Save the date - NILG jaarcongres 2015
West Indisch Huis, Amsterdam, donderdag 19 november 2015 van 10:00 - 17:30.
Het Netherlands Institute for Law and Governance (NILG) organiseert in samenwerking met deLex het NILG Jaarcongres 2015, getiteld: Law and Governance in the Digital Era.
Tijdens het congres staan de uitdagingen van digitale technologie en big data centraal: aansprakelijkheidsrisico’s van de zelfrijdende auto, privacybescherming ondanks ‘internet of things’ en ‘smart borders’, digitale dienstverlening, intellectuele eigendom en 3D printing, websiteblokkades en ISP-aansprakelijkheid. Als sprekers worden onder meer Prof. Francesca Bignami (George Washington University) prof. Annette Kur, (Max Plack Institute München), prof. Aurelia Colombi Ciacchi (Groningen), prof. Jeanne Mifsud Bonnici (Groningen), prof. Leon Verstappen (Groningen), prof. Wouter Werner (VU Amsterdam), prof. Arno Lodder (VU Amsterdam) en prof. Martin Senftleben (VU Amsterdam) verwacht.
Reserveer deze datum alvast in uw agenda en meld u aan.
Programma*
7th Annual Conference of the Netherlands Institute for Law and Governance; VU University Amsterdam
Thursday, 19 November 2015; Law and Governance in the Digital Era
9:30 Registration (Coffee/Tea)
10:00 Opening
10:15 Big Data and Web 3.0 – Mapping the Challenges of New Technologies
- Prof. Annette Kur, Senior Researcher, Max Planck Institute for Innovation and Competition, Munich, and Honorary Professor, University of Munich
- Prof. Jeanne Mifsud Bonnici, Professor of European Technology Law and Human Rights, University of Groningen
- Cédric Manara, European Copyright Counsel, Google, Brussels
- Plenary Debate
11:15 Coffee Break
11:45 Public/Private Interface – Assessing the Potential of Regulatory Tools
- Prof. Francesca Bignami, Professor of Law, George Washington University, Washington DC
- Prof. Aurelia Colombi Ciacchi, Professor of Law and Governance, Academic Director Groningen Centre for Law and Governance, University of Groningen
- Prof. Wouter Werner, Professor of Public International Law, VU University Amsterdam
- Plenary Debate
12:45 Lunch Break
13:45 Case Studies – Part 1
- Session A ‘Driverless Car’
- Organizer: Kiliaan van Wees, Assistant Professor, Department of Private Law, VU University Amsterdam
- Session B ‘Internet of Things’
- Organizer: Tijmen Wisman, Researcher, Department of Transnational Law, VU University Amsterdam
- Session C ‘Smart Borders’
- Organizer: Evelien Brouwer, Associate Professor, Department of Public Law (Migration Law), VU University Amsterdam
14:45 Coffee Break
15:15 Case Studies – Part 2
- Session A ‘eNotary’
- Organizer: Leon C.A. Verstappen, Professor of Notarial Law and Academic Director, Groningen Centre for Law and Governance, University of Groningen
- Session B ‘3D Printing’
- Organizer: Martin R.F. Senftleben, Professor of Intellectual Property Law and Director, Kooijmans Institute for Law and Governance, VU University Amsterdam
- Session C ‘Law Enforcement and ISP Liability’
- Organizer: Arno R. Lodder, Professor of Internet Governance and Regulation, VU University Amsterdam
16:15 Governance Challenges Revisited
- Roundtable of Session Chairs
- Short Summaries of Results
- Plenary Debate
17:30 End of Programme (Drinks)
Deze cursus biedt verdieping voor de IP Professional met voorkennis.
Locatie / Venue
West Indish Huis, Herenmarkt 99, 103 EC, Amsterdam
Routebeschrijving via maps.google.com.
Close to Amsterdam Central Station.
Kosten deelname
€ 395,00 per persoon
€ 350,00 sponsors
€ 95,00 rechterlijke macht, wetenschappelijk personeel, publieke sector (ministerie en andere overheidsinstellingen)
€ 50,00 voor studenten en NILG-leden ; kies Prijs - Anders (!)
