5 feb 2025
Staat mocht onderzoek naar voormalig Kamervoorzitter uitvoeren na meldingen ongewenst gedrag

Rb. Den Haag 2 februari 2025, IT 4777; ECLI:NL:RBDHA:2025:1113 (eiseres tegen de Staat) Het Presidium van de Tweede Kamer heeft samen met de Griffier opdracht gegeven aan Hoffmann Bedrijfsrecherche om een extern feitenonderzoek uit te voeren naar aanleiding van twee anonieme brieven. Deze brieven beschuldigden een voormalig Kamervoorzitter van ongewenst gedrag jegens ambtenaren. De opdracht en de reden voor het onderzoek lekten uit naar de pers voordat de voormalig Kamervoorzitter op de hoogte was gesteld, wat leidde tot politieke onrust en media-aandacht. De voormalig Kamervoorzitter, eiseres in deze zaak, vordert schadevergoeding en vernietiging van haar persoonsgegevens, stellende dat het onderzoek onrechtmatig was en dat de samenvatting van de onderzoeksresultaten niet gepubliceerd had mogen worden. Zij betoogt dat het Presidium en de Griffier niet bevoegd waren om de opdracht te geven en dat het onderzoek onzorgvuldig was vormgegeven en uitgevoerd.
De rechtbank oordeelt dat de Tweede Kamer bevoegd is om een extern feitenonderzoek te laten uitvoeren naar aanleiding van signalen over ongewenst gedrag. De Kamer heeft als werkgever de plicht om een veilige werkomgeving te waarborgen en moet daarom dergelijke signalen serieus nemen. Het onderzoek door Hoffmann Bedrijfsrecherche is zorgvuldig ingericht en uitgevoerd. De rechtbank stelt dat de Tweede Kamer de juiste procedures heeft gevolgd bij het geven van de onderzoeksopdracht. De verwerking van persoonsgegevens door de Tweede Kamer is rechtmatig op grond van artikel 6 lid 1 sub f AVG. De rechtbank vindt dat er voldoende rekening is gehouden met de belangen van de voormalig Kamervoorzitter. De publicatie van de samenvatting van de onderzoeksresultaten is gerechtvaardigd. De rechtbank concludeert dat het onderzoek niet onrechtmatig is. De vorderingen van de voormalig Kamervoorzitter worden afgewezen.
9.13. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek voldoende zorgvuldig is ingericht en uitgevoerd, en wel om de hierna genoemde redenen.
9.13.1. De werkgeversverplichting van de Tweede Kamer tot het doen van feitenonderzoek naar concrete signalen over sociale onveiligheid op de werkvloer levert een rechtmatig belang op als bedoeld in artikel 6 lid 1 sub f AVG.
9.13.2. Ook bij deze beoordeling speelt een rol dat het begin van het proces is verstoord doordat het voornemen tot het doen van onderzoek via de pers was uitgelekt, nog voordat de Staat eiseres zelf had kunnen informeren. Als gezegd komt dit niet voor rekening gedaagden, maar óók niet voor rekening van eiseres. Door de gang van zaken was het niet onbegrijpelijk dat eiseres niet meteen aan het onderzoek wilde meewerken. De op gedaagden rustende zorgplicht bracht daarom mee dat zij de uitnodiging om eiseres te informeren en de gelegenheid tot het geven van haar zienswijze moesten herhalen, en dat zij ook zonder de medewerking van eiseres oog moesten houden voor haar belangen. Ook dit hebben gedaagden naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate gedaan.
9.13.3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij onvoldoende is geïnformeerd en dat haar onvoldoende (tijdig) inzage is geboden, omdat zij aanneemt dat van voldoende informatie en mogelijkheid tot inzage alleen sprake was geweest bij toezending van een gedetailleerd tijdschema, een geformaliseerde bevoegdhedenafbakening tussen gedaagden, en verstrekking van integrale afschriften van alle stukken die zij heeft opgevraagd. Deze aanname is echter onjuist. Bij het informeren en bieden van inzage gaat het erom of het eiseres op basis van de wel geboden informatie voldoende duidelijk zou zijn welke verwijten haar werden gemaakt, wat de gang van zaken tijdens het onderzoek zou zijn en tot wie zij zich kon wenden met vragen en opmerkingen, zodat zij zich zou kunnen verweren.
9.13.4. De rechtbank is van oordeel dat gedaagden aan eiseres voldoende mogelijkheden hebben geboden om kennis te nemen van de opzet en planning van het onderzoek, om haar zienswijze te geven op het onderzoek, om kennis te nemen van de verwijten die in de twee anonieme brieven aan haar adres werden gemaakt, en om te reageren op die verwijten en op de voorlopige onderzoeksresultaten. De Voorzitter heeft eiseres herhaaldelijk uitgenodigd om het voorgenomen onderzoek te bespreken; die uitnodigingen heeft eiseres ontvangen maar zij heeft er niet op gereageerd. Vervolgens hebben de gedelegeerd opdrachtgevers herhaaldelijk aangeboden om eiseres tijdens een gesprek (met de onderzoekers of henzelf) te informeren over wat in de twee anonieme brieven en andere documenten stond. In de brieven stonden contactgegevens, waaronder het directe e-mailadres van een van de gedelegeerd opdrachtgevers.42 Dit aanbod was, gelet op de omstandigheden van deze zaak, voldoende.
