Toewijzing van identificerende gegevens en schorsing van Binance-account na beleggingsfraude
Rb. Den Haag 7 november 2024, IT 4677, ECLI:NL:RBDHA:2024:18170 (eiseres tegen Binance) Eiseres heeft aangifte gedaan van beleggingsfraude en oplichting nadat zij in de zomer van 2024 via een datingplatform was overgehaald om te beleggen in cryptovaluta. Zij heeft in totaal € 186.000,- ingelegd, welke cryptovaluta uiteindelijk op een oplichtersplatform terechtkwamen en vervolgens werden overgemaakt naar een gebruikersaccount bij Binance. DataExpert B.V. heeft vastgesteld dat een deel van deze cryptovaluta op een specifiek Binance-account terecht is gekomen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de eiseres rechtmatig belang heeft bij het verkrijgen van de identificerende gegevens van de klant van Binance, op wiens naam het gebruikersaccount staat. De vordering van eiseres om deze gegevens te verkrijgen wordt toegewezen op grond van artikel 843a Rv, omdat de bescheiden betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarbij de eiseres partij is. Daarnaast wordt het gebruikersaccount geschorst om te voorkomen dat de cryptovaluta zouden worden weggesluisd voordat een bodemvonnis is verkregen. De voorzieningenrechter acht het belang van eiseres om de fraudeur in rechte te kunnen betrekken zwaarder dan de privacybelangen van de klant van Binance.
Laatste kans: Nationaal Mediarechtcongres 2024 aanstaande donderdag
Op donderdag 21 november 2024 vindt ons Nationaal Mediarechtcongres plaats. Er zijn nog plekken beschikbaar. De hoofdonderwerpen van dit congres zijn uitingsvrijheid, toezicht en handhaving van het Commissariaat van de Media, AI in combinatie met mediarecht en tot slot het onlangs verschenen WRR rapport ‘Aandacht voor media. Naar nieuwe waarborgen voor hun democratische functies’.
Kortom: een gevarieerd middagprogramma over actuele ontwikkelingen in de rechtspraak, regelgeving en mediatoezicht.
Bent u erbij? Aanmelden kan alleen vandaag nog.
Uitspraak ingezonden door Merel Teunissen, Versteeg Wigman Sprey advocaten.
Hoger beroep slaagt, BNNVARA moet uitzending ‘Sluiproute Iran’ offline halen
Hof Arnhem-Leeuwarden 19 november 2024, IEF 22383, IT 4676 (Eisers tegen BNNVARA). In 2023 heeft BNNVARA een tv-programma van Zembla uitgezonden met de titel ‘Sluiproute Iran’ (hierna: de Uitzending). Hierin wordt aandacht besteed aan de rol van eiser bij het ontduiken van sancties tegen Iran. Eiser stelt zich op het standpunt dat door de Uitzending zijn eer en goede naam zijn aangetast, wat onrechtmatig is, en dat zijn recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer in de gegeven omstandigheden zwaarder moet wegen dan het recht van BNNVARA op vrijheid van meningsuiting. In een kort geding vorig jaar oordeelde de rechtbank dat de persvrijheid in dit geval diende te prevaleren en wees zij de vorderingen af [zie IEF 21408]. In hoger beroep heeft het hof de verbodsvordering alsnog toegewezen.