Genoemde prijzen zijn incl. lunch, borrel, koffie, thee, documentatie, excl. BTW.
Accreditaties:
5 PO-punten voor de Nederlandse Orde van Advocaten
5 Punten voor de Permanente Vorming (Orde van Vlaamse Balies) ingebracht ex artikel 2 Reglement
? BMM-keurmerkpunten (aangevraagd bij BMM Keurmerkcommissie)
Link VVD in Google Ad leidt niet naar Stemwijzer 2015
RCC 23 juni 2015, IT 1826; dossiernr. 2015/00356 (Google adwords reclame stemwijzer 2015)
Aanbeveling. Digitale marketing communicatie. Misleiding. De uiting: Het betreft een uiting die verscheen als eerste zoekresultaat bij het invoeren van “kieskompas waterschap” op www.google.com.
De eerste regel van de uiting luidt: “Stemwijzer 2015 – Provinciale Staten Verkiezing 2015”. De klacht: Wanneer men klikt op de groot gedrukte link “Stemwijzer 2015 – Provinciale Staten Verkiezing 2015” komt men op de site www.vvd.nl terecht en is er geen stemwijzer te zien. Kennelijk probeert de VVD bezoekers naar voornoemde site te trekken door het te doen voorkomen dat de link naar de stemwijzer leidt. Klager vindt de uiting misleidend.
Het oordeel van de Commissie: Naar het oordeel van de Commissie dient de bestreden reclame-uiting in haar geheel te worden beschouwd. De Commissie acht het voldoende duidelijk dat deze uiting reclame voor de VVD betreft, gelet op de vermelding “Ad” en de aanprijzende mededelingen “Stem 18 maart VVD. Houdt Koers!” en “de VVD houdt koers”.
Niettemin acht de Commissie de uiting niet toelaatbaar. Zij overweegt daartoe het volgende.
Door de groot gedrukte, bovenste regel van de uiting wordt de indruk gewekt dat de onder die regel opgenomen link www.vvd.nl in elk geval leidt naar de “Stemwijzer 2015” in het kader van de “Provinciale Staten Verkiezing 2015”.
Adverteerder heeft niet weersproken dat dit niet het geval is. In reactie op het bezwaar tegen de beslissing van de voorzitter heeft adverteerder onder meer meegedeeld dat het doel van de uiting is om de VVD onder de aandacht te brengen bij mensen die op zoek zijn naar informatie over de verkiezingen.
De Commissie begrijpt hieruit dat het niet de bedoeling was van adverteerder om bezoekers via de bestreden uiting kennis te laten nemen van de “Stemwijzer 2015” en/of hen in de gelegenheid te stellen om daarvan gebruik te maken. Nu gesuggereerd wordt dat die mogelijkheid wel degelijk wordt geboden, wordt naar het oordeel van de Commissie het vertrouwen in de reclame geschaad als bedoeld in artikel 5 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.
De beslissing
De Commissie vernietigt de beslissing van de voorzitter. Zij acht de reclame-uiting in strijd met artikel 5 NRC en adviseert adverteerder om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
Op andere blogs:
Dirkzwager
De niet-mededeling van als technische voorschriften aangemerkte voorschriften
Prejudiciële vraag aan HvJ EU 24 april 2015, IT 1825; C-303/15 (M et S)
Verzoeker M is ten laste gelegd dat hij (in TSJ aangeschafte) speelautomaten in een casino exploiteert zonder vergunning krachtens de POL wet op de kansspelen hetgeen een (fiscaal) strafbaar feit oplevert. Verzoekster S is ten laste gelegd dat zij als verhuurster van een gedeelte van de bar (in TSJ aangeschafte) speelautomaten heeft geëxploiteerd zonder de vereiste vergunning. In januari 2015 heeft de rechter in eerste aanleg (districtsRb Lodz) de zaken geseponeerd. Hij verwijst daarbij naar gevoegde zaken C-213/11 – C-217/11 waar het ging om een ander wetsartikel, maar hij oordeelt dat ook artikel 6, lid 1 van de POL wet een technisch voorschrift is dat wegens niet aanmelding bij de EURCIE niet aan verzoekers kan worden tegengeworpen. Verweerder (diensthoofd douanekantoor) gaat in beroep.
