Publicatie Raad van State over digitalisering in wetgeving en bestuursrechtspraak
Digitalisering speelt een steeds grotere rol in onze samenleving. Ook de overheid maakt meer en meer gebruik van digitalisering; in de dienstverlening, in de opsporing en in de besluitvorming. Digitalisering biedt oplossingen voor maatschappelijke problemen, maar brengt ook risico’s mee. Dat stelt eisen aan onze wetten en regels en dus aan het werk van de wetgever en de bestuursrechter. De wetgever moet waarborgen bieden voor burgers tegen digitalisering. De bestuursrechter moet burgers rechtsbescherming bieden bij algoritmische besluitvorming. Oplossingen voor deze uitdagingen zijn niet eenvoudig. De Raad van State wil met zijn publicatie ‘Digitalisering – wetgeving en bestuursrechtspraak’ hieraan een bijdrage leveren. Met een visie op de ontwikkelingen van digitalisering, vanuit zijn expertise als wetgevingsadviseur en hoogste algemene bestuursrechter.
Bron: RaadvanState.nl.
Te onbepaald verzoek is geen ingebrekestelling
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 26 januari 2021, IT 3569; ECLI:NL:RBZWB:2021:383 (Eiser tegen gemeente Steenbergen) Eiser heeft om inzage van zijn persoonsgegevens verzocht. Hierop heeft de gemeente Steenbergen verzocht om een aantal persoonsgegevens om zijn identiteit te kunnen vaststellen. Hier heeft eiser niet aan voldaan, terwijl hij wel de gemeente nogmaals heeft verzocht om een beslissing te nemen over zijn aanvraag. Vervolgens heeft hij beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn verzoek. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond, omdat de tweede brief van eiser te onbepaald is en dus niet kan worden aangemerkt als een ingebrekestelling.
Verbod op negatieve uitlatingen moskeebezoeker toegewezen
Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 30 juni 2021, IEF 20055, IT 3571; ECLI:NL:RBMNE:2021:2762 (Stichting tegen moskeebezoeker) Kort geding. Verbod op (negatieve) uitlatingen onder meer in vlogs op YouTube door gedaagde, een moskeebezoeker, over de stichting van een moskee en haar bestuursleden en vrijwilligers wordt toegewezen. De belangen van de stichting wegen zwaarder dan het belang van de gedaagde, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn uitlatingen op waarheid zijn gebaseerd. De gedaagde mag in het openbaar kritisch zijn en zijn mening uiten, maar de beschuldigingen moeten wél gefundeerd zijn. Er kan niet worden gezegd dat gedaagde misstanden aan de kaak stelt om een maatschappelijk debat op gang te brengen of dat zijn uitingen het algemeen belang dienen. Er is sprake van lichtvaardige verdachtmakingen die de eer en de goede naam en/of persoonlijke levenssfeer van de stichting c.s. kan schaden. Gedaagde heeft een maatschappelijk bekende posite. Er mag daarom van hem worden verwacht dat hij zorvuldig is met zijn uitlatingen, omdat die eerder voor waar worden aangenomen.
Beschuldigingen grensoverschrijdend gedrag vinden voldoende steun in andere feiten
Rechtbank Midden-Nederland 17 juni 2021, IEF 20053, IT 3570; ECLI:NL:RBMNE:2021:2582 (Eiser tegen gedaagde) Eiser stelt dat gedaagde onrechtmatige uitlatingen over hem heeft gedaan op Twitter. Gedaagde heeft aangegeven dat zij met deze berichten andere vrouwen wil waarschuwen voor het volgens haar manipulatieve en grensoverschrijdende gedrag van eiser. Eiser vordert van de rechtbank, dat gedaagde bevolen wordt om de berichten van haar Twitteraccount te verwijderen en dat zij deze berichten uit verschillende zoekmachines laat verwijderen. De rechtbank weegt in deze zaak het belang van vrijheid van meningsuiting af tegen het belang van het recht op eerbiediging van de eer en goede naam. Omdat de op Twitter geuite beschuldigingen van gedaagde genoeg steun vinden in andere feiten en verklaringen en een deel van de berichten inmiddels verwijderd zijn, oordeelt de rechtbank dat het belang van gedaagde zwaarder weegt. Ze wijst de vorderingen van eiser af.
Inhoudsopgave Auteursrecht
Inhoudsopgave van het tijdschrift Auteursrecht 2021-2. Auteursrecht wordt in opdracht van de Vereniging voor Auteursrecht (VvA) uitgegeven door uitgeverij deLex en verschijnt vier maal per jaar.
INHOUD
45 Recht voor zijn raap! Naar regulering op Unieniveau van de toepassingscriteria, nationale behandeling en reciprociteit op het gebied van de naburige rechten • Cyril van der Net
Artikelen
EUIPO publiceert social media discussiepaper
Op 15 juni jl. heeft de EUIPO een social media discussion paper gepubliceerd. Hierin worden nieuwe en bestaande ontwikkelingen rondom inbreuken op intellectueel eigendom als gevolg van de komst van sociale media onderzocht. In deze publicatie komen onder andere inbreuken van IE-rechten in social media advertenties, besloten groepen en livestreaming aan bod. Ook komt de EUIPO met een aantal adviezen over de mogelijkheden voor rechthebbenden om inbreuken tegen te kunnen gaan. Het officiële document is hier te lezen. Voor meer informatie zie de website van de EUIPO.
