KvK moet wachten met nieuwe gebruikersvoorwaarden
Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 4 juni 2021, IEF 20017, IT 3541; ECLI:NL:RBMNE:2021:2366 (VVZBI tegen KvK) De Kamer van Koophandel heeft nieuwe gebruikersvoorwaarden vastgesteld. Daarin is bepaald dat voor het op schaal raadplegen van het handelsregister voortaan databankrechtelijke toestemming van de KVK vereist is. De VVZBI stelt dat op grond van deze nieuwe voorwaarden de verdere verspreiding, integratie en bewerking van handelsregistergegevens door commerciële marktpartijen ineens vergaand wordt gereguleerd en beperkt door de KVK en dat dat zeer grote gevolgen heeft voor de bedrijfsvoering van de leden. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan niet worden gezegd dat het handelsregister van de KVK niet als databank kwalificeert in de zin van de Databankenwet. Wel oordeelt de rechtbank dat de KvK op de uitspraak in de bodemprocedure moet wachten, alvorens zij de nieuwe voorwaarden doorvoert.
Geen belang bij rectificatie van aangepaste of verwijderde berichten
Hof Arnhem-Leeuwarden 1 juni 2021, IT 3540; ECLI:NL:GHARL:2021:5661 (Appellant tegen DPG en geïntimeerden) Dit kort geding gaat over uitlatingen op het Facebookaccount van een van de geïntimeerden en over een publicatie van een journalist (geïntimeerde 3) op de website van het AD. Daarin komt de diefstal van een drumstel aan de orde en de rol die appellant daarbij zou hebben gespeeld. Centraal staat de vraag of geïntimeerden op grond van artikel 6:167 BW gehouden zijn tot rectificatie. De vordering van appellant tot rectificatie is in eerste aanleg afgewezen. Op grond van artikel 6:167 BW kan een veroordeling tot rectificatie worden uitgesproken indien er sprake is van onjuiste of door onvolledigheid misleidende publicaties van gegevens van feitelijke aard. Het hof stelt vast dat de online publicatie van het AD inmiddels is aangepast en geanonimiseerd en ook zijn de berichten op Facebook inmiddels verwijderd. Hierdoor komt het hof tot de conclusie dat appelant geen belang meer heeft bij zijn vordering en dat het vonnis van de rechtbank moet worden bekrachtigd.
Geen spoedeisend belang door niet tijdig aanhangig maken verzoekschriftprocedure
Hof Amsterdam 25 mei 2021, IT 3539; ECLI:NL:GHAMS:2021:1465 (Reaal tegen geïntimeerde) Vervolg op [IT 3405]. In dit kort geding komt de vraag aan de orde of Reaal dient te worden bevolen de registratie van de persoonsgegevens van geïntimeerde in het Extern Verwijzingsregister (EVR) van Stichting Centraal Informatie Systeem (CIS) te verwijderen. De voorzieningenrechter heeft deze vraag bevestigend beantwoord met de motivering dat de door Reaal gestelde verzekeringsfraude of misleiding onvoldoende is komen vast te staan. Geïntimeerde is van mening dat de registratie inbreuk maakt op zijn eer en goede naam en op zijn persoonlijke levenssfeer. Volgens hem impliceert dit tevens het spoedeisend belang in deze zaak. Het hof oordeelt dat er geen sprake kan zijn van een spoedeisend belang, nu de auto al sinds december 2019 verzekerd is en hij niet tijdig een verzoekschriftprocedure op grond van artikel 35 UAVG aanhangig heeft gemaakt.
Maatschappelijk belang BKR-registratie prevaleert boven belang verzoeker
Rechtbank Overijssel 28 mei 2021, IT 3538; ECLI:NL:RBOVE:2021:2147 (Verzoeker tegen ABN Amro) Het verzoek om een negatieve BKR-registratie te verwijderen is door ABN Amro afgewezen. Verzoeker vraagt nu de rechtbank om verwijdering te bevelen op grond van artikel 35 lid 1 Uitvoeringswet AVG. Verzoeker voert aan dat hij graag een hypotheek wil en dat dit zwaarwegende belang verwijdering van de registratie rechtvaardigt. ABN Amro heeft gewezen op het maatschappelijke belang van accurate, correcte en waarheidsgetrouwe informatie voor kredietverleners. De rechtbank weegt deze belangen af en komt tot de conclusie dat het maatschappelijk belang zwaarder weegt. Los van de vraag of er sprake is van een noodzaak om een hypotheek te verkijgen, speelt mee dat verzoeker niet eerlijk is geweest over zijn financiële situatie. Het BKR-systeem heeft volgens de rechtbank juist het doel om kredietverstrekkers te behoeden voor "kredietnemers met een betalingsmoraal als die [verzoeker] aan de dag heeft gelegd."
