Door werkgever afgenomen drugstest is in strijd met de AVG
Rb. Limburg 10 februari 2025, IT 4823, LSR 2283; ECLI:NL:RBLIM:2025:1565 (Sif tegen verweerder). Verweerder is in dienst bij Sif. Dit bedrijf hanteert een zero tolerance beleid wat betreft drugs en alcohol. Binnen Sif vinden er onaangekondigde alcohol- en drugscontroles aan de poort plaats. Deze worden verricht door een extern bureau. Verweerder is op een dag bij aanvang van zijn dienst positief getest op cannabis. Als gevolg hiervan verzoekt Sif de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Verweerder verweert zich tegen dit verzoek en voert hiertoe onder andere aan dat de drugstest in strijd is met de AVG en als onrechtmatig bewijs aan de kant moet worden geschoven. De rechter oordeelt dat de speekseltesten die Sif uitvoert bijzondere persoonsgegevens zijn. Volgens de AVG is het verboden deze te verwerken, tenzij er een wettelijke grondslag voor is. Voor sommige beroepen, bijvoorbeeld loodsen, is een dergelijke wettelijke grondslag ook gecreëerd. Maar voor de werkzaamheden van verweerder is die wettelijke grondslag er niet. Het is Sif niet toegestaan om met dit soort testen te controleren of haar medewerkers drugs hebben gebruikt. Er is dus inbreuk gemaakt op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van verweerder. Omdat de test niet als bewijs kan worden gebruikt wordt het verzoek tot ontbinding afgewezen.
Capgemini heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er fundamentele gebreken kleven aan de aanbestedingsprocedure
Vzr. Rb. Den Haag 4 maart 2025, IT 4822; ECLI:NL:RBDHA:2025:3645 (Capgemini tegen de Staat en Fast Enterprises). Tussen de Staat der Nederlanden (hierna: de Staat) en Capgemini is in geschil of aan de aanbestedingsprocedure fundamentele gebreken kleven. Het betreft de overheidsopdracht ‘IT Omzetbelasting’ (hierna: de Opdracht). Capgemini vordert de Staat te verbieden om de Opdracht op basis van de gunningsbeslissing aan Fast Enterprises te gunnen, de aanbestedingsprocedure te staken en gestaakt te houden en indien wenselijk de Opdracht opnieuw aan te besteden. Capgemini stelt dat de Staat tijdens de aanbesteding is afgeweken van de vooraf vastgestelde gunningssystematiek en achteraf strengere eisen heeft gesteld. De verplichting om een verklaring van SAP over artikel 43.10 van de Conceptovereenkomst te overleggen, blijkt niet uit de aanbestedingsstukken. Ook heeft de Staat volgens Capgemini onterecht haar inschrijving als voorwaardelijk aangemerkt wegens het indienen van de SAP DPA, terwijl definities van relevante begrippen ontbraken. Door achteraf nieuwe eisen te introduceren, heeft de Staat het gelijkheids- en transparantiebeginsel geschonden. De Staat en Fast Enterprises voeren verweer.
Uitspraak ingezonden door Lotte Oranje en Simon Niens, Kennedy Van der Laan.
Zembla uitzending over ontduiking van sancties tegen Iran heeft ondanks één onzorgvuldigheid een voldoende solide feitelijke basis en is niet onrechtmatig

Rb. Den Haag 19 maart 2025, IEF 22618, IT 4821; ECLI:NL:RBDHA:2025:4367 (O1 International tegen Zembla). Deze zaak gaat over een uitzending van Zembla over ‘Sluitroute Iran’. O1 International stelt dat zij in deze uitzending ten onrechte is beschuldigd van het werven van fondsen voor de Iraanse Islamitische Revolutionaire Garde en betrokken is bij mensenrechtenschendingen. Zij vordert in dit geding een verklaring van onrechtmatige publicatie, verwijdering van de publicatie, een verbod op soortgelijke beschuldigingen, het plaatsen van een rectificatie en vergoeding van de geleden schade. Volgens O1 vinden de beschuldigingen geen steun in de feiten. Zembla betwist de onrechtmatigheid van de uitingen en stelt dat er wel voldoende steun in het feitenmateriaal is. Voorafgaand aan de uitzending is immers voldoende uitgebreid en zorgvuldig onderzoek gedaan, met ruimte voor hoor en wederhoor.
Incident tot voeging in collectieve WAMCA-procedure tegen Amazon afgewezen

