SGOA Klant kon uitgaan van maximumbedrag, ook na wijzigende specificaties
SGOA arbitraal vonnis 3 maart 2014, IT 1867 (Maximumbedrag en wijzigende specificaties)
Arbitraal vonnis ingezonden door Heleen van Beugen, SGOA. Arbitrage. Ontbinding inclusief de later gemaakte aanvullende afspraken. Crediteren € 290.131,80. Wijziging specificaties. Het geschil tussen partijen betreft de nakoming van de overeenkomst inzake de levering en implementatie van een ERP-systeem en de programmering van diverse koppelingen. Klant is van mening dat zij leverancier rechtmatig in gebreke heeft gesteld en dat leverancier desondanks in gebreke is gebleven. Leverancier is van mening dat de vertraging in de oplevering van het systeem te wijten is aan klant, omdat klant regelmatig wijzigingen in de specificaties heeft aangebracht.
Het feit dat partijen waren overeengekomen dat leverancier budget en resultaat verantwoordelijk zou zijn brengt met zich mee, dat leverancier van enige, daarna veroorzaakte vertraging in het project, dan wel door klant veroorzaakte wijzigingen in specificaties, klant duidelijk en gedetailleerd op de hoogte had moeten stellen. Daarvan is niet gebleken. Klant mocht er daarom tot het moment van ontbinding van uit gaan dat in ieder geval de puntenlijst en de koppeling zou opleveren voor de in oktober 2011 overeengekomen prijs. De puntenlijst levert bovendien een set van "bevroren specificaties" op.
35. [leverancier] lijkt te stellen dat [klant] ook na oktober 2011 regelmatig wijzigingen in de projectvoorwaarden aanbracht, doch dit wordt door [klant] gemotiveerd betwist. Naar de mening van arbiters bracht het feit dat partijen waren overeengekomen dat [leverancier] budget en resultaat verantwoordelijk zou zijn met zich mee, dat [leverancier] [klant] van enige daarna door [klant] veroorzaakte vertraging in het project, dan wel door [klant] veroorzaakte wijzigingen in specificaties, duidelijk en gedetailleerd op de hoogte had moeten stellen (mede in het licht van het feit, dat [klant] voor wat betreft de [naam]-koppeling uit mocht gaan van een maximum bedrag). Daar is niet van gebleken. [klant] mocht er daarom tot het moment van ontbinding van uit gaan dat [leverancier] in ieder geval de XX-puntenlijst en de [naam]-koppeling zou opleveren voor de in oktober 2011 overeengekomen prijs. [leverancier] stelt verder nog dat haar gebrekkige prestatie te wijten zou zijn geweest aan een gebrekkige projectleiding door [klant]. Met deze klacht komt zij te laat. Niet is gebleken dat [klant], als hiervan al sprake was, door [leverancier] terzake hiervan deugdelijk in gebreke is gesteld. Dat had wel op de weg van [leverancier] gelegen nu zij contractueel de verantwoordelijkheid voor de projectleiding droeg. Hierin kan de inschakeling van een externe adviseur door [klant] geen verandering brengen.
47. Op grond van artikel 10.1 van de FENIT voorwaarden is de totale aansprakelijkheid van [leverancier] wegens toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst beperkt tot vergoeding van directe schade tot maximaal het bedrag van de voor die overeenkomst bedongen prijs (exclusief BTW). Krachtens hetzelfde artikel valt onder directe schade in geval van ontbinding van de overeenkomst alleen - kort samengevat - (i) redelijke kosten voor het noodgedwongen operationeel houden van oude systemen, (ii) redelijke kosten gemaakt ter vaststelling van de oorzaak en de omvang van directe schade en (iii) redelijke kosten gemaakt ter voorkoming en beperking van directe schade.
