Gepubliceerd op vrijdag 21 november 2025
IT 5016
HvJ EU ||
23 okt 2025
HvJ EU 23 okt 2025, IT 5016; ECLI:EU:C:2025:814 (IMI tegen AdC; Synlabhealth tegen AdC; SIBS e.a. tegen AdC), https://itenrecht.nl/artikelen/geen-voorafgaande-rechterlijke-machtiging-nodig-voor-beslag-op-werkmail-bij-mededingingsonderzoek

Geen voorafgaande rechterlijke machtiging nodig voor beslag op werkmail bij mededingingsonderzoek

AG HvJ EU 23 oktober 2025, gevoegde zaken C-258/23, C-259/23 en C-260/23, IT 5016; ECLI:EU:C:2025:814; (IMI tegen AdC; Synlabhealth tegen AdC; SIBS e.a. tegen AdC). In deze gevoegde zaken onderzoekt de AG of een nationale mededingingsautoriteit tijdens een bedrijfsinspectie zakelijke e-mails mag doorzoeken en kopiëren zonder voorafgaande rechterlijke machtiging. De Portugese mededingingsautoriteit (AdC) nam tijdens onderzoeken naar mogelijke schendingen van artikel 101 en 102 VWEU e-mails uit de werkmail van ondernemingen in beslag op grond van de nationale mededingingswet, met toestemming van het Openbaar Ministerie maar zonder voorafgaande rechterlijke toetsing. De verwijzende rechter wil weten of dit verenigbaar is met artikel 7 en 8 van het EU-Handvest, met name gezien het arrest Landeck (2024), waarin het Hof oordeelde dat toegang tot alle gegevens op een mobiele telefoon een zeer ernstige inmenging vormt waarvoor steeds voorafgaande rechterlijke toetsing nodig is.

De AG erkent dat het in beslag nemen van zakelijke e-mails een inmenging vormt in de rechten op privacy en gegevensbescherming, omdat dergelijke e-mails persoonsgegevens bevatten in de zin van de AVG. Die inmenging is echter aanzienlijk minder ingrijpend dan de toegang tot een volledige mobiele telefoon of tot massale telecomdata, zoals in Landeck en andere arresten over algemene en ongedifferentieerde bewaring. Mobiele telefoons bevatten een uitgebreid en gedetailleerd beeld van iemands privéleven, variërend van locatiegegevens tot sociale contacten, foto’s, gezondheidsinformatie, apps en biometrische gegevens. Zakelijke werkmail daarentegen bevat in de regel vooral beroepsmatige informatie. Persoonsgegevens daarin zijn bijkomstig en geven zonder aanvullende (niet-toegestane) verwerking geen volledig of precies beeld van iemands privéleven. Daarom kwalificeert deze inmenging volgens de AG niet als “zeer ernstig”, zodat de strengere eis van voorafgaande rechterlijke toetsing niet automatisch geldt.

Voorafgaande rechterlijke machtiging is volgens de AG uitsluitend verplicht bij inspecties in privéwoningen van werknemers of leidinggevenden (zoals bepaald in Richtlijn 2019/1) of wanneer gegevens kunnen worden gebruikt voor strafrechtelijke vervolging van natuurlijke personen. In andere gevallen, waaronder de hier aan de orde zijnde bedrijfsinspecties, verlangt artikel 7 en 8 Handvest geen voorafgaande toetsing. Lidstaten mogen vrijwillig een systeem van voorafgaande machtiging invoeren, mits volledige rechterlijke controle achteraf gewaarborgd blijft. De AG concludeert dat artikelen 7 en 8 Handvest zich niet verzetten tegen het in beslag nemen van zakelijke e-mails zonder voorafgaande rechterlijke machtiging, mits er een duidelijk wettelijk kader en strenge waarborgen bestaan en een volledige rechterlijke toetsing achteraf is verzekerd.

45. In overeenstemming met hetgeen ik in mijn eerste conclusie met betrekking tot artikel 7 van het Handvest heb voorgesteld, volgt hieruit dat artikel 8 van het Handvest aldus moet worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen de wetgeving van een lidstaat op grond waarvan de nationale mededingingsautoriteit, tijdens een inspectie die in de ruimten van een onderneming wordt verricht in het kader van een onderzoek wegens schending van artikel 101 of artikel 102 VWEU, zonder voorafgaande rechterlijke machtiging e‑mails in beslag neemt waarvan de inhoud verband houdt met het voorwerp van de inspectie, mits is voorzien, ten eerste, in een strikt wettelijk kader voor de bevoegdheden van die autoriteit, zoals beschreven in deze conclusie, alsmede, ten tweede, in passende en toereikende waarborgen tegen misbruik en willekeurig optreden, met name in de vorm van een rechterlijke toetsing achteraf van de betrokken maatregelen, zowel tijdens als na de onderzoeksprocedure.