DOSSIERS
Alle dossiers

Contracten  

IT 1238

Bij zakelijk conflict niet registreren als wanbetalende telecomgebruikers

Vzr. Rechtbank Limburg 13 juni 2013, ECLI:NL:RBLIM:2013:3829 (ML Tours tegen Vodafone en Stichting Preventel)
Vordering tot opheffing registratie in het register van Preventel, bedoeld voor de registratie van wanbetalende telecomgebruikers. In redelijkheid kan onder financieel onvermogen niet worden begrepen de “wanbetaling” die verband houdt met een zakelijk conflict over de verschuldigdheid van abonnementskosten.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het recht van registratie niet bedoeld is voor een geval als het onderhavige en dat Vodafone en Preventel oneigenlijk gebruik maken van het recht om wanbetalende telecomgebruikers te (doen) registreren, indien, zoals in het onderhavige geval, de “wanbetaling” verband houdt met een reëel, en dus niet voorgewend, geschil over (de hoogte van) verschuldigde abonnementskosten.

3.4. Daaruit volgt dat telecomaanbieders - in het algemeen - een gerechtvaardigd belang hebben bij de registratie van wanbetalers. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter volgt uit meerbedoelde doelomschrijving dat onder wanbetaling die tot registratie bij Preventel leidt enkel kan worden begrepen wanbetaling als gevolg van financieel onvermogen van de aanvrager. In redelijkheid kan daaronder derhalve niet worden begrepen “wanbetaling” die verband houdt met een zakelijk conflict over de verschuldigdheid van abonnementskosten. Een dergelijke “wanbetaling” kan bij voorbeeld haar grond vinden in een geschil over hetgeen tussen aanvrager en aanbieder is overeengekomen. Het zou ook kunnen zijn dat de aanvrager de betaling van de abonnementskosten heeft opgeschort in verband met een tekortkoming in de nakoming van de op de aanbieder rustende verplichtingen.
3.5. ML Tours en Vodafone hebben een verschil van mening over de vraag of een wijziging heeft plaatsgevonden in de tussen hen tot 13 maart 2012 geldende overeenkomsten, en mede in verband daarmee over het gebruik van een aantal nieuwe mobiele telefoons die door Vodafone aan ML Tours zijn geleverd. Gesteld noch gebleken is dat de niet-betaling van de door Vodafone gevorderde abonnementskosten wordt veroorzaakt door financieel onvermogen van ML Tours, of dat de door ML Tours aangevoerde grond om het gevorderde niet te betalen een voorgewende grond is, die moet camoufleren dat er aan de zijde van ML Tours in feite sprake is van financieel onvermogen als bedoeld in de doelomschrijving van Preventel. Uit de overgelegde stukken blijkt dat er een reëel, en dus geen door ML Tours voorgewend, verschil van mening tussen ML Tours en Vodafone bestaat over hetgeen tussen partijen is overeengekomen en hetgeen Vodafone op grond daarvan van ML Tours heeft te vorderen.

3.6. Gelet hierop heeft Vodafone, ook tijdens de mondelinge behandeling, niet de indruk kunnen wegnemen dat in de onderhavige zaak oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van het recht om een wanbetaler te registeren, omdat dit recht hier niet wordt gebruikt om een aanvrager van telecomabonnementen tegen zichzelf te beschermen, respectievelijk een aanbieder van telecomabonnementen te beschermen tegen wanbetalende aanvragers, maar wordt gebruikt om betaling af te dwingen in een geval waarin tussen de aanvrager en de aanbieder een reëel geschil bestaat als hiervoor bedoeld. In dit verband merkt de voorzieningenrechter nog op dat Vodafone ter zitting heeft verklaard dat na vijf vruchteloze aanmaningen steeds een registratie volgt bij Preventel en dat, alhoewel andere telecomaanbieders het recht hebben om de “wanbetaler” als gevolg van de registratie te weigeren, in de praktijk een wanbetaler steeds daadwerkelijk door de andere telecomaanbieders zal worden geweigerd. Een registratie verhindert derhalve dat ML Tours nog met andere telecomaanbieders een overeenkomst sluit. Weliswaar staat dat, zoals Vodafone ten verwere aanvoert, er niet aan in de weg dat een geweigerde aanvrager met prepaid mobiele telefoons kan bellen, maar dat is geen redelijk alternatief voor het bellen met een mobiele telefoon op basis van een abonnement, gelet op de aanzienlijke beperkingen van telefoneren met prepaid mobiele telefoons, zeker in een zakelijke context.

3.7. Dit betekent dat de registratie van ML Tours bij Preventel als onrechtmatig moet worden bestempeld en derhalve moet worden opgeheven.
IT 1235

Te onverschillig omgesprongen met een risicovolle (gebrekkige) structuur van het systeem

Hof Den Haag 23 april 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:1067 (appellant tegen Applicationplaza hodn knowledgeplaza applications)
level 36 bureaucratIncasso automatiseringsdienstverlening advocatenkantoor schadevergoeding wegens gestelde wanprestatie/o.d. automatiseerder afgewezen. Geen verplichting tot (regulier, periodiek) onderhoud overeengekomen.

In december 2002 is door een stroomstoring in Rotterdam het computersysteem van [appellant]’s kantoor uitgevallen (hierna ook: de eerste crash). Een neef van [appellant], [X], was destijds werkzaam bij Knowledge. Op 16 juni 2004 is het computersysteem van [appellant] opnieuw gecrasht (hierna ook: de tweede crash). Na goedkeuring van een desverzocht door Knowledge gemaakte offerte voor herstelwerkzaamheden, zijn die werkzaamheden vervolgens verricht door Knowledge. Daarbij is onder meer door Knowledge een leenserver geplaatst bij [appellant] ter vervanging van de verouderde server van [appellant].