De verwijzende POL rechter (regionale rechtbank Lodz) moet bezien hoe het EURrecht in deze zaak toepassing moet vinden. Hij is op de hoogte van de rechtspraak van het HvJEU waarbij de EULS in op gebied van kansspelwetgeving een ruime beoordelingsmarge is toegestaan gezien de verschillen tussen de EULS op moreel, cultureel, en religieus gebied. Toetsing van de regelgeving mag door de bevoegde autoriteiten alleen aan de door de EULS zelf gestelde doelstellingen (met name beschermingsniveau). Hij weet ook dat de gevolgen zijn van niet-nakoming van de mededelingsplicht (arresten CIA Security International en Lidl Italia) dat de technische voorschriften buiten toepassing dienen te worden gelaten. Hij is van oordeel dat onderhavige zaak niet hetzelfde is als de aangehaalde zaken aangezien de technische voorschriften die in die zaken niet waren meegedeeld, betrekking hadden op gebieden van regelgeving die niet waren onderworpen aan beperkingen die vergelijkbaar zijn met de voor kansspelen geldende beperkingen, die tot doel hebben de maatschappij te beschermen tegen de negatieve gevolgen van kansspelen en de controle van de overheid over dit gebied. Om de zaak te kunnen beslissen heeft hij nadere uitleg nodig over artikel 8 van RL 98/34 en hij besluit daarover de volgende vraag aan het HvJEU voor te leggen:
“Kan artikel 8, lid 1, van richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 204, blz. 37, zoals gewijzigd) aldus worden uitgelegd dat bij niet-mededeling van als technische voorschriften aangemerkte voorschriften een onderscheid kan worden gemaakt met betrekking tot de gevolgen in dier voege dat, in het geval van voorschriften die vrijheden betreffen die niet aan de beperkingen van artikel 36 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie onderworpen zijn, de niet-mededeling ervan dient mee te brengen dat die voorschriften in een bepaalde aanhangige zaak niet mogen worden toegepast, terwijl in het geval van voorschriften die vrijheden betreffen die aan de beperkingen van artikel 36 van dit Verdrag onderworpen zijn, de nationale rechter, die tevens een Unierechter is, mag beoordelen of die voorschriften ondanks de niet-mededeling ervan voldoen aan de vereisten van artikel 36 van het Verdrag en niet onderworpen zijn aan de sanctie van niet-toepasselijkheid?”
Apotheek vordert waarnemingsstand voor raadpleging patiëntendossiers
Apotheek Vzr. Rechtbank Gelderland 29 juli 2015, IT 1824; ECLI:NL:RBGEL:2015:4970 (Apotheek Culemborg tegen Apotheek Parijsch en De Fonteijn)
Electronisch netwerk met betrekking tot zorg. Culemborg vordert toegang voor raadpleging en bewerking van patiëntendossiers die zich melden voor medicatie. Voorwaarden tot toegang tot patiëntendossiers van andere deelnemers. NZA-Regeling CI/NR-100.099. Deelnemers laten na voorwaarden en procedure vast te stellen voor deelneming door andere zorgverleners, in dit geval een nieuw gevestigde apotheek. Strijd met art. 3 van de NZa-Regeling. Onrechtmatig handelen jegens de nieuw gevestigde apotheek. Geen rechtsgrond voor een veroordeling onvoorwaardelijk toegang te verschaffen. Doorlopende waarneming als voorwaarde tot toegang zonder toestemming van patiënt. Vordering afgewezen.
