1 ook hierin te veroordelen.