Rb. Rotterdam 5 maart 2025, IT 4818; ECLI:NL:RBROT:2025:2981 (Stichting Data Bescherming Nederland tegen Amazon en The Privacy Collective). Deze zaak gaat over een collectieve actie van Stichting Data Bescherming Nederland (SDBN), die opkomt voor de belangen van accounthouders van Amazon in Nederland. De vorderingen vallen onder de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (WAMCA). SDBN stelt dat Amazon persoonsgegevens van accounthouders verwerkt in strijd met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). In een tussenvonnis van 13 november 2024 oordeelt de rechtbank dat het nodig is prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU), onder meer over de verhouding tussen de ontvankelijkheidseisen van de WAMCA en die van de AVG, en over de mogelijkheid voor een belangenorganisatie om schadevergoeding te vorderen op basis van de AVG. The Privacy Collective (TPC) vraagt in dit incident om zich te mogen voegen aan de zijde van SDBN, zodat zij zich kan uitlaten over de voorgenomen prejudiciële vragen. TPC voert aan dat zij zelf ook een vergelijkbare collectieve actie voert bij de rechtbank en het gerechtshof Amsterdam. De antwoorden van het HvJEU zouden volgens haar invloed kunnen hebben op haar ontvankelijkheid en de privacyrechten van haar achterban, met name als het gaat om het vorderen van schadevergoeding. Zowel Amazon als SDBN voeren gemotiveerd verweer en verzoeken de rechtbank de vordering af te wijzen.
Geen tekortkoming IT-leverancier bij cloudmigratie

SGOA 10 oktober 2022, IT 4820 (Leverancier tegen afnemer). Een IT-leverancier sluit een overeenkomst met een bedrijf op grond waarvan een specifieke persoon als interim IT-manager werkzaamheden zal verrichten in het kader van een migratie naar de cloud. Bij de migratie treden problemen op. Het bedrijf vordert betaling voor haar werkzaamheden, de IT- leverancier vergoeding van de schade die zij door de problemen heeft geleden. Het scheidsgerecht stelt vast dat op de IT-leverancier slechts inspanningsverbintenissen rustten, en dat de IT-Leverancier in de nakoming daarvan niet is tekortgeschoten. De IT-leverancier heeft volgens het scheidsgerecht ook de zorgplicht niet geschonden. De betalingsvordering wordt daarom toegewezen, de schadevergoedingsvordering afgewezen.
Onrechtmatige uitlatingen op sociale media: verboden en schadevergoeding wegens reputatieschade

Rb. Noord-Holland 22 januari 2025, IEF 22614, IT 4819; ECLI:NL:RBNHO:2025:502 (Stichting c.s. tegen gedaagden). In deze zaak vordert de Stichting Linh Son Tempel samen met eiser sub 2 en eiser sub 3 verboden, een rectificatie en schadevergoeding wegens uitlatingen die volgens hen onrechtmatig zijn en die gedaagde sub 1 heeft gepubliceerd op haar sociale media. Volgens de Stichting c.s. zijn ernstige, lasterlijke uitlatingen gedaan, waarbij eiser sub 2 (een monnik) en eiser sub 3 zonder geldige reden worden beschuldigd van diefstal en seksueel misbruik. Hun eer, goede naam en reputatie worden hierdoor ernstig aangetast. De rechtbank heeft eerder in het tussenvonnis van 4 september 2024 vastgesteld dat een vertaling door een beëdigd vertaler van de uitlatingen van gedaagde sub 1 ontbreekt en heeft de Stichting c.s. de gelegenheid gegeven zo’n vertaling alsnog in te dienen. De Stichting c.s. heeft daarna vertalingen van de gestelde lasterlijke uitlatingen ingediend. Wegens de omvang van de teksten zijn alleen de lasterlijke gedeelten vertaald. Volgens de Stichting c.s. tonen deze vertalingen aan dat de beschuldigingen in hun dagvaarding juist zijn. Zij verwijzen hierbij naar de notitie van vertaler Vu over bepaalde woorden in het Vietnamees die als respectloos en beledigend worden ervaren. De Stichting c.s. vindt dat de kosten voor deze vertalingen onderdeel zijn van de proceskosten en vraagt de rechtbank daarom gedaagde sub 1 ook hierin te veroordelen.
DeLex zoekt juridisch redactioneel stagiair voor juli 2025 t/m september 2025