9.13.5. De kwestie van het onderzoek was namelijk politiek en maatschappelijk beladen en er was al uit besloten vergaderingen naar de media gelekt; ook delen van het advies van de landsadvocaat en de anonieme brieven en later ook het onderzoeksprotocol zijn gelekt. Tegen die achtergrond was het niet onredelijk of disproportioneel dat de onderzoekers alleen mondeling mededelingen wilden doen over de inhoud van de anonieme brieven en andere kerndocumenten van het onderzoek, om de belangen van de informanten die geen publieke functie bekleedden en de integriteit van het onderzoek te beschermen.
De onderzoekers moesten de zojuist genoemde belangen afwegen tegen de belangen van eiseres om kennis te nemen van die informatie. Het belang van eiseres bij het verkrijgen van die informatie woog immers zwaar, maar de belangen van betrokkenen zonder openbare functie en het onderzoeksbelang anderzijds wogen minstens even zwaar.
De rechtbank is van oordeel dat de onderzoekers daarom in redelijkheid tot de gemaakte afweging hebben kunnen komen, omdat zij eiseres de mogelijkheid hebben geboden kennis te nemen van de informatie die nodig was om haar voldoende duidelijk te maken welke verwijten haar werden gemaakt, wat de gang van zaken tijdens het onderzoek zou zijn en tot wie zij zich kon wenden met vragen en opmerkingen.
Daarbij komt dat gedaagden enkele stukken uiteindelijk toch aan eiseres hebben verstrekt en haar de mogelijkheid hebben geboden om de overige stukken op locatie te komen inzien – sommige integraal (de brieven en de verslagen van gesprekken met de twee informanten die daarmee alsnog hadden ingestemd) en andere in de vorm van een gebundelde samenvatting (de verslagen van gesprekken met de overige informanten).43
De geboden vormen van voorlichting en inzage voldoen daarom aan de hiervoor onder 9.4 en 9.13.3 aangehaalde maatstaf.
9.13.6. Voor zover eiseres stelt dat zij onvoldoende inspraak heeft gehad in de keuze voor informanten, is de rechtbank dit niet met haar eens, alleen al omdat gedaagden haar herhaaldelijk de mogelijkheid hebben geboden om over het onderzoek te komen praten en haar zienswijze te geven, ook over de inrichting van het onderzoek. Haar adviseurs mochten daarbij aanwezig zijn. Eiseres heeft die uitnodigingen afgeslagen omdat gedaagden niet aan de door haar gestelde voorwaarden wilden voldoen. Uit het voorgaande volgt echter dat gedaagden niet verplicht waren om aan die voorwaarden te voldoen, zodat de gevolgen van de keuze om de geboden informatie niet in te gaan zien, het aanbod tot mondelinge nadere toelichting te weigeren en de uitnodiging om in gesprek te gaan over het onderzoek af te slaan, voor risico van eiseres moeten blijven.
9.13.7. Voor zover de rechtbank uit de stellingen van eiseres ook moet begrijpen dat gedaagden haar onvoldoende duidelijk hebben gemaakt bij wie zij met vragen en opmerkingen terecht kon, volgt de rechtbank haar daarin niet.
De informatievoorziening richting eiseres vanuit het Presidium lijkt wel vreemd verlopen, namelijk voornamelijk via – ook aan eiseres toegezonden – Kamerbrieven. Gedaagden zeggen dat dit eerst was omdat eiseres zich onbereikbaar hield, welk beeld ten aanzien van de eerste dagen strookt met het bericht van eiseres zelf aan de Voorzitter dat zij wel had gezien dat de Voorzitter had geprobeerd haar te bereiken, maar dat zij alleen op schrift wilde communiceren. Later was dit omdat zij afstand tot het onderzoek wilden bewaren. Voor de beoordeling door de rechtbank maakt dit alles geen verschil, omdat duidelijk is dat de informatie eiseres heeft bereikt.
In de brief van 20 oktober 2022 stond dat de opdracht voor het externe onderzoek aan Hoffmann was verleend.44 De rollen die de Griffier, het Presidium en de gedelegeerd opdrachtgevers in het proces zouden vervullen, zijn in elk geval beschreven in de brieven van 14 november 202245 en 14 juni 2023.46 In de brief van 21 december 202247 staan de namen van de gedelegeerd opdrachtgevers, is de rolverdeling tussen de formeel en de gedelegeerd opdrachtgevers nader toegelicht, en is aangekondigd dat een onderzoeksprotocol zou worden opgesteld dat de onderzoekaanpak en (onder meer) de mogelijkheden voor hoor en wederhoor zou beschrijven.
De gedelegeerd opdrachtgevers hebben eiseres in elk geval bij aangetekende brief van 8 maart 202348 geïnformeerd dat de onderzoekers van Hoffmann graag in het kader van het feitenonderzoek met haar in contact wilden treden om haar te informeren over hoe het feitenonderzoek zou worden uitgevoerd (o.b.v. een onderzoeksprotocol), om haar de gelegenheid te bieden vroegtijdig inzichten van haar kant mee te geven, en om haar later in het proces te informeren en te spreken, als zij dat zou wensen. In de bij de brief van 8 maart gevoegde brief van Hoffmann werd één en ander nader toegelicht; in beide brieven stonden namen en contactgegevens. Eiseres en haar advocaten hebben die contactgegevens daarna meermalen gebruikt om gedaagden te benaderen, die daarop nadere toelichtingen hebben gegeven op de onderlinge taakverdeling tussen gedaagden, de inrichting van het onderzoek en bij wie eiseres moest zijn voor inspraak en meer informatie. In de brief van de advocaten van de gedelegeerd opdrachtgevers aan eiseres van 15 september 2023 stond een zeer concrete tijdlijn met mogelijkheden voor inzage, het stellen van vragen en het geven van commentaar.