4.5. Van het cluster apothekers, bestaande uit de beide apotheken (waarvan [naam 5] (indirect) eigenaar/bestuurster respectievelijk medefirmant is, terwijl [naam 5] ook bestuurslid is van de Stichting) had bij gebreke van een reeds bestaande regeling in een reglement van de Stichting verwacht, en gezien de inhoud van de Regeling, ook gevergd mogen worden dat het zo spoedig mogelijk de procedure en de concrete voorwaarden voor deelneming aan Apotheek Culemborg kenbaar zou maken, waarbij in alle opzichten wordt voldaan aan het bepaalde in de artt. 2 tot en met 4 van de Regeling. Die verplichting volgt rechtstreeks uit de Regeling. De beide apotheken dienden dat, gezien het verzoek van Apotheek Culemborg tot deelneming, op eigen initiatief aan Apotheek Culemborg bekend te maken, ook al zou het zo zijn dat het mede door toedoen van Apotheek Culemborg is geweest dat het niet tot goed overleg over de voorwaarden is gekomen. Dat hebben de beide apotheken ten onrechte en in strijd met de Regeling nagelaten. Het feit dat de beide apotheken tot op heden geen concrete voorwaarden voor deelneming hebben gesteld, kan er echter niet toe leiden -voor zover dat ook in het standpunt van Apotheek Culemborg besloten ligt- dat daarom nu op de beide apotheken de verplichting rust Apotheek Culemborg onvoorwaardelijk toegang te verschaffen tot het cluster apothekers van het netwerk en tot hun patiëntendossiers. De beide apotheken handelen in strijd met de Regeling die blijkens de toelichting (onder het kopje Naleving) bedoeld is om ook in civielrechtelijke geschillen te kunnen worden ingeroepen en daarom, voorshands geoordeeld, onrechtmatig. Dat maakt hen eventueel aansprakelijk voor de schade die Apotheek Culemborg lijdt. Maar voor een zo ver gaande consequentie dat de beide apotheken daarom Apotheek Culemborg zonder voorwaarden toegang tot het netwerk en hun patiëntendossiers dienen te verschaffen is geen steun in het recht.
4.6. Daaraan staat ook een bijkomend probleem in de weg dat verband houdt met de geheimhoudingsplicht van de zorgverlener op grond van art. 7:457 BW. In lid 1 van dat artikel staat voorop dat de zorgverlener zonder toestemming van de patiënt geen informatie mag verstrekken aan derden. In lid 2 wordt daarop echter een uitzondering gemaakt voor de degene die optreedt als vervanger voor de hulpverlener. Met het oog hierop hebben de apotheken Parijsch en de Fonteijn met elkaar een zogenoemde doorlopende waarneming op grond waarvan zij over en weer als elkaars vervangers optreden en daarom toegang hebben tot elkaar patiëntendossiers. De partijen zijn het er wel over eens dat zo’n waarnemingsregeling nodig is om elkaar via het netwerk toegang te mogen verschaffen tot elkaars patiëntendossiers. Volgens Apotheek Culemborg impliceert de toelating, via de Stichting, tot deelneming aan het netwerk, automatisch een doorlopende waarnemingsrelatie met de andere deelnemende apotheken. Voor dat standpunt valt geen aanknopingspunt te vinden in de stukken en in het bijzonder niet in de statuten van de Stichting. Het ligt voor de hand dat het aangaan van een doorlopende waarneming mede tot de voorwaarden behoort waaronder deelneming kan plaatsvinden en in dat verband ook dat voorwaarden aan het aangaan van die doorlopende waarneming mogen worden gesteld, mits voldoend aan de eisen van art. 2 van de Regeling. Anders dan de beide apotheken stellen, is in geval van zo’n doorlopende waarneming geen toestemming van de patiënt vereist om toegang tot de patiëntdossiers te verschaffen. Dat volgt duidelijk uit lid 2 van art. 7:457 als uitzondering op lid 1 daarvan. Wel geldt dat bij gebreke van zo’n doorlopende waarneming geen toegang mag worden verschaft zonder toestemming van de patiënt. Aangezien een waarnemingsregeling tussen Apotheek Culemborg en de beide andere apotheken ontbreekt, zou daarom toestemming van elke individuele patiënt van de beide apotheken (dat zijn er circa 16.000) nodig zijn. Niet gesteld of gebleken is dat die toestemming er thans is. Ook dat staat eraan in de weg dat de beide apotheken op dit moment verplicht zouden kunnen worden toegang tot hun patiëntendossiers aan Apotheek Culemborg te verschaffen. Dat een patiënt die zich tot Apotheek Culemborg wendt aldaar ter plaatse toestemming aan Apotheek Culemborg kan geven voor raadpleging en bewerking van zijn patiëntendossier maakt dit niet anders omdat de patiëntendossiers niet slechts per patiënt opengesteld kunnen worden.