Telefoon- en verpleegoproepsysteem moet door Zorgspectrum worden betaald
Rechtbank Midden-Nederland 2 september 2015, IT 1866; ECLI:NL:RBMNE:2015:6219 (CSI tegen Zorgspectrum)
Telefoon- en verpleegoproepsysteem. CSI is een bedrijf dat communicatiesystemen installeert en onderhoudt. Zorgspectrum is een stichting die onder meer verzorgings-en verpleeghuis 'Vreeswijk' exploiteert. Tijdens de installatie van een telefoon- en verpleegoproepsysteem blijkt het niet mogelijk de DECT draadloos aan de NEC3000 te koppelen waardoor er tijdelijke bekabeling moet worden aangebracht die Zorgspectrum zou betalen. Zorgspectrum mocht er niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat de totale kosten voor de levering van de installatie 27.642 euro zouden bedragen. Het was duidelijk dat dit enkel de arbeidskosten waren. De rechtbank gaat ervan uit dat Zorgspectrum de kosten niet wil vergoeden omdat zij inmiddels een soortgelijk systeem van een derde heeft gekocht. Dit is geen omstandigheid die kan worden afgewenteld op CSI. De algemene voorwaarden van CSI zijn vernietigbaar omdat niet Zorgspectrum niet de mogelijkheid is geboden hiervan kennis te nemen. Zorgspectrum wordt in het ongelijk gesteld.
4.10. De rechtbank is van oordeel dat Zorgspectrum er niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de totale kosten voor de levering en installatie van het bekabelde systeem € 27.642,00 zouden bedragen. Het was [A] (CSI) immers duidelijk dat het bedrag van € 27.642,00 alleen betrekking had op arbeidskosten. Zorgspectrum licht bovendien niet toe waarop zij haar veronderstelling heeft gebaseerd dat haar geen kosten voor de hardware van het bekabelde systeem in rekening zouden worden gebracht. Ook is niet gesteld of gebleken dat het CSI duidelijk moet zijn geweest dat Zorgspectrum erop vertrouwde dat CSI in totaal slechts € 27.642,00 in rekening zou brengen. Daarbij komt dat ten tijde van de door Zorgspectrum gestelde uitlating van [A] , CSI alle kosten voor het bekabelde systeem (dus zowel arbeids- als materiaalkosten) al had gefactureerd. Dat Zorgspectrum er geen rekening mee hield dat er ook kosten van hardware in rekening zouden worden gebracht is dan ook niet aannemelijk. De rechtbank gaat ervan uit dat Zorgspectrum die kosten niet wil vergoeden omdat zij inmiddels een soortgelijk systeem van een derde heeft gekocht maar dat is een omstandigheid die niet op CSI kan worden afgewenteld.
4.13. De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat de algemene voorwaarden van CSI op de overeenkomst van toepassing zijn. Niet gesteld of gebleken is echter dat CSI Zorgspectrum op een van de manieren, genoemd in artikel 6:234 lid 1 en 2 BW, de mogelijkheid heeft geboden om van haar algemene voorwaarden kennis te nemen. Dit brengt mee dat de algemene voorwaarden van CSI vernietigbaar zijn (artikel 6:233 sub b BW). De primaire vordering tot betaling van de contractuele rente zal daarom worden afgewezen. De subsidiaire vordering tot betaling van de wettelijke handelsrente over de hoofdsom is wel toewijsbaar.
5.1. (...) veroordeelt Zorgspectrum om aan CSI te betalen een bedrag van € 80.485,31 (tachtigduizend vierhonderdvijfentachtig euro en éénendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over dit bedrag vanaf 14 juni 2014, tot de dag van volledige betaling,
Arrest Hof van Justitie tarieven transitdienst KPN niet-geografische nummers
ACM 21 september 2015, IT 1865 (ACM tegen KPN)
Telecom. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft het Hof van Justitie vragen gesteld over de tarieven die KPN in rekening mag brengen voor haar transitdienst naar niet-geografische nummers. Dat zijn bijvoorbeeld 0900-betaalnummers. Deze vragen zijn gerezen naar aanleiding van een eerdere beslissing van de Autoriteit Consument & Markt. In deze beslissing legde ACM een last onder dwangsom aan KPN op de om de tarieven aan te passen. De last onder dwangsom bedroeg 25.000 euro per dag (met een maximum van 5 miljoen euro).
Tarieven voor geografische en niet-geografische nummers
In 2013 is het Nederlandse Besluit Interoperabiliteit gewijzigd. Vanaf dat moment mogen aanbieders van telefonie aan consumenten die niet-geografische nummers bellen geen tarieven in rekening brengen die hoger zijn dan tarieven voor het bellen naar geografische nummers. Dit zijn vaste nummers, zoals 020 of 070-nummers.