Overleg tussen partijen daarover heeft niet tot een nadere opdracht geleid. [appellant] wenste dat Knowledge alleen nadere werkzaamheden zou verrichten indien hij daartoe tevoren opdracht had gegeven en een betreffende offerte van Knowledge had goedgekeurd. Naar het oordeel van het hof is [appellant] te onverschillig omgesprongen met een risicovolle (gebrekkige) structuur van het systeem, hoewel hij bij herhaling is gewaarschuwd dat het gelegde noodverband niet afdoende was op langere termijn.
4.2. De centrale stelling van [appellant] in hoger beroep is dat zijn vorderingen in reconventie gebaseerd zijn op twee stellingen, a) dat er een back-up systeem zou worden bijgehouden door Knowledge en b) dat deze een leenserver zou plaatsen.
Gefactureerde werkzaamheden uitgevoerd en apparatuur geleverd?
5.4. [appellant] stelt dat voor de omvang van hetgeen partijen zijn overeengekomen bepalend is wat is besproken op 1 maart 2004, zoals bevestigd door [appellant] bij brief van 3 maart 2004. Na verrekening resulteerde dat in een door [appellant] te betalen bedrag van € 25.000,-. [appellant] stelt in zijn toelichting op grief 1 dat de rechtbank evenwel geen acht heeft geslagen op zijn (in hoger beroep gehandhaafde) verweer dat Knowledge niet alles uit de offerte van 25 oktober 2003 en het addendum van 12 november 2003 heeft uitgevoerd en ondeugdelijke specificaties heeft verschaft voor de facturen.

5.5. Dat verwerpt het hof. (...)

Verplichting tot (regulier, periodiek) onderhoud overeengekomen?
5.6. Het hof onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat geen sprake was van overeengekomen regulier onderhoud, maar wel van het verhelpen van storingen op afroep. Daarvoor is gefactureerd en die facturen zijn niet steekhoudend inhoudelijk bestreden, behalve met de niet opgaande stelling dat sprake was van overeengekomen regulier, periodiek onderhoud van het systeem, waarin Knowledge toerekenbaar tekort zou zijn geschoten volgens [appellant].

Aansprakelijkheid voor niet maken back-ups?
5.7. Bij de herstelwerkzaamheden na de eerste crash is Knowledge gebleken dat de verouderde back-up systematiek bij [appellant] slecht functioneerde. In opdracht van [appellant] is toen een geautomatiseerd back-up systeem door Knowledge ingeregeld. Naar het oordeel van het hof is komen vast te staan dat Knowledge [appellant] mondeling en schriftelijk heeft gewaarschuwd dat dit een tijdelijke oplossing was, maar dat naar een beter back-up systeem moest worden uitgekeken, waarbij gewezen is op het risico van een crash. Overleg tussen partijen daarover heeft niet tot een nadere opdracht geleid. [appellant] wenste dat Knowledge alleen nadere werkzaamheden zou verrichten indien hij daartoe tevoren opdracht had gegeven en een betreffende offerte van Knowledge had goedgekeurd. Naar het oordeel van het hof is [appellant] te onverschillig omgesprongen met een risicovolle (gebrekkige) structuur van het systeem, hoewel hij bij herhaling is gewaarschuwd dat het gelegde noodverband niet afdoende was op langere termijn.

Verzuim overige gestelde tekortkomingen?
5.9. De rechtbank heeft eveneens op juiste gronden aangenomen dat geen sprake was van verzuim bij de overige door [appellant] gestelde tekortkomingen en gevorderde schadevergoeding in verband met de algemene uitvoering van de overeenkomst. Dit betreft volgens [appellant] een slecht functionerende helpdesk van Knowledge, door deze niet geleverde apparatuur en werkzaamheden hiervoor al behandeld bij de verwerping van grief 1, het op afstand stilleggen door Knowledge van een leenserver die na de tweede crash was geplaatst en het niet adviseren over apparatuur en software op het gebied van tijdsregistratie en dossierbeheer. In zijn toelichting op grief 4 stelt [appellant] dat hij na de tweede crash in juni 2004 [appellant] in gebreke heeft gesteld, maar dat is niet toereikend, aangezien de betreffende door [appellant] gestelde tekortkomingen dateren van voor de tweede crash, zoals Knowledge terecht aanvoert. Grief 4 faalt dan ook.

Onrechtmatig handelen Knowledge?
5.12. Hoewel deze grief bij memorie van antwoord niet wordt bestreden door Knowledge, is grief 5 eveneens tevergeefs voorgesteld. (Ook) in hoger beroep heeft [appellant] niet aan zijn stelplicht voldaan ter zake van de opgeworpen onrechtmatige daadsgrondslag van zijn eis in reconventie. In zijn toelichting op grief 5 verwijst [appellant] naar de eerdere delen van zijn grieven en somt voorts enkel, zonder nadere toelichting, dezelfde omstandigheden op die blijkens hetgeen voorafgaat in zijn memorie hebben te gelden als onderbouwing van zijn stelling dat Knowledge, kort gezegd, wanprestatie heeft gepleegd. Zodoende ontbreekt ook in appel iedere uiteenzetting waarom dit zou kwalificeren als onrechtmatige daad.

Verrekening vordering wegens juridische dienstverlening
5.13. Grief 6 moet stranden op gebrek aan rechtsgrond. [appellant] beroept zich op vernietigbaarheid van een kwijtschelding van een deel van zijn vordering uit hoofde van juridische dienstverlening aan Knowledge ten belope van € 8.270,02, die is verrekend met een opeisbare vordering van Knowledge op hem. Hij voert daartoe noch in eerste aanleg, noch in hoger beroep een rechtsgrond aan die deze vernietiging zou kunnen dragen, terwijl het hof die evenmin vermag te zien. De stelling dat zijn “coulance” niet langer in stand behoort te worden gelaten gelet op de gestelde wanprestatie/onrechtmatige daad aan de zijde van Knowledge, is daartoe rechtens niet geëigend – nog daargelaten dat niet kan worden vastgesteld in deze procedure dat sprake is van zodanige wanprestatie/onrechtmatige daad zijdens Knowledge, zoals uit het voorgaande blijkt.
IT 1216

Niet aannemelijk dat het probleem wezenlijk in ontbreken licenties zit

Rechtbank Noord-Holland 26 juni 2013, HA ZA 12-58 (Nivo tegen 4Bizz Business)
Uitspraak ingezonden door Frederik Leentfaar, Deterink N.V..
Ontbinding contract. Licenties. Nivo is een groothandel in Aziatische levensmiddelen. 4Bizz een organisatie-adviesbureau in interim- en projectmanagement op ICT-gebied. In november 2010 is een volledige offerte uitgewerkt met daarin opgenomen een Microsoft NAV BE-licentie. Na livegang in mei 2011 vertoond de geleverde software gebreken, ontbraken gegevens en enkele functies.