Disney mag overeenkomsten Buma/Stemra met andere aanbieders niet inzien
Rb. Amsterdam 2 mei 2024, IEF 22029, IT 4546; ECLI:NL:RBAMS:2024:7001 (Disney tegen Buma/Stemra). Disney maakt op haar platform Disney+, een subscription video on demand (hierna: SVOD)-dienst, gebruik van muziek die behoort tot het door Buma/Stemra beheerde repertoire. Voor dit gebruik hebben partijen een licentieovereenkomst gesloten. Disney stelt dat zij sterke indicaties heeft dat het tarief dat door Buma/Stemra wordt gehanteerd niet is gebaseerd op objectieve en niet-discriminerende criteria. Dit zou in strijd zijn met artikel 21 van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten (hierna: Wet Toezicht), artikel 102 van het VWEU en artikel 4 van de Mededingingswet. In verband daarmee verzoekt Disney bij de rechtbank op grond van artikel 843a Rv verstrekking van, primair, de meest recente overeenkomsten die Buma/Stemra met andere SVOD-aanbieders (waaronder Netflix en Apple) en, subsidiair, de geanonimiseerde versie van deze documenten. Uiterst subsidiair vordert Disney een door een onafhankelijk registeraccountant gecontroleerd en gewaarmerkt afschrift van informatie over de door Buma/Stemra toegepaste licentietarieven. Buma/Stemra betwist deze stellingen en betoogt dat het verzoek van Disney neerkomt op een “fishing expedition”.
Publiceren website in strijd met non-concurrentiebeding
Rb. Amsterdam 30 oktober 2024, IT 4674; ECLI:NL:RBAMS:2024:6632 (I.F.H. tegen naam V.O.F.) Op 3 december 2020 werd een V.O.F. verkocht aan IFH voor waarbij een non-concurrentiebeding werd overeengekomen dat twee jaar zou duren. Tijdens deze periode een vergelijkbaar reviewplatform, door de V.O.F. online gezet. Hoewel de V.O.F. aanvoerde dat de website per ongeluk online was gezet en geen economische activiteiten verrichtte, oordeelt de rechtbank dat de enkele aanwezigheid van de website al een schending van het non-concurrentiebeding inhoudt. De rechtbank wijst de gevorderde boete van € 3.755.000 af als buitensporig en matigt deze tot € 200.000, mede omdat IFH geen aantoonbare schade heeft geleden en de boete anders de koopsom van de overgenomen onderneming zou overstijgen. De rechtbank oordeelt dat de klachtplicht van artikel 6:89 BW niet van toepassing is op deze zaak, omdat het hier gaat om niet-presteren in plaats van gebrekkig presteren. De rechtbank houdt rekening met het feit dat de gepubliceerde website geen serieuze concurrentie vormt aangezien er geen economische activiteiten plaatsvonden en er geen inkomsten werden gegenereerd.
Autobedrijf moet passendheid e-mailbeveiliging aantonen na frauduleuze betaalinstructie door hacking
Hof Arnhem-Leeuwarden 5 november 2024, IT 4673; ECLI:NL:GHARL:2024:6812 (appellant tegen geïntimeerde) De koper van een auto had een bedrag overgemaakt naar een Duits bankrekeningnummer op basis van een betaalinstructie die hij ontving via het e-mailadres van het autobedrijf, de verkoper. Later bleek dat een hacker toegang had gekregen tot het e-mailaccount van het autobedrijf en de valse betaalinstructie had verstuurd. De koper vorderde schadevergoeding op grond van artikel 82 AVG, stellende dat het autobedrijf onvoldoende beveiligingsmaatregelen had getroffen.
Uitspraak ingezonden door Sam van Velze, Demi van den Berg, Nienke de Bruijn en Christiaan Alberdingk Thijm, bureau Brandeis.
Geen inbreuk op persuitgeversrecht, auteursrecht en databankenrecht met nieuws-signaleringen
Rb. Amsterdam 30 oktober 2024, IEF 22332, IT 4672; ECLI:NL:RBAMS:2024:6563 (de Uitgevers tegen HowardsHome). DPG Media, Mediahuis en NRC (de Uitgevers) hebben Knowledge Exchange, handelend onder de naam HowardsHome, voor de rechter gedaagd. De Uitgevers stellen dat HowardsHome met haar signaleringsdienst HowardsHome nieuws inbreuk maakt op hun persuitgeversrecht, auteursrecht en databankenrecht. HowardsHome biedt een signaleringsdienst aan die informatie haalt uit RSS-feeds van nieuwsberichten, waaronder die van de Uitgevers. De signaleringen bevatten een hyperlink naar het relevante bericht, inclusief de titel, een korte beschrijving van maximaal 150 tekens en wanneer beschikbaar een thumbnail.