Transitdienst verzorgt verbinding tussen aanbieders
Van transitdiensten is sprake als de telefonie-aanbieder van de beller en de telefonie-aanbieder waarop het niet-geografische nummer is aangesloten, niet dezelfde zijn. In dat geval zorgt de transitdienst van KPN voor de verbinding tussen de beide aanbieders.
KPN rekent de kosten voor de transitdienst door aan andere telefonie-aanbieders. Deze rekenen de kosten uiteindelijk door in de tarieven die consumenten betalen. KPN rekent voor transit naar niet-geografische nummers hogere tarieven dan de tarieven voor transit naar geografische nummers, ook als rekening wordt gehouden met extra kosten die alleen worden gemaakt in het geval van bellen naar niet-geografische nummers.
Hof: ACM is bevoegd
In zijn arrest bevestigt het Hof allereerst dat ACM bevoegd is om een einde te maken aan een belemmering voor oproepen naar niet-geografische nummers, ook als die belemmering voortkomt uit gehanteerde tarieven. ACM hoeft niet eerst een marktanalyse uit te voeren, als het opleggen van een tariefverplichting een noodzakelijke en evenredige maatregel is om ervoor te zorgen dat eindgebruikers toegang hebben tot diensten waarbij niet-geografische nummers worden gebruikt.
De nationale rechter moet nagaan of aan deze voorwaarde is voldaan en of de tariefverplichting objectief, transparant, evenredig, en niet discriminerend is. Bovendien moet de maatregel gerechtvaardigd zijn in het licht van de doelstellingen van de EU-richtlijnen ter zake (met name inzake prijscontroleverplichting).
Voorts moet het College van Beroep ook nagaan of ACM een instantie is die voldoet aan de vereisten van het EU-recht, inzake bevoegdheid, onafhankelijkheid, onpartijdigheid en transparantie. Ook moet tegen de besluiten die zij neemt effectief beroep kunnen worden ingesteld.
CBP vraagt reacties op conceptrichtsnoeren meldplicht datalekken
Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft vandaag de conceptrichtsnoeren over de nieuwe meldplicht datalekken gepubliceerd. Belanghebbenden kunnen gedurende 4 weken reageren op deze conceptversie van de richtsnoeren. De meldplicht datalekken houdt in dat organisaties die persoonsgegevens verwerken een melding moeten doen bij de privacytoezichthouder zodra zich een ernstig datalek voordoet. Als het datalek waarschijnlijk ongunstige gevolgen zal hebben voor betrokkenen zal de organisatie ook hen moeten informeren. De meldplicht datalekken geldt met ingang van 1 januari 2016.
Datalek
Bij een datalek is sprake van een inbreuk op de beveiliging waardoor persoonsgegevens zijn blootgesteld aan verlies of onrechtmatige verwerking. Onder een datalek valt dus niet alleen het vrijkomen (lekken) van persoonsgegevens, maar ook vernietiging daarvan en andere vormen van onrechtmatige verwerking.
Voorbeelden van datalekken
Voorbeelden van datalekken zijn: een kwijtgeraakte USB-stick met persoonsgegevens, een gestolen laptop of een inbraak in een databestand.
Melden of niet?
Of organisaties verplicht zijn om een melding van een datalek te doen, hangt af van de ernst van het datalek. De ernst wordt onder meer bepaald door het soort persoonsgegevens dat is gelekt. Een datalek moet volgens de wet bij de toezichthouder worden gemeld als dit “leidt tot de aanzienlijke kans op ernstige nadelige gevolgen dan wel ernstige nadelige gevolgen heeft voor de bescherming van persoonsgegevens”. In sommige gevallen moeten organisaties het datalek ook melden aan de betrokkenen. Dit zijn de mensen van wie persoonsgegevens worden verwerkt. Zij moeten worden geïnformeerd als een datalek “waarschijnlijk ongunstige gevolgen zal hebben” voor hun persoonlijke levenssfeer.
Richtsnoeren meldplicht datalekken
De richtsnoeren zijn bedoeld om organisaties te helpen bij het bepalen of sprake is van een datalek dat zij moeten melden bij de toezichthouder en eventueel aan de betrokkenen.