Na ingebrekestelling door Nivo en second opion van een gecertificeerde distributeur waarin zij concludeert dat 4Bizz geen gecertificeerde partner was [redactie: Nivo stelt dit, hierover verschillen de partijen van mening, de rechtbank wijst dit af] en dat de verkeerde NAV BE-versie is geleverd. Ook had niet de Business Essentials versie, maar de Advanced Management versie gebruikt moeten worden. Nivo vordert een verklaring voor recht dat de overeenkomst juist is ontbonden en restitutie van gedane betalingen. De vorderingen worden door de rechtbank afgewezen.

De rechtbank acht het niet aannemelijk dat het probleem voor Nivo wezenlijk zat of zit in deze licenties. Het probleem was gelegen in het niet deugdelijk functioneren van de software. Er is geen valide grond voor ontbinding. Het softwarepakket sluit niet aan op de bedrijfsbehoeften van Nivo, daarvoor is een uitgebreidere versie nodig, aldus de second opinion (die niet voor 4Bizz inzichtelijk is). In de brief aan 4Bizz staat een termijn voor het verkrijgen van instemming met de voorgestelde 'bevredigende oplossing' die uitgaat van ontbinding van de overeenkomst. Echter 6:82 BW vraagt om een verbetering van de overeengekomen prestatie. Daarop is niet aangedrongen, hetgeen meebrengt dat het verzuim niet kan worden worden gegrond op het uitblijven van deze reactie. Ook het beroep op dwaling faalt.

4.5. De rechtbank acht tegenover hetgeen van de zijde van 4BIZZ ter comparitie is opgemerkt onvoldoende feiten gesteld om aan te nemen dat de via Dynamore geleverde licenties niet rechtsgeldig zouden zijn. Uit de stukken blijkt niet dat twijfel daaraan aan 4BIZZ is voorgelegd en dat 4BIZZ aldus in de gelegenheid is gesteld om te zorgen voor helderheid op dit vlak. Verder had 4BIZZ haar vermoedens omtrent niet geldige licenties eenvoudig kunnen onderbouwen door navraag bij Microsoft te doen, hetgeen zij heeft nagelaten. De rechtbank acht ook niet aannemelijk dat het probleem voor Nivo wezenlijk zat of zit in deze licenties. Het probleem was gelegen in het niet deugdelijk functioneren van de software, zoals uit de hiervoor vermelde weergave van de loop der gebeurtenissen onontkoombaar blijkt. Dit is dan ook geen valide grond voor ontbinding.


Verdere leestips: 4.6 - 4.9

IT 1215

Analyse: Rechtsgeldige bevinding van GPL-licentie in Duitsland

Landgericht Hamburg 14 juni 2013, 308 O-10/13 (Welte tegen Fantec)
Een bijdrage van Wouter Dammers, ICTRecht B.V.
Het Landesgerichtof Hamburg (Duitsland) heeft in een belangrijk vonnis hardwareleverancier Fantec op de vingers getikt vanwege het schenden van een open source licentie. De open source licentie GNU General Public License v2 (GPLv2) wordt in deze zaak rechtsgeldig geacht. Ook blijkt dat een afnemer van software zich niet kan verschuilen achter de leverancier: de afnemer is zelf aansprakelijk voor schendingen van intellectuele eigendomsrechten – ongeacht of de leverancier heeft ingestaan voor de rechten of niet.

Auteursrecht op Netfilter/iptables
De eiser in deze zaak is Harald Welte, een bekende open source programmeur en IT-consultant. Welte heeft onder meer het team geleid voor de ontwikkeling van de open source software netfilter/iptables. Iptables wordt bijvoorbeeld gebruikt voor firewalls in het Linux besturingssysteem.

Welte is auteursrechthebbende op deze software. Dat is van groot belang, aangezien de auteursrechthebbende op grond van de (in dit geval Duitse) auteurswet gerechtigd is om derden het recht te geven de software (verder) te verspreiden en te kopiëren, en om daar voorwaarden aan te verbinden. Licentieovereenkomsten regelen deze voorwaarden. Vaak zijn deze overeenkomsten beperkend in wat wel en niet mag, maar een tegenhanger daarop zijn de meeste open source licenties. Zo heeft Welte er voor gekozen de netfilter/iptables software in licentie te geven onder de GPLv2.

Welke voorwaarden stelt de GPLv2 licentie?
De GNU GPLv2 stelt iedereen het gebruik van de daaronder in licentie gegeven software toe. Ieder gebruik is toegestaan, en ook het verspreiden en kopiëren van de software is vrijelijk toegestaan. Maar om die vrijheid te kunnen waarborgen, zijn daar wel een aantal voorwaarden aangesteld. Zo ben je als licentienemer wel verplicht om aan de verdere distributie van de in licentie gegeven software dezelfde licentievoorwaarden te verbinden. Dus als iets onder GPLv2 onder licentie is gegeven, mag je het (meestal) ook alleen onder de GPLv2 verder distribueren. Ook eventuele kopieën of wijzigingen aan die software moeten onder de GPLv2 vrij blijven. Daarnaast stelt de GPLv2 het verplicht dat ook de broncode van die software vrij beschikbaar moet zijn voor de volgende licentienemer.

Fantec overtreedt de GPLv2
Fantec GmbH is een bedrijf dat handelt in computerhardware en consumentenelektronica. Eén van haar producten is de Fantec 3DFHDL Media Player.

De mediaspeler maakt gebruik van firmware, welke Fantec via een Chinese leverancier heeft verkegen. Deze firmware, welke onder meer gebruik maakt van een besturingssysteem gebaseerd op Linux, is op de website van Fantec te downloaden.

Tijdens een hacking-workshop van de Free Software Foundation Europe controleren diverse vrijwilligers een aantal verschillende apparaten op compliance met veel gebruikte open source licenties. Daaruit blijkt dat de firmware zoals beschikbaar is gesteld door Fantec niet overeenstemt met de gebruikte software in de mediaspeler. Zo blijkt de broncode van iptables niet beschikbaar te zijn.

Pijnlijk, want daarmee overtreedt Fantec de GPLv2 licentie. Uit het vonnis blijkt dat dat niet de eerste keer was: in 2010 is Fantec al eerder aangesproken door Welte op schendingen van de GPLv2 in andere producten van Fantec. Partijen hebben toen afgesproken dat Fantec bij een volgende schending een contractuele boete zou verbeuren.

