ICT-hardware aanbestedingsprocedure is geldig
Vzr. Rb. Den Haag 27 juni 2024, IT 4596; ECLI:NL:RBDHA:2024:11454 (Dustin tegen Delfland). Dit kort geding betreft een door Delfland georganiseerde openbare Europese aanbestedingsprocedure voor de opdracht om ICT-hardware te leveren. Eiser in de zaak is Dustin. Zij voert aan dat het onterecht is dat Delfland ARP heeft gekozen voor de genoemde opdracht, vanwege strijd met het nulprijsverbod en omdat de inschrijving van ARP manipulatief zou zijn. Bovendien zou de aanbesteding zelf fundamentele gebreken vertonen en een ontoelaatbare beoordelingssystematiek bevatten. Primair vordert Dustin dat Delfland wordt geboden de gunningsbeslissing in te trekken en aan Dustin te gunnen; subsidiair vordert zij dat Delfland wordt geboden de aanbestedingsprocedure in te trekken en een nieuwe aanbestedingsprocedure te organiseren die niet gebrekkig van aard is.
Publicatieverbod adresgegevens van presentator wordt afgewezen

Vzr. Rb. Amsterdam 2 juni 2014, IT 4595; ECLI:NL:RBAMS:2014:9881 (eiser tegen gedaagde). Eiser is presentator van een televisieprogramma dat aandacht heeft besteed aan spermadonoren die op internet actief zijn. Er is in het programma in het bijzonder aandacht besteed aan gedaagde. In een telefonisch gesprek met een programmamaker van het bedrijf van eiser, heeft gedaagde gezegd dat hij de persoonlijke (adres)gegevens van eiser heeft en die openbaar zou maken. Eiser vordert dat deze gegevens verwijderd worden en blijven. Daarnaast vordert hij dat gedaagde zich met onmiddellijke ingang onthoudt van de publicatie van de gegevens.
Garantievoorwaarden factoringovereenkomst geschonden

Rb. Den Haag 15 mei 2024, IT 4594; ECLI:NL:RBDHA:2024:10599 (Svea tegen gedaagden) In deze zaak gaat het om de vraag of Healthy de garantievoorwaarden van de factoringovereenkomst heeft geschonden. Als dat zo is, moet Healthy op grond van de factoringovereenkomst de terugverkoop van de vorderingen aanvaarden. De rechtbank heeft Svea in het tussenvonnis van 23 augustus 2023 opgedragen te bewijzen dat de computerspellen niet aan Frank BV en Gameworld geleverd zijn, of dat Healthy wetenschap had van fraude omtrent de aan Svea overgedragen vorderingen. Healthy kreeg de mogelijkheid tegenbewijs te leveren. De rechtbank acht het gezien de verklaringen van alle getuigen al ongeloofwaardig dat Frank BV digitale computerspellen bij Healthy zou hebben besteld. Frank BV deed dat nooit en er is ook na onderzoek door verschillende personen geen order van Frank BV gevonden. De persoon die de factuur namens Healthy heeft verstuurd, heeft zelf nooit een order van Frank BV gezien. De spellen of gamecodes waarop de factuur zou zien, zijn ook na gericht onderzoek niet in de voorraad van Frank BV teruggevonden. Gedaagden hebben geen bewijsmiddelen overgelegd waaruit blijkt dat Healthy na de gestelde purchase orders werkende gamecodes aan Frank BV en Gameworld heeft geleverd, en ook niet dat Healthy de gamecodes zelf vóór de gestelde transacties in voorraad had. Door Svea bewust facturen voor niet-geleverde computerspellen te laten factoren, heeft Healthy artikel 6 lid 3 sub e, fen 1 van de factoringovereenkomst geschonden. De rechtbank veroordeelt gedaagden hoofdelijk om aan Svea te betalen een bedrag van € 998.250,00 en een bedrag van € 1.996.500,00 aan contractuele boete.
TPC wordt ontvankelijk verklaard in massaschadeclaims tegen Oracle en Salesforce voor privacyschendingen

Hof Amsterdam 18 juni 2024, IT 4593; ECLI:NL:GHAMS:2024:1651 (TPC tegen Oracle en Salesforce). In deze zaak heeft TPC massaschadeclaims ingediend tegen Oracle en Salesforce wegens privacyschendingen, gerelateerd aan het plaatsen van cookies en het opstellen en gebruiken van gebruikersprofielen voor onder meer gerichte reclame. Omdat de wet specifieke eisen stelt aan stichtingen die dergelijke claims willen indienen (art. 3:305a BW - hierna: WAMCA), moet eerst worden vastgesteld of TPC wel aan deze eisen voldoet. De rechtbank oordeelde van niet en verklaarde TPC daarom niet-ontvankelijk. Het hof komt tot een ander besluit.
Schending van informatieverplichtingen van de AVG biedt grond voor een collectieve verbodsactie