Consultatie richtsnoeren
Het CBP nodigt belanghebbenden uit om in de komende 4 weken op de nu gepubliceerde conceptversie te reageren. Het CBP zal rekening houden met deze reacties in de definitieve versie van de richtsnoeren. Reacties op de richtsnoeren kunnen worden ingezonden via consultatiedatalekken@cbpweb.nl.
Autoriteit Persoonsgegevens
De definitieve versie van de richtsnoeren treedt op 1 januari 2016 in werking. Vanaf die datum heeft het CBP ook een nieuwe naam: Autoriteit Persoonsgegevens. Eventuele datalekken zullen dan ook bij de Autoriteit Persoonsgegevens moeten worden gemeld. De Autoriteit Persoonsgegevens kan organisaties een boete geven als zij een datalek ten onrechte niet melden. De maximale boete is € 810.000.
Meer informatie
Zie meldplicht datalekken voor meer informatie over de nieuwe meldplicht datalekken.
Lees het persbericht hier,
Zie eerder bericht [IT 1839].
Tweede SGOA Academy op 1 oktober 2015
Spaces Zuidas, donderdag 1 oktober a.s., Amsterdam 15:00 - 17.00.
In de SGOA Academy, speciaal voor advocaten, juristen, mediators en arbiters, delen we kennis op het gebied van IT-conflictmanagement. De tweede SGOA Academy heeft als titel IT-geschillen: lessen uit recente jurisprudentie en is gepland in Amsterdam op 1 oktober aanstaande van 15.00 tot 17.00 uur.
Lessen uit recente jurisprudentie: De sprekers van deze middag zijn prof. mr. Serge Gijrath en prof. mr. Arno Lodder. Aan de orde komen onder andere geschillen over de levering van software of diensten, zoals Hof 's-Hertogenbosch 24 februari 2015, IT 1717 of geschillen over auteursrecht op software, zoals Rechtbank Midden-Nederland 25 maart 2015, IT 1741 (Corporate Web Solutions / Vendorlink).
Aansluitend op de SGOA Academy is er natuurlijk de netwerkborrel. Een perfecte gelegenheid om met andere deelnemers, vakgenoten en de sprekers bij te praten. De kosten voor deelname zijn € 235,- ex. btw. SGOA-associates betalen slechts € 190,- ex. btw. Deelnemers ontvangen 2 PO-punten en/of 2 PE-punten van LRGD. U kunt zich hier inschrijven.
SGOA Signaal
Onlangs is de tweede SGOA Signaal verschenen [hier aanmelden], een online nieuwsbrief met onderwerpen die voor ICT-conflictmanagement van belang zijn: arbitrale uitspraken, publicaties, seminars, congressen, trainingen, wijzigingen in wet- en regelgeving, ontwikkelingen in mediation en interviews met bedrijven.
In SGOA Signaal komen relevante ontwikkelingen binnen de SGOA zoals onder meer het nieuwe arbitragereglement, de internationalisatie, digitale uitwisseling van processtukken, de activiteiten van de SGOA Academy en de jaaroverzichten aan de orde. SGOA Signaal verschijnt 3 keer per jaar. Wilt u SGOA Signaal ontvangen? U kunt zich hier aanmelden. Er zijn geen kosten aan verbonden.
De winnaars van de IIR Nationale Privacy Innovatie Award 2015
Tijdens het Nationaal Congres Dataprotectie & Privacy (foto's) op 16 september 2015 is de IIR Nationale Privacy Innovatie Award uitgereikt. Deze award beloont het meest originele, innovatieve en kansrijke privacy project van Nederland. IIR belicht met deze award instellingen en/of personen die privacy innovatie zien als kans om zich positief te onderscheiden.
De award kent vier categorieën:
• Bedrijfsoplossingen
• Consumentenoplossingen
• Overheidsdiensten
• Start ups
De winnaars zijn:
• Categorie: Bedrijfsoplossingen
Privacy Perfect: Maakt privacy impact scans gemakkelijk
In ontvangst genomen door Bas Oostveen, Sales Consultant.
Juryvoorzitter Bas Filippini: “Een prima oplossing die ook internationaal kan aanslaan.”
• Categorie: Consumentenoplossingen
Ixquick: Een privacy vriendelijke anonieme zoekmachine
In ontvangst genomen door Alexander van Eesteren, Sales & Business Development manager.