Fantec werd daarom wederom aangesproken door Welte op schendingen van de GPLv2, en werd daarbij ook gesommeerd om de contractueel overeengekomen boete te betalen. Fantec was echter van mening dat de broncode niet onvolledig zou zijn, omdat de Chinese leverancier haar de integriteit van de broncode had verzekerd. Fantec zou de broncode niet zelf kunnen onderzoeken. De zaak is vervolgens voor de Duitse rechter gekomen.

Wat is de inzet van de rechtszaak?
Welte stelt dat Fantec de mediaspeler heeft aangeboden en heeft verkocht terwijl de firmare niet voldeed aan de GPLv2 licentie. Meer in het bijzonder stelt Welte dat de aangeboden broncode onvolledig was, omdat het iptables component ontbrak. Dat terwijl uit een vergelijking met de objectcode bleek dat de software iptables versie 1.3.7 werd gebruikt. Ook blijkt uit een analyse van de beschikbaar gestelde firmware dat deze code pas later is gecompileerd dan de code die werd gebruikt in de mediaspeler. Ook dat vormt een schending van de GPLv2. Tenslotte stelt Welte dat er door een schending van de GPL geen geschikte gebruiksrechten had voor de distributie van de software: en dus een schending van het auteursrecht van Welte.

Wat oordeelt de rechtbank?
De rechtbank oordeelt dat er zowel sprake is van een schending van de vaststellingsovereenkomst die tussen partijen in 2010 was overeengekomen, als van een schending van de GPLv2. De broncode van de software werd namelijk niet op dezelfde locatie onder de GPLv2 beschikbaar gesteld, terwijl deze wel in de objectcode was opgenomen.

De rechter oordeelt daarbij dat Fantec zich niet kan verschuilen achter de Chinese leverancier: Fantec dient zelf een eigen beoordeling te vormen, al dan niet met behulp van een derde, of de software dezelfde inhoud heeft als hoe deze aan haar werd aangeboden.

Fantec wordt aldus veroordeeld tot onder meer het betalen van de contractueel overeengekomen boete, het verstrekken van gegevens over de verkoop van de media spelers, en het vergoeden van de proceskosten van Welte.

Wat betekent dit vonnis voor de praktijk?
Voor de praktijk is dit een belangrijk vonnis. Allereerst blijkt hier maar weer eens uit dat het gebruik van open source software niet betekent dat je zomaar alles mag doen: je moet de voorwaarden van de licentie wel in acht nemen, net als bij iedere andere 'gewone' (proprietary) softwarelicentie.

Bovendien blijkt ook weer uit dit vonnis dat afnemers van software kunnen zich niet verschuilen achter hun leveranciers: ze zijn zelf volledig aansprakelijk voor eventuele inbreuken op intellectuele eigendomsrechten. Ook het respecteren van open source licenties, zoals de GPL, valt onder die verantwoordelijkheid.

Als je zelf als afnemer niet in staat bent om een controle van de software uit te voeren, dan dien je daar een derde voor in te schakelen. Niet iedere afnemer zal daar echter het geld voor over hebben. In die gevallen is het des te belangrijker om dus goede afspraken te maken met de leverancier van de software: zorg er voor dat de leverancier in staat voor het naleven van intellectuele eigendomsrechten van derden. Dat kan aan de hand van garanties, maar denk ook aan vrijwaringen voor het geval derden (zoals een open source ontwikkelaar) je aanspreekt op schending van intellectuele eigendomsrechten in de software die jij distribueert. Je zult daar namelijk zelf op aangesproken kunnen worden, ongeacht wat je hebt afgesproken met je leverancier.

Wouter Dammers

 

Lees hier de uitspraak: Landgericht Hamburg 14 juni 2013, 308 O 10/13 (Welte tegen Fantec GmbH)

IT 1198

Ondersteunende diensten bij softwarelicenties

Hof Amsterdam 4 juni 2013, LJN CA3552 (Lectra tegen Vanilia/Ferta)
Ondersteunende diensten bij softwarelicenties. Bewijsvermoeden wilsovereenstemming. Tegenbewijs toegestaan. Tussenarrest.

Lectra exploiteert een bedrijf dat softwarelicenties en bijbehorende ondersteunende diensten levert aan bedrijven in de confectiebranche. Vanilia c.s. exploiteren een bedrijf dat kleding ontwerpt, vervaardigt en verkoopt. Vanilia c.s. hebben in 1995 met Lectra een contract gesloten voor hardwareondersteuning en in 1997 voor hardware- en softwareondersteuning en preventief onderhoud. Vanilia c.s. hebben één softwarelicentie Modaris Modepro met hardware van Lectra gekocht, met daarbij ondersteunende dienstverlening. Lectra stelt zich op het standpunt dat er tussen partijen wilsovereenstemming bestond ten aanzien van de levering van ondersteunende diensten voor alle tien licenties en vordert op die grond wederom, nu primair, betaling van € 18.660,49 met rente.

Lectra dient in beginsel haar stelling te bewijzen dat zij over de jaren 2006 tot en met 2010 met Vanilia c.s. is overeengekomen ondersteunende diensten te leveren met betrekking tot alle tien de licenties. Het hof is van oordeel dat aan de door Lectra gestelde feiten en omstandigheden en de door haar overgelegde stukken het vermoeden kan worden ontleend dat de door haar gestelde wilsovereenstemming bestaat. Het Hof staat Vanilia c.s. toe tegenbewijs te leveren.