HvJ EU 11 juli 2024, IT 4592; ECLI:EU:C:2024:598 (Meta tegen Bundesverband). Meta bood via het “App-Zentrum” haar gebruikers gratis spelapplicaties van derden aan. Bij het bezoeken van dit centrum kreeg de gebruiker de melding dat hij de betrokken applicaties toestond een aantal persoonsgegevens te verzamelen en tevens het recht verleende om namens hem bepaalde van die gegevens te delen. Ook werd de gebruiker ervan op de hoogte gebracht dat hij akkoord ging met de algemene voorwaarden van de applicaties. Volgens het Bundesverband is de door Meta verstrekte informatie oneerlijk geweest, met name omdat die informatie niet voldeed aan de relevante wetgeving. In eerste aanleg is het Bundesverband door de Duitse rechter in het gelijk gesteld, evenals in het door Meta ingestelde hoger beroep. Hoewel de hoogste Duitse rechter (Bundesgerichtshof) de uitspraken bekrachtigt, betwijfelt hij de ontvankelijkheid van het Bundesverband, wiens procesbevoegdheid mogelijk verloren zou zijn gegaan als gevolg van de inwerkingtreding van de AVG. Het Hof EU geeft daarover uitsluiting, door te stellen dat iedere vereniging die consumentenbelangen behartigt in rechte kan optreden tegen de vermeende dader van een inbreuk op de bescherming van persoonsgegevens, ook wanneer zij daartoe geen opdracht heeft gekregen en los van de vraag of er sprake is van enige schending van concrete rechten van de betrokkenen. Het Bundesgerichtshof vraagt zich echter nog steeds af of het niet-naleven van de informatieverplichtingen van de AVG een inbreuk “ten gevolge van de verwerking” in de zin van artikel 80 lid 2 AVG oplevert op grond waarvan het Bundesverband een verbodsactie zou kunnen instellen. In dat kader stelt hij een prejudiciële vraag aan het Hof.
NRC hoeft artikel over Bunq niet te rectificeren

Vzr. rb. Amsterdam 23 juli 2024, IEF 22163, IT 4589; ECLI:NL:RBAMS:2024:4479 (Bunq tegen NRC) NRC heeft op 26 juni 2024 een artikel geplaatst over het stiekem in klantrekeningen kijken door oud-medewerkers van Bunq. Bunq vordert NRC te gebieden de namen van (oud-)medewerkers van Bunq te verwijderen uit het artikel, de aangehaalde delen van de Slack-discussie te verwijderen en een rectificatie bij het artikel te plaatsen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de informatie van NRC een bijdrage levert aan het publieke debat over de vraag of Bunq de bedrijfsprocessen en waarborgen tegen privacy-inbreuken op orde heeft. Gelet hierop wordt de omstandigheid dat NRC gebruik heeft gemaakt van interne gegevens in dit geval niet doorslaggevend geacht. NRC heeft verder voldaan aan het beginsel van hoor en wederhoor. NRC heeft weliswaar enigszins selectief geciteerd uit de Slack-discussie, maar de conclusie dat Bunq ‘niet lijkt te willen weten of zijn medewerkers de toegang misbruiken’ valt te rechtvaardigen. Van een buiten de grenzen sensationele en ongepaste stijl van het artikel is geen sprake. De belangenafweging valt in dit geval in het voordeel van NRC uit, de publicatie is niet onrechtmatig. De vorderingen van Bunq worden afgewezen.
Gebruik IGLOO-merken door oud-distributeur is toegestaan voor de verkoop van opgebouwde voorraad
Vzr. Rb. Den Haag 18 juli 2024, IEF 22162, IT 4588; ECLI:NL:RBDHA:2024:11317 (IPC tegen Coolers). IPC is een Amerikaanse fabrikant en houdster van onder meer de Benelux- en Uniemerken ´IGLOO´. Coolers is lange tijd distributeur geweest van IGLOO-producten, waarbij met toestemming veelvuldig gebruik werd gemaakt van de merken van ICP. Op 31 maart 2023 heeft IPC de distributieovereenkomst opgezegd. Hierna verkoopt Coolers nog steeds haar overige voorraad IGLOO-producten. In dat kader adverteert zij ook nog steeds met de IGLOO-merken via tal van online kanalen. IPC vordert dat Coolers wordt geboden om iedere inbreuk op de IGLOO-merken en handelsnaamrechten van IPC te staken en gestaakt te houden. Daaraan ten grondslag legt zij dat door het gebruik van de IGLOO-merken door Coolers het bestaan van een economische band tussen IPC en Coolers wordt gesuggereerd, terwijl die band niet meer bestaat. Coolers stelt daarentegen dat de opzegging van de distributieovereenkomst door IPC onrechtmatig is omdat de opzegtermijn onvoldoende redelijk zou zijn. Bovendien zou Coolers nog steeds gerechtigd zijn gebruik te maken van de IGLOO-merken, zolang zij producten verkoopt uit de voorraad die zij heeft opgebouwd en ingekocht bij IPC op grond van de overeenkomst.
Rhedelijk Cultureel maakt inbreuk op auteursrechten fotografe