4.7. Hoewel de beide apotheken in strijd handelen met de Regeling, kan de vordering zoals die thans is ingesteld niet worden toegewezen, ook al is aannemelijk dat Apotheek Culemborg daarbij een spoedeisend belang heeft. Een vordering die erop neerkomt dat de beide apotheken binnen bepaalde tijd de voorwaarden bekend moeten maken waaronder Apotheek Culemborg kan deelnemen is niet ingesteld en ter zitting is desgevraagd verklaard dat een dergelijke vordering desbewust thans niet is ingesteld. Bij die stand van zaken is er geen aanknopingspunt een andere, minder vergaande voorziening dan gevorderd te treffen.
Garanderen van passend beveiligingsniveau is een verstrekkende inspanningsplicht
Rechtbank Rotterdam 8 januari 2015, IT 1823; ECLI:NL:RBROT:2015:22 (X tegen ACM)
ACM heeft aan eiseres een bestuurlijke opgelegd van € 364.000 wegens overtreding van artikel 11.3 lid 1 in verbinding met artikel 11.2 Telecommunicatiewet (Tw) [IT 1776]. Anders dan eiseres betoogt, heeft ACM de uit artikel 11.3 lid 1 in verbinding met artikel 11.2 Tw voortvloeiende zorgplicht van eiseres niet uitgelegd als een resultaatsverplichting maar als een verstrekkende inspanningsplicht. Deze uitleg acht de rechtbank juist, gelet op met name de tweede volzin van het tweede lid van artikel 11.3 lid 1 Tw. Deze luidt: “De maatregelen garanderen, rekening houdend met de stand van de techniek en de kosten van de tenuitvoerlegging, een passend beveiligingsniveau dat in verhouding staat tot het desbetreffende risico.” Gelet op de daarin voorkomende term “garanderen” in combinatie met de term “passend” betreft het een zorgplicht die een verstrekkende inspanningsplicht inhoudt.
Deze uitleg is in overeenstemming met de tekst van artikel 4 lid 1 e-Privacyrichtlijn, die is geïmplementeerd met artikel 11.3 lid 1 Tw. Het is aan eiseres om bij het treffen van technische en organisatorische maatregelen ten behoeve van de veiligheid en beveiliging van de door haar aangeboden netwerken en diensten in het belang van de bescherming van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van abonnees en gebruikers inhoud te geven aan deze zorgplicht. Het betoog van eiseres dat ACM bij de vraag of eiseres heeft voldaan aan haar zorgplicht, acht had moeten slaan op de maatregelen die zij heeft genomen direct na het incident , volgt de rechtbank niet.
Kansspelen in het Nederlands als extra service.
Ksa 25 juni 2015, IT 1822 (Total E Soft Ltd, XKL Ltd. en directeuren van van Total E Soft)
Uit het persbericht: De bedrijven Total E Soft Limited (Groot-Brittannië) en XKL Limited, alsmede de directeuren van Total E Soft, hebben een boete gekregen van € 180.000 van de Kansspelautoriteit. Via veertien websites boden zij illegaal kansspelen aan, gericht op Nederland. Tussen maart 2014 en juni 2014 werden de veertien websites onderzocht. Zij bleken allemaal te linken aan aanbieder XKL Limited en maakten gebruik van dezelfde software van Total E Soft Limited. De sites waren in het Nederlands gesteld en maakten onder meer gebruik van de Nederlandse vlag. De softwareleverancier verweerde zich door te stellen dat de Nederlandse taal was bedoeld als ‘extra service voor spelers die buiten Nederland woonachtig zijn, maar de Nederlandse taal prefereren’.