In citaten:
3.7.  Vanilia c.s. erkennen in hoger beroep dat drie servicecontracten zijn gesloten voor Modaris Modepro licenties. Zij betwisten dat in verband met de overige licenties sprake is geweest van wilsovereenstemming betreffende de levering van ondersteunende diensten. Dit betekent, aldus Vanilia c.s., dat Lectra hen naar aanleiding van het bestreden vonnis (uit hoofde van onverschuldigde betaling) € 13.898,95 te veel heeft terugbetaald en dat zij dat bedag in beginsel aan Lectra dienen terug te betalen, ware het niet dat zij nog een vordering hebben op Lectra omdat Lectra tekortgeschoten is in haar verplichtingen om tijdig software updates te leveren (memorie van antwoord onder 109). Vanilia vordert op deze grond ontbinding van de servicecontracten, voor zover deze bestaan, en Vanilia c.s. doen - kort samengevat - een beroep op verrekening van hetgeen zij in verband met de servicecontracten aan Lectra verschuldigd zijn met de ongedaanmakingsverbintenis, bestaande uit het terugbetalen van de door hen betaalde servicesfees, althans met de schadevergoeding die zij in verband met genoemde tekortkoming van Lectra te vorderen hebben. Zij vorderen, voor zover hun beroep op verrekening wordt afgewezen, Lectra te veroordelen tot betaling van bedoelde schadevergoeding ter hoogte van, indien geoordeeld wordt dat er drie servicecontracten bestaan, € 13.898,95 met rente, en uitgaande van meer servicecontracten, het totaalbedrag dat Lectra haar ter zake de software evolution-diensten in de jaren 2006 tot en met 2010 in rekening heeft gebracht, met rente. Vanilia c.s. betwisten voorts dat zij op grond van door Lectra onverschuldigd verrichte prestaties dan wel ongerechtvaardigde verrijking enig bedrag aan Lectra verschuldigd zijn. Het hof overweegt naar aanleiding van de grieven en het gevoerde verweer het volgende.


3.11.  Vanilia c.s. voeren in hoger beroep aan dat, voor zover het leveren daarvan al is overeengekomen, Lectra is tekortgeschoten in het leveren van de software evolution-diensten. Paragraaf 1.1.1. van de overeenkomst van 26 maart 2006 bepaalt dat Lectra de klant informeert ‘wanneer er een nieuwe software release uitkomt’. Uit het hiervoor al genoemde door Lectra bij productie 5 overgelegde overzicht blijkt dat er in de regel minimaal een half tot anderhalf jaar zat tussen het beschikbaar komen van een nieuwe update en het installeren daarvan. In dat kader is prangend dat, indien zij niet gevraagd hadden om de software op nieuwe pc’s over te zetten of om een cursus voor haar werknemers te geven, er naar alle waarschijnlijkheid geen updates hadden plaatsgevonden, aldus Vanilia c.s.. Het hof is van oordeel dat Vanilia c.s. hiermee onvoldoende hebben gesteld om te concluderen dat Lectra is tekortgeschoten in haar verplichtingen inzake de software evolution-diensten. Lectra licht in haar akte uitlating uitvoerig toe op welke wijze zij te werk gaat bij het installeren van updates; van bekendmaking en voorlichting tot opleiding en installatie, waarbij een zeker tijdsverloop voor de hand ligt. Lectra voert in haar akte bovendien aan, en onderbouwt dat voor de update van 2009 met stukken, dat zij Vanilia c.s. wel heeft geïnformeerd over de updates, waarna Vanilia c.s. bij hun antwoordakte erkennen dat zij geïnformeerd zijn over de update van 2009. Vanilia c.s. voeren niet aan waarom het door hen aangegeven tijdsverloop tussen het beschikbaar komen van de updates en de installatie leidt tot een tekortkoming van de zijde van Lectra, terwijl dat gelet op de uitgebreide toelichting van Lectra wel op haar weg had gelegen. Vanilia c.s. laten bovendien na uit te leggen waarom zij niet eerder hebben geklaagd over de handelwijze van Lectra, laat staan waarom zij haar niet eerder in gebreke hebben gesteld. Dat had immers voor de hand gelegen nu zij erkennen dat zij voor drie licenties software evolution-diensten zijn overeengekomen. Het hof gaat dan ook voorbij aan de stelling van Vanilia c.s. dat Lectra zou zijn tekortgeschoten in haar verplichtingen inzake de updates.

3.15.  Lectra dient in beginsel te bewijzen haar stelling dat zij over de jaren 2006 tot en met 2010 met Vanilia c.s. is overeengekomen ondersteunende diensten te leveren met betrekking tot alle tien licenties. Het hof is van oordeel dat aan de door Lectra gestelde - en merendeels hiervoor reeds besproken - feiten en omstandigheden en de door haar ter onderbouwing van die feiten en omstandigheden overgelegde stukken het vermoeden kan worden ontleend dat de door haar gestelde wilsovereenstemming bestaat. Het hof grondt dat vermoeden vooralsnog op de volgende feiten en omstandigheden:
- Lectra heeft meermalen updates geleverd voor alle tien licenties (r.o. 3.10);
- Lectra heeft remote expertise-diensten beschikbaar gesteld en gehouden en Vanilia c.s. hebben van die diensten gebruik gemaakt (r.o. 3.12);
- Vanilia c.s. hebben de facturen over de jaren 2006 tot en met 2009 waarbij ondersteunende diensten voor tien licenties in rekening werden gebracht voldaan.
Partijen hebben aldus over en weer in elk geval gedurende vier jaren uitvoering gegeven aan de overeenkomst(en) zoals door Lectra gesteld. De stelling van Vanilia c.s. dat zij meenden en konden menen dat de diensten gratis werden geleverd - omdat bepaalde softwareleveranciers dergelijke diensten gratis leveren - is in dit verband van onvoldoende betekenis nu zij voor de geleverde diensten juist wel betaalden. Dat Vanilia c.s. in de jaren 2006 tot en met 2009 voor de diensten betaalden brengt voorts mee dat Vanilia c.s. al langere tijd bekend zijn met de prijzen die Lectra daarvoor rekent. Het hof constateert dat zij daarover nimmer hebben geklaagd en in dit geding geen stelling daaraan hebben gewijd. Het hof komt mede tot het bewijsvermoeden omdat het niet voor de hand ligt dat Lectra anders heeft willen contracteren (r.o. 3.13) en vanwege de inconsistentie in de stellingen van Vanilia c.s. omtrent de overeenstemming (r.o. 3.8) en de uitgevoerde updates (r.o. 3.10) in de loop van dit geschil.

3.16.  Vanilia c.s. hebben bewijs van hun stellingen aangeboden en daarbij opgemerkt dat Hulzebosch, directeur van Vanilia c.s., kan verklaren dat geen overeenstemming is bereikt over de servicecontracten. Het hof zal Vanilia c.s. toelaten tot het leveren van tegenbewijs in die zin dat zij in de gelegenheid worden gesteld het hiervoor aangenomen bewijsvermoeden te ontkrachten.