Ktr. rb. Gelderland 19 juni 2024, IEF 22160, IT 4591; ECLI:NL:RBGEL:2024:3804 (eiseres tegen Rhedelijk Cultureel) Eiseres is actrice en professioneel fotografe. Als fotograaf is zij actief in new born- en bruiloftsfotografie. Rhedelijk Cultureel is een stichting die door muziek, theater en dans aansluit bij maatschappelijke vraagstukken. Rhedelijk Cultureel heeft eiseres ingehuurd als actrice voor het Dickens festival. Eiseres heeft ook een paar foto’s gemaakt, die door Rhedelijk Cultureel zijn gepubliceerd op hun sociale media kanalen. Eiseres stelt dat Rhedelijk Cultureel inbreuk maakt op haar auteursrechten, waarna de foto’s op de website van Rhedelijk Cultureel verwijderd worden en de foto’s op sociale media worden voorzien van naamsvermelding van eiseres. Een maand later wordt een wervingsgids van activiteiten in de omgeving Rheden uitgebracht, waarin de foto’s van eiseres zijn afgedrukt. Eiser vordert Rhedelijk Cultureel onder meer te gebieden de schade te vergoeden. De kantonrechter oordeelt dat Rhedelijk Cultureel inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van eiseres, waardoor zij onrechtmatig heeft gehandeld jegens eiseres. Rhedelijk Cultureel moet de door eiseres geleden schade vergoeden. De kantonrechter begroot de schade op een bedrag van €400,-.
Europese Commissie kan toegang tot EU-wetgeving niet blokkeren

HvJ EU 5 maart 2024, IEF 22157, IT 4587, IEB 3762; ECLI:EU:C:2024:201 (Public.Resource.Org Inc en Right to Know CLG tegen de Europese Commissie). Eisers in deze procedure zijn Public.Resource.Org Inc en Right to Know CLG, twee non-profitorganisaties wiens focus het is om de wet vrij toegankelijk te maken voor alle burgers. Op 25 september 2018 hebben zij in dit kader een verzoek gedaan aan de Europese Commissie (hierna: de Commissie) om toegang tot bepaalde documenten te verkrijgen, in het bijzonder vier geharmoniseerde normen zoals die zijn opgesteld door het Europese Comité voor Standaardisatie (hierna: CEN). De Commissie heeft dit verzoek afgewezen. Op 30 november 2018 hebben eisers gevraagd om een herbeoordeling, maar de Commissie kwam tot hetzelfde besluit. Op 28 maart 2019 zijn eisers daartegen in beroep gegaan bij het Gerecht van de EU. Zij voerden enerzijds aan dat de Commissie onterecht heeft aangenomen dat de documenten vatbaar zijn voor auteursrechtelijke bescherming, alsmede dat niet aannemelijk is gemaakt dat publicatie van de documenten de commerciële belangen van CEN zou schaden; anderzijds stelden zij dat de Commissie heeft miskend dat er een zwaarwegend publiek belang is bij de toegang tot de documenten. Het Gerecht heeft beide argumenten ontkracht en het beroep ongegrond verklaard. Daarop hebben eisers besloten in hoger beroep te gaan bij het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof), om daar alsnog hun gelijk te krijgen.
Uitspraak ingezonden door Dirk Visser en Bram Bogaerts, Visser Schaap & Kreijger.
Vorderingen EUR tegen platform Studeersnel afgewezen
Rb. Amsterdam 24 juli 2024, IEF 22153, IT 4590; ECLI:NL:RBAMS:2024:4425 (Erasmus tegen Studeersnel c.s.). De rechtbank heeft de vorderingen van de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) tegen het platform Studeersnel dat zij inbreuk maakt op het auteursrecht van de EUR en meer moet doen om inbreuken op haar platform tegen te gaan afgewezen. De conclusie van de rechtbank is “dat Studeersnel geen weloverwogen interventie verricht op haar platform, geen concrete kennis heeft van informatie op haar platform, geen bedrijfsmodel heeft dat gericht is op het maken van inbreuken en voldoende passende technische maatregelen neemt” (ov. 5.28). Daarom hoeft Studeersnel niet meer te doen dan ze nu doet om de inbreuken op het auteursrecht van de EUR tegen te gaan. De EUR heeft volgens de rechtbank niet bewezen dat de door haar gevorderde filter- ander andere maatregelen effectief en proportioneel zijn. De rechtbank bevestigt wel dat de onderwijsmaterialen van de EUR auteursrechtelijk beschermd zijn en dat de EUR daarop de auteursrechthebbende is. Ook wordt het eveneens bij de procedure betrokken bedrijf Tentamentrainingen veroordeeld wegens auteursrechtinbreuk voor het overnemen van tentamens van de EUR in tentamenbundels die te koop werden aangeboden. De EUR bestudeert het vonnis en overweegt hoger beroep.