Wil jij je als student verdiepen in de laatste ontwikkelingen binnen de vakgebieden Intellectuele Eigendom, ICT-recht en Privacy?
Kom dan vanaf juli 2025 (precieze datum in overleg) stagelopen bij deLex! DeLex is een juridische uitgeverij gericht op juridische professionals in deze vakgebieden. Zo beheren wij de online databases IE-forum.nl en ITenrecht.nl, geven we een aantal vakbladen uit en verzorgen we congressen en andere opleidingen.
Tijdens de stage maak je kennis met de werkzaamheden binnen een juridische uitgeverij. Je werkt drie maanden nauw samen met de uitgever en andere (web)redacteuren die je de kneepjes van het vak snel bijbrengen. Daarnaast bieden de congressen je de kans om te netwerken en de IE-community te leren kennen. Veel van onze stagiaires werken inmiddels bij bekende advocatenkantoren, instanties en bedrijven.
Geen sprake van een onrechtmatige inbreuk op de privacy door gebruik camera's
Rb. Midden Nederland, IT 4817; ECLI:NL:RBMNE:2025:987 (Eiseres tegen gedaagde). De gebruikers van de panden van eiseres maken op grond van een erfdienstbaarheid gebruik van een doorgang van VvE straat 1 (hierna: de VvE). Deze doorgang is ontsloten met een poort en een deur. De VvE is van plan om de sloten van deze poort en deur te wijzigen en het sleutelbeheer uit te voeren. Volgens eiseres is dit in strijd met de erfdienstbaarheid en de kwalitatieve verplichting, omdat de gebruikers van de panden van eiseres dan niet ongestoord gebruik kunnen maken van de doorgang. Daarbij heeft de VvE camera’s geplaatst in de doorgang. Eiseres stelt dat dit een inbreuk vormt op de privacy van de gebruikers van haar panden. eiseres vordert daarom, op straffe van een dwangsom, een verbod voor de VvE om het slot van de poort te veranderen zonder voldoende sleutels aan eiseres af te geven en dat de VvE de camera’s verwijdert. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van eiseres af, omdat de VvE geen inbreuk maakt op de erfdienstbaarheid en de kwalitatieve verplichting. Ook is er geen sprake van een onrechtmatige inbreuk op de privacy van de gebruikers van de panden van eiseres. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft eiseres onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de camera’s een ongerechtvaardigde inbreuk maken op de privacy van de gebruikers van haar panden.
Uitspraak ingezonden door Patty de Leeuwe, Visser Schaap & Kreijger.
Artikel over MH17-desinformatie door burgerjournalist feitelijk onderbouwd
Rb. Amsterdam 20 maart 2025, IEF 22612, IT 4816; ECLI:NL:RBAMS:2025:1678 (Eiser tegen de Groene Amsterdammer). Eiser heeft op zijn eigen website artikelen geplaatst waarin hij de resultaten van de officiële onderzoeken naar het neerstorten van vlucht MH17 in twijfel trekt. De Groene Amsterdammer (hierna: DGA) publiceerde in 2020 op haar website een artikel met als titel: ‘Nederlandse MH17-activist blijkt schaakstuk voor Russische inlichtingendienst’. In dit artikel wordt gesuggereerd dat eiser desinformatie verspreidt over de MH17-ramp en nauw samenwerkt met een Russische inlichtingendienst. Er wordt verwezen naar een rapport van het internationale collectief van onderzoeksjournalisten Bellingcat (hierna: het Bellingcat-rapport). Eiser vordert in deze procedure een rectificatie en schadevergoeding, stellende dat de beschuldigingen van DGA feitelijk onjuist zijn. DGA voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
Hof van Justitie: Geen verplichte verlenging van radiospectrumrechten uit oude vergunningen
HvJEU 27 februari 2025, IT 4815; ECLI:EU:C:2025:126 (T-2 tegen Sloveense telecomautoriteit). Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft geoordeeld dat artikel 49, leden 1 en 2, van richtlijn 2018/1972 (Europees wetboek voor elektronische communicatie) niet van toepassing is op individuele gebruiksrechten voor radiospectrum die vóór de inwerkingtreding van deze richtlijn zijn verleend, maar na die datum verstrijken. Het geschil draaide om het Sloveense telecombedrijf T-2, dat in 2006 een vergunning kreeg voor het gebruik van radiospectrum voor een periode van 15 jaar. In 2021 vroeg T-2 een verlenging van deze vergunning met vijf jaar, maar de Sloveense telecomautoriteit wees dit verzoek af. Volgens de nationale regelgeving kon een dergelijke vergunning niet worden verlengd tot meer dan 15 jaar. T-2 betoogde dat de weigering in strijd was met artikel 49 van richtlijn 2018/1972, dat een minimale looptijd van 15 jaar en een mogelijke verlenging voorschrijft om investeringszekerheid te bieden. De Sloveense rechter stelde prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie over de reikwijdte en rechtstreekse werking van deze bepaling.