IT 1196

Aanspraak op onderdelen van ontwikkelde advocatensoftware, is nog geen betwisting

Rechtbank Den Haag 19 juni 2013, HA ZA 11-1939 (Informa, A + B tegen Multi Tasking c.s.)
Auteursrecht. Contractenrecht. In de serie Informa / Multi Tasking. Kort: Informa is exploitant van de Cicero software, Multi Tasking heeft (op onderdelen) de software doorontwikkeld binnen de distributieovereenkomst. Door Multi Tasking c.s. wordt niet (voldoende onderbouwd) bestreden dat de Cicero software een auteursrechtelijk beschermd werk is, noch dat A en B de auteursrechthebbenden zijn. Multi Tasking c.s. voert weliswaar aan dat Multi Tasking aanspraak kan maken op auteursrechten ten aanzien van door haar ontwikkelde delen van de software, daarmee worden de auteursrechten van A en B op zich nog niet betwist. Evenmin is (voldoende onderbouwd) bestreden dat Informa op grond van een licentie van A en B de Cicero software exploiteerde en dat Multi Tasking haar recht om de Cicero software te exploiteren ontleende aan de distributieovereenkomst met Informa. Er wordt inbreuk op de auteursrechten van A en B aangenomen.

 4. De beoordeling in conventie
Inbreuk op auteursrechten van A en B
4.2. Door Multi Tasking c.s. wordt niet (voldoende onderbouwd) bestreden dat de Cicero software een auteursrechtelijk beschermd werk is noch dat A en B de auteursrechthebbenden zijn. Multi Tasking c.s. voert weliswaar aan dat Multi Tasking aanspraak kan maken op auteursrechten ten aanzien van door haar ontwikkelde delen van de software, daarmee worden de auteursrechten van A en B op zich nog niet betwist. Evenmin is (voldoende onderbouwd) bestreden dat Informa op grond van een licentie van A en B de Cicero software exploiteerde en dat Multi Tasking haar recht de Cicero software te exploiteren ontleende aan de distributieovereenkomst met Informa.

4.3. A en B hebben hun stellingen betreffende de gestelde auteursrechtinbreuk – onder meer – onderbouwd aan de hand van een overzicht (met onderliggende stukken) van 17 advocatenkantoren waar Multi Tasking de Cicero software heeft geplaatst op in totaal 108 verschillende werkplekken zonder dit te melden bij Informa en onder daarover licentievergoedingen af te dragen aan Informa. A en B hebben berekend dat Multi Tasking voor deze in hun ogen illegale versies van de Cicero software in ieder geval € 126.024,47 aan illegale licentie-inkomsten heeft gegenereerd en daarnaast in ieder geval € 80.371,95 aan illegale inkomsten heeft gegenereerd voor upgrades van de Cicero software.

(...) Nog los van de vraag of sprake was van gebrekkig functionerende software, is van belang dat geen rechtvaardiging is gesteld of gebleken voor het niet melden door Multi Tasking van de desbetreffende gebruikersplekken aan Informa, zodat daaruit alleen al strijd met de voorwaarden voor het aan gebruikers ter beschikking stellen van de Cicero software kan worden afgeleid.

4.8. Gelet op het voorgaande wordt als vaststaand aangenomen dat Multi Tasking zonder dat Informa c.s. daarvan op de hoogte is gesteld de Cicero software heeft geïnstalleerd op de in het door Informa c.s. overgelegde overzicht genoemde 108 gebruikersplekken bij 17 kantoren, zonder dat zij over deze plekken een licentievergoeding heeft afgedragen aan Informa. Nu niet is komen vast te staan dat haar een beroep toekomt op opschorting, is de slotsom dat Multi Tasking in ieder geval ten aanzien van deze 108 gebruikersplekken geen recht kan ontlenen aan de distributieovereenkomst, zodat sprake is van inbreuk op de auteursrechten van A en B. Dat Belgisch recht op dit punt tot een ander oordeel zou nopen, is gesteld noch gebleken.

4.9. Aangezien Multi Tasking de inbreuk op de hun toekomende auteursrechten blijft betwisten, hebben A en B belang bij de vaststelling dat inbreuk op hun auteursrechten heeft plaatsgevonden en bij een verbod inbreuk te maken. De vorderingen sub A. en B. zullen daarom als in het dictum verwoord worden toegewezen. Nu geen andere inbreuk aan de orde is gesteld dan die op de Cicero software zal het verbod niet op iets anders betrekking kunnen hebben. Ook de sub C. gevorderde inzage in de in beslag genomen documentatie zal worden toegewezen, met dien verstande dat de inzage slechts betrekking kan hebben op A en B, nu hun auteursrechten (en niet ook die van Informa zijn geschonden). Dat eerder in kort geding inzage reeds is toegewezen maakt nog niet dat A en B nu in deze procedure niet ontvankelijk zijn in hun vordering tot inzage in de documentatie. Zoals A en B onbestreden hebben aangevoerd heeft het onderzoek van de accountant beschreven in 4.2 van het kortgedingvonnis van 26 september 2011 nog niet plaatsgevonden. Hun belang is er alleen al in gelegen dat wordt zeker gesteld dat ook na het te wijzen vonnis inzage kan worden verkregen in de in beslag genomen documentatie. De dwangsom zal geen betrekking hebben op gelieerde rechtspersonen nu daarvoor geen rechtsgrond is. Voorts wordt de dwangsom inclusief het maximum gematigd.

De beslissing
5.3. De rechtbank verklaart voor recht dat Multi Tasking inbreuk heeft gemaakt op aan A en B toebehorende auteursrechten, door de Cicero software openbaar te maken en te verveelvoudigen zonder de daarvoor vereiste toestemming van Informa;

5.20. verklaart voor recht dat uit de verklaring van C van 20 januari 1990 niet volgt dat C persoonlijk bepaalde concurrerende handelingen ten aanzien van de Cicero software kunnen worden verboden.

IT 1193

Geen korting op Appleproducten is misleidend

RCC 3 juni 2013, dossiernr. 2013/00342 (Dixons verbouwingsleegverkoop)
Misleidend. Ontbrekende informatie. Het betreft een huis-aan-huis verspreide reclamefolder van het Dixons filiaal in Harderwijk waarin een “verbouwingsleegverkoop” wordt aangekondigd met kortingen oplopend van 10% op woensdag 30 januari 2013 tot 35% op zaterdag 2 februari 2013. Onderin de folder staat, in kleine letters: “Korting alleen geldig op de huidige winkelvoorraad. Max. 3 artikelen per klant.”