Juryvoorzitter Bas Filippini: “Hiermee zijn al miljoenen privacy vriendelijke zoekopdrachten uitgevoerd. En ook nog winstgevend.”
Extra: publieksprijs & aanmoedigingsprijs
Tijdens het congres zijn twee extra prijzen uitgereikt, bedoeld om de innovatie op privacy gebied nóg verder te stimuleren.
• Publieksprijs
Alle deelnemers aan het congres hebben “live” de winnaar bepaald van de publieksprijs. De winnaar is: Ixquick
• Aanmoedigingsprijs
Whitebox Systems heeft de aanmoedigingsprijs ontvangen. Deze oplossing stelt het medisch geheim centraal stelt en wordt al door een aantal huisartsen daadwerkelijk toegepast. De prijs is in ontvangst genomen door Guido van ’t Noordende, privacy- en beveiligingsonderzoeker bij de Universiteit van Amsterdam
De categorieën overheidsdiensten en start ups hadden onvoldoende inzendingen en hierin zijn geen winnaars toegekend.
2016: wederom de IIR Nationale Privacy Innovatie Award
In 2016 worden tijdens het Nationaal Congres Dataprotectie & Privacy wederom de IIR Privacy Innovatie Awards uitgereikt. Heeft u een goed idee? Meld uw project alvast aan via www.iir.nl/dataprotectie.
Inbeslagname en onderzoek computerbestanden en emailberichten geen schending art. 8 EVRM
EHRM 3 september 2015, IT 1861, nr. 27013/10 (Affaire Sérvulo & Associados, Sociedade de advogados tegen Portugal)
Inbeslagname bestanden. Volgens het EHRM is er geen schending van art. 8 (recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven) van het Europees Verdrag voor de Mensenrechten. De zaak betrof het onderzoek van advocatenkantoren en de inbeslagname van computerbestanden en emailberichten, tijdens een onderzoek naar vermoedelijke corruptie, het witwassen van geld in verband met de aankoop door de Portugese regering van twee onderzeeërs van een Duits consortium. Het hof constateerde dat de procedurele waarborgen in acht zijn genomen om misbruik en willekeur te voorkomen.
119. Au vu des observations qui précèdent, la Cour estime qu’en dépit de l’étendue des mandats de perquisition et saisie, les garanties offertes aux requérants pour prévenir les abus, l’arbitraire et les atteintes au secret professionnel des avocats, en particulier le contrôle du juge d’instruction complété par l’intervention du président de la cour d’appel au titre de l’article 72 du statut de l’Ordre des avocats, ont été adéquates et suffisantes. La perquisition et la saisie des documents informatiques et messages électroniques dénoncées en l’espèce n’a donc pas porté une atteinte disproportionnée au but légitime poursuivi.
120. Partant, il n’y a pas eu violation de l’article 8 de la Convention.
Schadevergoeding kan vanwege proceseconomie en effectiviteit van de Wbp toch in verzoekschriftprocedure worden meegenomen
Hof Den Haag 1 september 2015, IT 1860; ECLI:NL:GHDHA:2015:2332 (verzoeker tegen KPN Callfactory per 14 september 2010 ontbonden, activiteiten voortgezet door KPN en per 1 juli 2014 door CM Group)
Wet bescherming persoonsgegevens. Artikel 46 Wbp brengt niet mee dat in een procedure op de voet van deze bepaling in hoger beroep, het beroepschrift moet worden ingediend door een advocaat. Dat het beroepschrift van verzoeker niet door een advocaat is ingediend doch door hemzelf, staat dus niet in de weg aan de ontvankelijkheid van het beroep. Ingevolge art. 46 Wbp kan een belanghebbende zich bij verzoekschrift wenden tot de rechter met een verzoek ex. artikel 30 lid 3, 35, 36 of 38 lid 2 dan wel een verzet als bedoeld in art. 40, 41. Artikel 49 Wbp, over schadevergoeding, wordt in die opsomming niet genoemd. Proceseconomie en effectiviteit van de Wbp brengen mee dat een verzoek tot schadevergoeding (ook) kan worden meegenomen in de verzoekschriftprocedure ex art. 46 Wbp. Het hoger beroep van verzoeker slaagt en schadevergoeding wordt toegewezen.