Uitingsvrijheid hoeft niet te worden beperkt ten behoeve van privacybescherming
Vzr. Rb. Amsterdam 31 oktober 2024, IT 4670; ECLI:NL:RBAMS:2024:6673 (Gemeente Amsterdam tegen gedaagden). Gedaagden en gemeente Amsterdam hebben meerdere geschillen over het gebruik en de exploitatie van een terrein in het havengebied van Amsterdam. Onder voorbehoud van de goedkeuring van het college van B&W en de gemeenteraad hebben de gemeente en gedaagde een koopovereenkomst gesloten, maar de goedkeuring is er niet gekomen. Gedaagde heeft een brief geschreven waarin hij de gemeente verwijt onredelijk te hebben gehandeld. In deze brief noemt hij de namen van de ambtenaren en advocaat van de gemeente. De brief is gepubliceerd op een website. De gemeente stelt dat het belang van gedaagde bij vrijheid van meningsuiting minder zwaar weegt dan het belang van de medewerkers van de gemeente bij privacybescherming, omdat het noemen van hun namen niet noodzakelijk is. In deze procedure vordert de gemeente dat gedaagde wordt bevolen de namen van de medewerkers en advocaat onleesbaar te maken.
Rabobank moet BKR-registratie verwijderen
Vzr. Rb. Amsterdam 23 september 2024, IT 4669; ECLI:NL:RBAMS:2024:5899 (Eiseres tegen Rabobank). In het CKI van het BKR staat een krediet van Rabobank met een achterstandscodering en een bijzonderheidscodering op naam van eiseres. Ze heeft inmiddels de volledige openstaande vordering betaald en heeft samen met haar partner een koopovereenkomst voor een huis getekend. Daarnaast weet ze sinds kort dat ze zwanger is. Op grond van artikel 21 lid 1 AVG heeft eiseres vanwege haar specifieke situatie bezwaar gemaakt bij Rabobank tegen de verwerking van haar persoonsgegevens. Rabobank heeft het bezwaar afgewezen. Eiseres vordert in dit kort geding de verwijdering van de registratie, op straffe van dwangsommen. Eiseres stelt dat ze niet wist van de betalingsachterstand, omdat haar moeder haar rekening heeft gebruikt, de kredietlimiet heeft verhoogd, contact onderhield met de bank en deurwaarder en in haar naam een betalingsregeling heeft getroffen met de deurwaarder. De voorzieningenrechter gaat hierin mee en wijst de vordering van eiseres toe. Omdat Rabobank de registratie de volgende dag verwijdert, acht de voorzieningenrechter een dwangsom niet nodig.
Aanvullende conclusie AG inzake betekenis Prokuratuur-arrest
HR AG 5 november 2024, IEF 22370, IT 4668; ECLI:NL:PHR:2024:1158 (Aanvullende conclusie A-G). In deze zaak geeft de advocaat-generaal (AG) een aanvullende conclusie over de cassatieprocedure in het belang der wet, naar aanleiding van eerdere rechtspraak, waaronder het Prokuratuur-arrest. De AG overweegt de prejudiciële vragen die eerder door de Hoge Raad aan het Hof van Justitie van de Europese Unie zijn gesteld, in te trekken, mede gezien recente arresten van het Hof, zoals Tribunale di Bolzano en La Quadrature du Net II. Deze arresten benadrukken onder meer dat de toegang tot verkeers- en locatiegegevens strikt gereguleerd moet zijn en dat een rechterlijke machtiging nodig is bij zware inbreuken op de privacy. Er is in deze zaak sprake van cassatie in het belang der wet over het vorderen van verkeers- en locatiegegevens door de officier van justitie (OvJ) onder de Nederlandse wetgeving en de conformiteit daarvan met de EU-richtlijn 2002/58/EG over privacy in elektronische communicatie. De casus draait om de vraag of en onder welke voorwaarden de OvJ verkeers- en locatiegegevens kan verkrijgen, in het licht van Europese jurisprudentie over ernstige inbreuken op het recht op privacy.