Uitspraak ingezonden door Marc de Boer, Boekx Advocaten
Zwaarder belang gehecht aan de vrijheid van meningsuiting
Rechtbank Midden-Nederland 21 mei 2021, IEF 20004, IT 3537; KL ZA 21-122 (Eiseres tegen Talpa) Eiseres vordert in dit kort geding een verbod op de uitzending van een aflevering van het programma Gestalkt. De rechter maakt in deze zaak een afweging tussen enerzijds de vrijheid van meningsuiting van Talpa en anderzijds het recht op eerbiediging van de eer en goede naam van eiseres, waarbij het belang van Talpa zwaarder weegt. Talpa heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake is van stalking en de rechter acht het niet aannemelijk dat er ook aan de zijde van de ex-partner van eiseres sprake is geweest van stalking. Ook is Talpa ter zitting aan de wensen van eiseres tegemoet te komen door de belofte het gezicht van eiseres te vervagen. De vorderingen van eiseres worden afgewezen.
Vacature: advocaat-stagiaire IP/IT en commercial bij Baker McKenzie
Baker McKenzie Amsterdam zoekt een advocaat-stagiaire ter versterking van ons IP/IT & Commercial team. Als advocaat-stagiaire werk je binnen een zeer internationale praktijk en adviseer je over diverse rechtsgebieden, waaronder intellectueel eigendomsrecht, contractenrecht, e-commerce, platform en content regulering, consumentenrecht, mediarecht en data privacy. Daarnaast ben je betrokken bij juridische procedures en transacties. Cliënten variëren van bekende merken in o.a. fashion, food & pharma, tot sociale media en internet platforms.
Lees verder.
Alle gegevens reeds in handen van eiser leidt tot onvoldoende procesbelang
Rechtbank Den Haag 4 mei 2021, IT 3535; ECLI:NL:RBDHA:2021:4631 (Eiser tegen AP) Eiser meent dat hij slachtoffer is geworden van vastgoedfraude en heeft op grond van de AVG bij Fortis ASR (de derde partij in deze zaak) inzage verzocht in bepaalde persoonsgegevens. Aan dit verzoek is vervolgens voldaan, maar eiser meent dat er nog stukken ontbreken. Hierop heeft eiser een klacht ingediend bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). De AP heeft vervolgens opgemerkt, dat het niet ongeloofwaardig is dat de derde partij de betreffende gegevens niet meer verwerkt, gezien het tijdsverloop. De rechtbank gaat niet mee in het argument van de derde partij dat eiser misbruik van zijn recht maakt, maar constateert wel dat eiser geen belang bij het proces heeft nu ook is aangetoond dat de ontbrekende stukken in het bezit van eiser zijn. Eiser wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard.
Jaarverslag EDPB
In het jaarverslag van het Europees Comité voor Gegevensbescherming (European Data Protection Board) zijn de activiteiten uit 2020 samengevat en komen de volgende onderwerpen aan de orde:
- de praktische toepassing van de richtsnoeren;
- verslagen van de aanbevelingen en best practices;
- bindende besluiten;
- het niveau van de bescherming van de persoonsgegevens van mensen in de EU en, waar passend, in derde landen en bij internationale organisaties.
Online proctoring UvA ook in hoger beroep toegestaan
Hof Amsterdam 1 juni 2021, IT 3532; ECLI:NL:GHAMS:2021:1560 (CSR c.s. tegen UvA) Het gebruik van Proctorio - een online proctoring systeem waarmee op afstand gesurveilleerd kan worden gedurende het maken van een tentamen - is ook in hoger beroep niet onrechtmatig bevonden. Hiermee bevestigt het hof de uitspraak van de voorzieningenrechter in eerste aanleg [IT 3167]. Ook hebben de studentenraden geen instemmingsrecht wat betreft een wijziging van de onderwijs- en examenregeling, omdat deze niet gewijzigd hoeft te worden. De huidige pandemie kan volgens het hof worden aangemerkt als een "bijzonder geval" waarin "de examencommissie anders kan bepalen". Verder oordeelt het hof, dat proctoring weliswaar inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer, maar dat aan de voorwaarden voor een uitzondering op die inbreuk is voldaan.
Floris de Wit versterkt intellectual property and technology praktijk van DLA Piper
DLA Piper heeft Floris de Wit als Senior Associate aangesteld ter versterking van de Intellectual Property and Technology praktijk. Het internationale advocatenkantoor anticipeert met de aanstelling van De Wit op de alsmaar toenemende digitalisering van de samenleving en de groeiende noodzaak voor ondernemingen om oude gewoontes en manieren te vervangen door digitale alternatieven.
De Wit is gespecialiseerd in zaken waarin technologie en IT een prominente rol spelen. Hij heeft geadviseerd bij een breed scala van grensoverschrijdende outsourcing en technologie gerelateerde M&A-transacties, licentiestructuren- en geschillen en is zeer ervaren in het opstellen en onderhandelen van diverse technologie gerelateerde overeenkomsten. Hij heeft daarnaast ruime ervaring met het bijstaan van cliënten bij strategische digitale transformatieprojecten. De Wit is afkomstig van Allen & Overy.