Conclusie P-G in de zaak ITT tegen Karl Dungs
HR Conclusie P-G 25 juni 2021, IEF 20048; ECLI:NL:PHR:2021:644 (ITT tegen Karl Dungs) Karl Dungs is merkhouder van het Uniewoordwerk Dungs. ITT is de domeinnaamhouder van www.dungs.nl. Karl Dungs is van mening dat het gebruik van deze domeinnaam een inbreuk van haar merknaam is. ITT brengt daar tegenin dat overdracht van de domeinnaam onevenredig is, omdat het gebruik van de merknaam op de website zelf gestaakt kan worden, zonder dat zij tot overdracht wordt verplicht. De P-G concludeert dat het hof zich niet hoefde te buigen over de vraag of het aanpassen van de website voldoende zou zijn om de inbreuk teniet te doen of over de vraag of een overdracht onevenredig zou zijn. Waar het om gaat is of door het gebruik van het teken DUNGS door ITT Controls de indruk kan worden gewekt dat er een commerciële band bestaat tussen ITT Controls en de merkhouder. De klachten van ITT zijn gericht tegen een verkeerde lezing van de uitspraak van het hof en ze heeft geen vindplaatsen vermeld waartegen deze klacht is gericht. De P-G concludeert aldus dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden.
HR verwerpt principaal beroep in Dutch Filmworks tegen Ziggo
HR 25 juni 2021, IEF 20047, IT 3564 ; ECLI:NL:HR:2021:985 (Dutch Filmworks tegen Ziggo) Deze zaak draait om de vraag of internet service provider Ziggo kan worden verplicht om aan de rechthebbende op intellectuele eigendomsrechten de NAW-gegevens te verstrekken die horen bij IP-adressen van waaruit een film illegaal volgens die rechthebbende is gedownload. Het grondrecht op bescherming van intellectuele eigendom staat tegenover het grondrecht op bescherming van persoonsgegevens en privacy van de internetgebruikers. De Hoge Raad verwerpt het principale beroep. Eerder oordeelden de voorzieningenrechter [IEF 18224] en het hof [IEF 18806] dat het aanpakken van ‘illegale downloaders’ onder voorwaarden rechtmatig is, maar dat in dit geval de rechthebbende te weinig rekening heeft gehouden met de belangen van de betrokken internetgebruikers. Die beslissing achtte A-G Drijber te billijken, zijn conclusie strekte tot verwerping van het principale cassatieberoep [IEF 19788].
Prejudiciële vragen over satellietboeket-aanbieder
Oberster Gerichtshof in Oostenrijk 15 juni 2021, IEF 20046, IEFbe 3239, IT 3563; C-290/21 -1 (AKM) Verzoek om een prejudiciële beslissing. Via MinBuza: Verzoekster is een Oostenrijkse maatschappij voor collectieve belangenbehartiging die de uitzendrechten in Oostenrijk in beheer heeft. Verweerster, gevestigd te Luxemburg, biedt tegen betaling gecodeerde programma’s van talrijke Oostenrijkse omroeporganisaties aan. Het aanbod is gebundeld in verschillende pakketten (satellietboeketten) en wordt doorgegeven via satelliet. De verwijzende rechter wenst te vernemen hoe een satellietboeket-aanbieder in rechte moet worden gekwalificeerd. De vraag is met name of op een dergelijke aanbieder in het geval van een grensoverschrijdende uitzending per satelliet met signaalversleuteling het uplink-staatbeginsel van toepassing is, dat wil zeggen of hij op dezelfde wijze moet worden behandeld als de omroeporganisatie.
HvJ EU: registratiesysteem verkeersovertredingen in strijd met AVG
HvJ EU 22 juni 2021, IT 3562, IEFbe 3238; ECLI:EU:C:2021:504 (B tegen Republiek Letland) Het Hof geeft in deze uitspraak een antwoord op een aantal door het Letse grondwettelijk hof gestelde prejudiciële vragen. De persoonsgegevens van natuurlijk persoon B staan bij de Letse directie verkeersveiligheid geregistreerd, omdat hij een aantal verkeersovertredingen heeft begaan. Op basis van deze overtredingen zijn er zogenaamde strafpunten aan B toegekend. Vervolgens is het door middel van deze regeling ook voor een ieder mogelijk om zonder belang inzage te krijgen in dit soort gegevens. B betwist dat deze regeling in overeenstemming is met de AVG, omdat de regeling het recht op eerbiediging van het privéleven zou schenden. In de eerste plaats merkt het Hof op dat de informatie over strafpunten kwalificeert als persoonsgegevens, die binnen de werkingssfeer van de AVG valt. Verder oordeelt het Hof dat deze regeling niet proportioneel is in verhouding tot het doel, namelijk het verbeteren van de verkeersveiligheid. Het feit dat het om een min of meer openbaar register gaat, doordat iedereen zonder direct belang persoonsgegevens van anderen kan inzien, leidt bovendien tot onverenigbaarheid met de AVG.