10 feb 2025
Oordeel kwaliteitswensvraag aanbesteding ICT-personeel niet evident onjuist

Rb. Den Haag 10 februari 2025, IT 4783; ECLI:NL:RBDHA:2025:1895 (StaffingNow tegen de Staat) Het Inkoop Uitvoering Centrum EZ (IUC-EZ), onderdeel van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van het Ministerie van Economische Zaken, heeft een Europese openbare aanbesteding georganiseerd voor de opdracht Tijdelijk inhuur van ICT-Professionals volgens het Detavast model. Tien partijen, waaronder StaffingNow, hebben ingeschreven op de aanbesteding. IUC-EZ heeft StaffingNow geïnformeerd over haar voornemen om met vier opdrachtnemers een raamovereenkomst te sluiten. StaffingNow is bericht dat de totaalscore voor haar antwoorden op de kwaliteitswensvragen lager ligt dan de vereiste punten, zodat de inschrijving van StaffingNow niet meer formeel is beoordeeld op het prijscriterium. StaffingNow heeft IUC-EZ geïnformeerd dat zij bezwaar maakt tegen de gunningsbeslissing in de aanbesteding. StaffingNow vordert de Staat te verbieden de raamovereenkomst aan de geselecteerde partijen te gunnen. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van StaffingNow af. De voorzieningenrechter oordeelt dat de kritiekpunten van de beoordelingscommissie grotendeels begrijpelijk zijn. De toegekende score van de inschrijving van StaffingNow is een samenstel van de aspecten compleet, relevant, concreet, effectief en toetsbaar, en deze loopt langs de lijn van een logische redenering. Het geheel is door de beoordelingscommissie gewogen en als 'slecht' beoordeeld, wat de voorzieningenrechter niet evident onjuist voorkomt. De voorzieningenrechter ziet geen reden voor heraanbesteding of herbeoordeling door een nieuwe commissie.
4.10. De toegekende score van de inschrijving van StaffingNow betreft een samenstel van de aspecten volledig/compleet, relevant, concreet, effectief en toetsbaar. Deze loopt langs de lijn van de logische redenering. De door de beoordelingscommissie geuite kritiekpunten kunnen voor het overgrote deel de toets van begrijpelijkheid doorstaan. Dat het geheel door de beoordelingscommissie gewogen is, en als ‘slecht’ is beoordeeld, komt de voorzieningenrechter daarmee niet als evident onjuist voor. Het is verder weliswaar opvallend dat uit de door StaffingNow overgelegde beoordeling van een concurrent volgt dat deze bij Kwaliteitsvraag 1 het cijfer 4 (matig) heeft gekregen, terwijl de door de beoordelingscommissie gegeven kritiekpunten in stevigere bewoordingen zijn aangezet, maar daaruit kan niet afgeleid worden dat de beoordeling van StaffingNow gunstiger zou moeten uitvallen, laat staan dat deze als ‘voldoende’ beoordeeld moet worden. De beoordeling van de inschrijving van derde partij ligt in dit kort geding niet voor. Ook als aangenomen moet worden dat sprake is van een onzorgvuldigheid in de beoordeling van deze partij omdat de beoordelingscommissie bij de beoordeling van een deelvraag heeft genoemd dat het woord “schaarste” daarin niet terugkomt, terwijl dat wel het geval was, dan geldt dat hierin geen rechtvaardiging gevonden kan worden voor een gunstigere beoordeling van StaffingNow, of voor een herbeoordeling door een nieuwe beoordelingscommissie. Daarvoor is de beweerdelijke onzorgvuldigheid te gering, nog daargelaten dat deze niet afdoet aan de beoordeling van StaffingNow. De slotsom luidt dan ook dat het primair gevorderde, de vordering om de Staat te verbieden de opdracht aan de geselecteerde partijen te gunnen en dat hem wordt geboden de aanbesteding opnieuw te laten beoordelen, zal worden afgewezen. Ook voor een heraanbesteding is onder de gegeven omstandigheden geen aanleiding, zodat ook het subsidiair gevorderde zal worden afgewezen.