5. Ambtshalve overweegt het hof dat artikel 46 Wbp niet meebrengt dat, in een procedure op de voet van deze bepaling in hoger beroep, het beroepschrift moet worden ingediend door een advocaat (in dezelfde zin Gerechtshof Amsterdam 5 juli 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BR3020). Dat het beroepschrift van [verzoeker] niet door een advocaat is ingediend doch door hemzelf, staat dus niet aan de ontvankelijkheid van zijn beroep in de weg.
17. Het hof overweegt als volgt. Ingevolge artikel 46 Wbp kan een belanghebbende zich bij verzoekschrift wenden tot de rechter met een verzoek ex artikel 30 lid 3, 35, 36 of 38 lid 2 dan wel een verzet als bedoeld in artikel 40 of 41. Artikel 49 Wbp, over schadevergoeding, wordt in die opsomming niet genoemd.
Artikel 49 Wbp is grotendeels overgenomen uit artikel 9 Wet persoonsregistraties (Stb. 1988, 665; hierna WPR), de voorganger van de huidige Wbp (Kamerstukken II 1997-1998, 25 892, nr. 3, p. 176). (...) Het voorgaande in aanmerking nemende, moet naar het oordeel van het hof worden aangenomen dat proceseconomie en effectiviteit van de Wbp meebrengen dat een verzoek tot schadevergoeding (ook) kan worden meegenomen in de verzoekschriftprocedure ex artikel 46 Wbp.
19. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep van [verzoeker] slaagt. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van [verzoeker] tot schadevergoeding toewijzen. KPN zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van de beide instanties. Het gaat daarbij alleen om griffierechten, [verzoeker] heeft zich immers niet laten bijstaan door een advocaat. De proceskostenveroordeling zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, zoals door [verzoeker] gevorderd. De vernietiging van de beschikking brengt mee dat voor zover [verzoeker] de proceskosten van het geding in eerste aanleg aan KPN heeft voldaan, KPN deze aan [verzoeker] zal moeten terugbetalen.
Registratie in Incidentenregister en EVR toegestaan nadat is verzuimd echtheid documenten aan te tonen
Rechtbank Oost-Brabant 23 juli 2015, IT 1858; ECLI:NL:RBOBR:2015:5389 (verzoeker tegen SNS Bank)
Privacy. Wet bescherming persoonsgegevens. In deze zaak dient de vraag te worden beantwoord of belanghebbende gegronde redenen heeft om verzoeker te registreren in het Incidentenregister en het EVR. De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat de Wbp moet worden uitgelegd in overeenstemming met art. 8 EVRM. Bij elke gegevensverwerking moet zijn voldaan aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. Belanghebbende heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat verzoeker zich op een wijze heeft gedragen dat registratie rechtvaardigt, nu verzoeker geen verklaring geeft waarom het onrechtmatig zou zijn. Verzoeker heeft ook verzuimd de echtheid van zijn documenten aan te tonen.
4. De beoordeling
4.2. De rechtbank stelt bij de beoordeling van het onderhavige verzoek voorop dat de Wbp moet worden uitgelegd in overeenstemming met het bepaalde in artikel 8 EVRM. Bij elke gegevensverwerking moet zijn voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Dit brengt met zich dat de inbreuk op de belangen van betrokkene niet onevenredig mag zijn in verhouding tot het met de verwerking te dienen doel, en dit doel in redelijkheid niet op een andere, voor de betrokkene minder nadelige, wijze kan worden verwerkelijkt (Hoge Raad 9 september 2011, LJN: BQ8097).
4.3. De rechter is van oordeel dat belanghebbende voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat verzoeker zich op een wijze heeft gedragen die een registratie in het Incidentenregister en het EVR rechtvaardigt, nu er van de zijde van verzoeker geen verklaring is gekomen waaruit zou blijken dat voornoemde registratie onrechtmatig zou zijn. Verzoeker legt geen enkel bewijs over waaruit blijkt dat hij wel in dienst is geweest bij Universal te Son. Daarnaast heeft verzoeker verzuimd de echtheid aan te tonen van de door hem overgelegde documenten uit 2007 ter verkrijging van een hypothecaire banklening, zodat de rechtbank niet anders kan beslissen dan het onderhavige verzoek in al zijn onderdelen af te wijzen.