De klacht - Toen klager in de actieperiode de betreffende Dixons winkel bezocht om een Apple iPad met korting te kopen, werd hem door een medewerker meegedeeld dat de kortingsactie niet op Apple producten van toepassing was, omdat Apple nooit korting op zijn producten zou verlenen. In de reclamefolder staat echter niet dat Apple producten uitgesloten zijn.

Het oordeel van de Commissie 
Als niet weersproken is komen vast te staan dat Apple producten uitgesloten waren van de vier dagen durende kortingsactie in het Dixons filiaal in Harderwijk. Deze beperkende voorwaarde betreft naar het oordeel van de Commissie essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen en die hem daarom tijdig en op duidelijke wijze moet worden verstrekt. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. In de folder staat immers alleen dat de korting geldig is “op de huidige winkelvoorraad”, maar wordt niet vermeld dat de actie niet van toepassing is op producten van Apple. Aldus is sprake van een omissie van essentiële informatie als bedoeld in de aanhef en onder c van artikel 8.3 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

IT 1181

Beloning groepstraining vastgesteld door rechter

Gerechtshof 's-Hertogenbosch 4 juni 2013, LJN CA2186 (Online Accountants MKB tegen ICT-Coach voor het MKB BV)

Overeenkomst van opdracht. Redelijke vergoeding aan opdrachtnemer toegekend op basis van artikel 7:405 BW.

8.2. [appellante] heeft zich in haar akte na tussenarrest bereid verklaard om een vergoeding te betalen voor de door ICT-Coach in de persoon van [trainer van ICT Coach] gegeven groepstraining, maar zij acht het aantal ter zake van deze training (in de urenspecificatie van ICT-Coach, productie 8 bij de memorie van grieven) opgevoerde uren, te weten in totaal 30,25 uren, veel te hoog. [appellante] wijst erop dat de training 4 uur heeft geduurd en zij acht een voorbereidingstijd van 2 uur redelijk, zodat – uitgaande van het door ICT-Coach zelf opgegeven tarief van € 75,- per uur – een bedrag van 6 x € 75,- = € 450,- zou kunnen worden toegewezen.

8.4. Dat [appellante] zich jegens ICT-Coach verbonden zou hebben voor die groepstraining een bedrag van € 2.250,- met reiskosten en btw te voldoen, valt naar het oordeel van het hof niet te lezen in de e-mail van [appellante] d.d. 14 januari 2011 (productie 7 bij de inleidende dagvaarding). Nu enige andere onderbouwing ontbreekt, kan deze stelling van ICT-Coach niet worden aanvaard.

Hetzelfde geldt voor de - door [appellante] betwiste - stelling van ICT-Coach dat partijen het erover eens waren dat ICT-Coach haar werkzaamheden aan [appellante] zou kunnen declareren op basis van de offerte van 5 oktober 2010 (productie 14 bij memorie van antwoord).

8.5. Gelet op het hiervoor overwogene zal het hof, met toepassing van artikel 7:405 BW, een beloning vaststellen voor de door ICT-Coach gegeven groepstraining op 7 september 2010.

Het hof begrijpt dat partijen het erover eens zijn dat een tarief van € 75,- per uur exclusief btw voor de werkzaamheden van [trainer van ICT Coach] redelijk is. Het hof zal hiervan uitgaan.

Volgens de urenspecificatie van ICT-Coach (productie 8 memorie van grieven) zou [trainer van ICT Coach] aan de groepstraining 30,25 uren besteed hebben. [appellante] acht dit aantal uren buitenproportioneel aangezien de training zelf maar 4 uren heeft geduurd.

Het hof zal, gelet op het over en weer gestelde, de beloning voor de door ICT-Coach gegeven groepstraining ex aequo et bono vaststellen op 15 uren x € 75,- , te vermeerderen met € 150,- reiskosten en btw. Het hof neemt hierbij in overweging dat – kennelijk – de groepstraining nieuw was opgezet hetgeen extra uren aan voorbereiding zal hebben gevergd; tevens acht het hof het aannemelijk dat ook de leidinggevende van [trainer van ICT Coach], [leidinggevende van trainer van ICT Coach], de nodige uren aan de voorbereiding zal hebben besteed.

9. De uitspraak
Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep;

IT 1179

Kosten voor excessief telefoonverkeer na hack/misbruik

Rechtbank Rotterdam 10 april 2013, LJN CA2561 (Telespectrum managed voice services B.V. tegen Tri-Ennium B.V.)
Téléphone ancienTelecommunicatieovereenkomst. Hack/misbruik van telefoonlijnen. Reikwijdte zorgplicht opdrachtnemer. Oorzaak hack/misbruik: deskundige.

Het gaat in deze zaak om de vraag of Tri-Ennium op grond van de tussen partijen gesloten telecommunicatieovereenkomst de kosten dient te voldoen die verband houden met excessief telefoonverkeer dat heeft plaatsgevonden via de telefoonlijnen van Tri-Ennium in een zeker weekend. Bij bovengenoemd tussenvonnis heeft de rechtbank enkele beslissingen genomen en partijen in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten over enkele andere specifieke punten. Vast staat dat dit excessieve telefoonverkeer heeft plaatsgevonden als gevolg van een hack en/of misbruik van de telefoonlijnen van Tri-Ennium. De rechtbank verwijst de zaak naar de rol en houdt iedere beslissing aan.

2.2.  Bij de beoordeling moet uitgangspunt zijn de in 2004 tussen partijen tot stand gekomen telecommunicatieovereenkomst. Blijkens die overeenkomst heeft Telespectrum de “beveiliging” van de lijnen gegarandeerd. Daaruit heeft de rechtbank afgeleid dat Telespectrum in beginsel de kosten dient te dragen die het gevolg zijn van een hack en/of misbruik van de desbetreffende telefoonlijnen. In haar conclusie na tussenvonnis heeft Telespectrum aangevoerd dat zij een dergelijk vergaande garantie niet kan en, op grond van de privacywetgeving, ook niet mag geven. De in de overeenkomst genoemde garantie heeft slechts betrekking op de goede werking van het telefoonsysteem – aldus Telespectrum. Aan het hier bedoelde oordeel van de rechtbank doet dit echter niet af. Of Telespectrum een ver strekkende garantie als de onderhavige nu wel of niet kan waarmaken laat immers onverlet dat zij zich wel in bewoordingen heeft uitgelaten die op een dergelijke ver strekkende garantie wijzen. Op die woorden heeft Tri-Ennium mogen vertrouwen. Dat zou slechts anders kunnen zijn als Tri-Ennium heeft moeten begrijpen dat aan deze bewoordingen een minder ver strekkende betekenis toekwam, maar Telespectrum heeft daartoe geen feiten gesteld. Niet van belang is dus of partijen als Telespectrum “kunnen […] aanvaarden” dat “op hen een verplichting wordt gelegd” ten aanzien van het screenen van telefoonlijnen (conclusie, sub 16). Hier is louter van belang dat Telespectrum zelf en op eigen initiatief een garantie ten aanzien van de beveiliging van de lijnen op zich heeft genomen. Aan die garantie is zij gebonden.