Lees verder
Voor telemarketingboete is een verbinding tot stand brengen noodzakelijk
CBb 14 juli 2015, IT 1821; ECLI:NL:CBB:2015:197 (Loterijen tegen ACM)
Boete i.v.m. telemarketing voor het overbrengen van communicatie via de telefoon, ook als deze ongevraagd is (inschrijving in bel-me-niet-register), is in ieder geval noodzakelijk dat een verbinding tot stand wordt gebracht. Naar het oordeel van het College betekent dit, dat ACM, bij gebreke van het directe bewijs van de communicatie zelf, tenminste dient aan te tonen dat het gebruik van de contactgegevens er toe heeft geleid dat een verbinding tot stand is gebracht. Ook ten aanzien van de boete op grond van artikel 11.7, twaalfde lid van de Tw (oud), geldt dat ACM (onder meer) dient aan te tonen dat het gebruik van de contactgegevens ertoe heeft geleid dat er een verbinding tot stand is gebracht.
Zoals het College heeft geoordeeld in haar uitspraak van 10 juli 2014 (ECLI:NL:CBB:2014:245), hoeft het recht van verzet immers alleen te worden aangeboden indien het gebruik van de contactgegevens ertoe leidt dat een verbinding met de abonnee tot stand wordt gebracht en met deze wordt gecommuniceerd. Het College kan uit de in de procedure overgelegde stukken en databestanden niet het bewijs putten dat telkens een verbinding tot stand is gebracht. Achter de telefoonnummers die in de databestanden zijn opgenomen zijn soms data en tijdstippen opgegeven. Echter, en anders dan ACM betoogt, ontbreken resultaatscodes, resultaatformulieren of andere gegevens – zoals de gespreksduur – waaruit kan worden geconcludeerd dat een verbinding tot stand is gebracht. De enkele, algemene bevestiging door de loterijen dat de telefoonnummers in de belbestanden zijn gebruikt, is ontoereikend als bewijs dat met dat gebruik een verbinding tot stand is gebracht. ACM heeft zodoende niet aangetoond dat de loterijen communicatie hebben overgebracht.
Op andere blogs:
Dirkzwager
Telefoontap kwalificeert als strafvorderlijk gegeven, afgifte niet contra 8 EVRM
CBb 9 juli 2015, IT 1820; ECLI:NL:CBB:2015:192 (ACM tegen BV 6)
CBb 9 juli 2015, IT 1820; ECLI:NL:CBB:2015:193 (appellanten tegen ACM)
Boete. Bewijs. Telefoontaps. Het College is met de rechtbank van oordeel dat de aan ACM overgedragen telefoontaps kwalificeren als strafvorderlijke gegevens. Verstrekking van die telefoontapgegevens is niet in strijd met artikel 8 EVRM. Het College is van oordeel dat het bewijsmateriaal rechtmatig door VROM-IOD is verkregen en aan ACM is verstrekt. ACM mocht hiervan gebruik maken bij het nemen van een besluit over het opleggen van bestuurlijke boetes. Het hoger beroep van ACM slaagt en de uitspraak van de rechtbank ECLI:NL:RBROT:2013:5042 / ECLI:NL:RBROT:2013:CA3079 wordt vernietigd. Nu de rechtbank -die oordeelde dat ACM geen gebruik had mogen maken van de telefoontaps als bewijs- niet is toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de beroepen tegen de opgelegde boetes, zal het College de zaak terugwijzen naar de rechtbank.
4.6. In dit verband dient vooreerst te worden vastgesteld of de verstrekking van strafvorderlijke gegevens, in dit geval bestaande uit tapgegevens, op grond van artikel 39f Wjsg, in strijd komt met artikel 8 EVRM. Een inbreuk op het recht op privacy is ingevolge het tweede lid van artikel 8 EVRM slechts toegestaan voor zover dat bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van onder meer het economisch welzijn van het land.
Uitgangspunt bij de beoordeling is dat de telefoontaps waaruit de in geding zijnde tapgegevens zijn verkregen, zijn geplaatst nadat de rechter-commissaris daarvoor een machtiging had verstrekt. Het College ziet in hetgeen door [BV 2], [BV 3] en [BV 4] naar voren is gebracht geen grond om niettemin vast te stellen dat de tapgegevens niet overeenkomstig de ter zake geldende strafvorderlijke vereisten door VROM-IOD zijn verkregen.