2.6.  Het komt de rechtbank voor dat, als moet worden geoordeeld dat de verantwoordelijkheid voor de beveiliging ook na 2007 bij Telespectrum is blijven berusten, van belang is op welke wijze het hier relevante telefoonverkeer precies tot stand is gekomen. Denkbaar is immers dat op zichzelf de beveiliging van de telefoonlijnen in orde was, maar dat een medewerker van Tri-Ennium zelf het telefoonverkeer tot stand heeft gebracht of zijn wachtwoord aan een derde ter beschikking heeft gesteld en aldus gelegenheid heeft geboden om van de telefoonlijnen misbruik te maken. In dat geval valt niet zonder meer in te zien dat de kosten van het aldus gegenereerde telefoonverkeer (volledig) voor rekening van Telespectrum behoren te komen. Een dergelijke oorzaak van het excessieve telefoonverkeer ligt in beginsel immers in het domein van Tri-Ennium, en daaraan staat de garantie van Telespectrum ter zake de beveiliging niet zonder meer in de weg.

2.10.  De rechtbank zal partijen gelegenheid geven zich uit te laten over de modaliteiten van een dergelijk deskundigenonderzoek, dat wil zeggen de specifieke deskundigheid van de te benoemen deskundige en de aan de deskundige te stellen vragen. Het spreekt vanzelf dat het de voortgang van de procedure ten goede komt als partijen het hierover eens worden. Bij de conclusie na dit tussenvonnis kan Telespectrum ook reageren op de stelling van Tri-Ennium dat ook zij (Telespectrum) beschikte over de wachtwoorden voor de telefoonlijnen van Tri-Ennium.

2.11.  De deskundige zal in beginsel moeten kunnen beschikken over de volledige weblogs. Telespectrum heeft gesteld dat het hier gaat om vele honderden pagina’s. De rechtbank geeft Telespectrum in dit verband in overweging die documenten in digitale vorm bij de rechtbank (en bij Tri-Ennium) te deponeren, zodat overlegging in papieren vorm achterwege kan blijven.

2.15.  In afwachting van de conclusies van partijen zal de rechtbank iedere verdere beslissing aanhouden.

3.  De beslissing
De rechtbank
3.1.  verwijst de zaak naar de rol van 8 mei 2013 voor conclusie na tussenvonnis als bedoeld in 2.5 en 2.10 door Telespectrum, waarna Tri-Ennium kan reageren;

3.2.  houdt iedere verdere beslissing aan.

IT 1176

IViR: Reflecties op de UsedSoft-uitspraak

N. Helberger, ‘Verkauft ist verkauft; wiederholen ist gestohlen’. Reflecties op de UsedSoft-uitspraak van het Europese Hof, Annotatie bij Hof van Justitie 3 juli 2012 (UsedSoft / Oracle), Tijdschrift voor Consumentenrecht & Handelspraktijken, 2013-2, p. 91-96.
Deze dynamische interpretatie van de softwarekoop reflecteert het feit dat de ‘life-cyclus’ van software van korte duur is, en dat software continue bijgewerkt moet worden om te kunnen blijven functioneren. Natuurlijk kan dit niet oneindig gelden, en het blijft nog te bepalen waar redelijkerwijs de grenzen liggen. Ook geldt dit niet voor contracten over het tijdelijk beperkte gebruik van software, bijvoorbeeld in het kader van cloudcomputingcontracten.

Het valt nog te bezien hoelang kopers van software van de uitspraak mogen profiteren. De kans bestaat dat softwareproducenten nieuwe wegen vinden de gevolgen van de uitspraak beperkt te houden, bijvoorbeeld door niet langer software voor onbeperkte tijd aan te bieden, of de prijzen voor software aan te passen. Ook valt te verwachten dat de uitspraak weer een boost geeft aan het gebruik van technische beschermingsmaatregelen om de gebruiksmogelijkheden van programma’s (ook door derden) te kunnen controleren en beperken. De vraag is wat de gevolgen hiervan op de bruikbaarheid van computerprogramma’s zullen zijn, maar ook voor de interpretatie van de redelijkheid van contractuele en technische beperkingen ten laste van eindgebruikers. Uiteraard moeten gebruikers worden geïnformeerd wat dit betekent voor de functionaliteit en bruikbaarheid van de software, volgens de nieuwe bepalingen in de Richtlijn consumentenrechten. Rest de vraag wat de gevolgen van de uitspraak zijn voor andere auteursrechtelijk beschermde werken, zoals e-boeken, video en muziek. In hoeverre kunnen gebruikers bijvoorbeeld straks gebruikte muziekfiles kopen of doorverkopen? De werking van de uitspraak is inter partes, maar ze zal natuurlijk ook de uitleg van rechters in andere zaken kunnen beïnvloeden. E-boeken, video en muziek vallen onder de Auteursrechtrichtlijn 2001/29/EG. Zoals gezegd, onder deze richtlijn geldt  tot nu toe dat uitputting beperkt is tot werken die in materiële dragers belichaamd zijn. Het Hof zegt niet expliciet iets over de uitwerking op andere werken zoals muziek of e-boeken. Het stelt wel: ‘uiteraard moeten de in de richtlijn2001/29 en 209/24 gebruikte begrippen in beginsel dezelfde betekenis hebben’.

In ieder geval biedt de uitspraak en de functioneel-economische benadering van het Hof nieuwe argumenten om de beperking van de uitputtingsregel op materiële dragers in twijfel te trekken.

Dit artikel is sterk ingekort, lees het hele artikel hier