De bevoegdheid tot verstrekking van de tapgegevens door de officier van justitie is wettelijk verankerd in de Wjsg. Bovendien voorziet de wet ter zake van de rechtmatigheid van deze verkrijging in een met voldoende waarborgen omklede rechterlijke procedure, zowel civielrechtelijk in het kader van de verstrekking van de gegevens als bestuursrechtelijk in het kader van de toetsing van het besluit tot boeteoplegging waaraan deze gegevens ten grondslag zijn gelegd. Uit het rapport in deze zaken blijkt dat ACM het bewijsmateriaal, waaronder de tapgegevens, uitgebreid heeft beoordeeld in het kader van de vaststelling of sprake is van een overtreding van artikel 6, eerste lid, Mw. Na het uitbrengen van het rapport en alvorens een besluit tot boeteoplegging door ACM was genomen, zijn appellanten in de gelegenheid gesteld hun zienswijze omtrent het rapport naar voren te brengen, van welke gelegenheid zij gebruik hebben gemaakt.
Tot slot is voor het College voldoende aannemelijk geworden dat de informatie betreffende de eventuele prijsafspraken in redelijkheid niet op een andere, minder belastende wijze, door ACM kon worden verkregen, nu dergelijke afspraken in de regel niet op schrift worden gesteld. In het eveneens door partijen aangehaalde vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 26 juni 2009 (ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ0047), gaf de voorzieningenrechter in een met de onderhavige zaken vergelijkbare kwestie een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van de verstrekking van telefoontaps door het OM aan ACM en kwam daarbij ter zake van de evenredigheid van de verstrekking eveneens tot dit oordeel.
Gelet hierop ziet het College geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de verstrekking van de tapgegevens aan ACM op grond van artikel 39 Wjsg in strijd is met artikel 8 EVRM.
Klassieker contracteren - Wel buitgengerechtelijke ontbindingsverklaring voor WOCAS-software, maar zonder verzuim
Rechtbank Amsterdam 19 december 2001, IT 1819 (Kramers Automatisering tegen Stichting Patio)
Uitspraak ingezonden door Hendrik Struik, CMS. Klassieker. Contracteren en procederen. Vier overeenkomsten tot levering en onderhoud voor door Kramers van computers en software aan Patio. WOCAS/X software functioneert niet naar behoren en Patio vordert buitengerechtelijke ontbinding ex 6:265 BW. Ontbinding is niet door gesprekken ontbonden. Hoewel het woord 'ontbinding' niet in de brief voorkomt, kan het wel als ontbindingsverklaring worden opgevat. De tekortkoming in de nakoming is niet door een ingebrekestelling die voldoet aan de eisen ingeleid. Er heeft ook geen termijnstelling - om alsnog behoorlijke nakoming te verkrijgen - plaatsgevonden. Er heeft dus geen ontbinding plaatsgevonden, nu Patio weliswaar een buitengerechtelijke ontbindingsverklaring is uitgebracht, maar Kramers niet in verzuim was. Ook is de bevoegdheid tot ontbinding niet later ontstaan, nu het verzuim in het geheel niet is ingetreden. Artikel 6:258 BW. Patio dient een bedrag van f 163.090,46 te betalen.
Klassieker contracteren - als 'ingebrekestelling' getitelde brief is nog geen ingebrekestelling.
Rechtbank 's-Gravenhage 27 december 1995, IT 1818 (Logisterion tegen Staat der Nederlanden)
Uitspraak ingezonden door Hendrik Struik, CMS. Klassieker. Contracteren en procederen. Betaling openstaande factuur vanwege project Bericht Behandeling Systeem (soft-/hardware/opleiding). Het verweer van de Staat is tevergeefs voorgesteld. Van tekortkoming van Logisterion kan pas sprake zijn wanneer de verbintenis opeisbaar is en van opeisbaarheid pas wanneer Logisterion in verzuim is en van verzuim pas wanneer Logisterion in gebreke is gesteld, hetgeen niet is gebeurd. Een als 'ingebrekestelling' betitelde brief kan niet als zodanig worden aangemerkt; met name ontbreekt daarin het stellen van een redelijke termijn voor de nakoming, hetgeen toch was overeengekomen en trouwens ook wettelijk is voorgeschreven (6:82 BW). Vordering tot betaling toegewezen.