Inhoudsopgave Computerrecht
Inhoudsopgave van Computerrecht 4-2022.
EDITORIAL
138 De toekomst van onze gegevens / p. 257 / D. Stevens
ARTIKELEN
139 Gezichtsherkenning als lakmoesproef voor het biometrisch ontgrendelen van elektronische gegevensdragers / p. 259
In 2021 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de verdachte mag worden verplicht een vergrendelde gegevensdrager te ontgrendelen, mits de biometrische ontgrendeling met geringe fysieke dwang kan worden afgedwongen. De Hoge Raad geeft echter niet aan wat onder biometrie moet worden verstaan. In deze bijdrage wordt nader ingegaan op het begrip biometrie en in hoeverre gezichtsherkenning in overeenstemming met het nemo-teneturbeginsel tegen de verdachte kan worden gebruikt / T. den Os, P. Reumer & D. van Toor
Onvoldoende gesteld hoe overeenkomst tot stand is gekomen
Ktr. Rb. Noord-Holland 29 juni 2022, IT 4014; ECLI:NL:RBNHO:2022:5697 (Zalando tegen gedaagde) De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en consument. In artikel 6:230v lid 3 BW staat een bijzondere verplichting voor de handelaar bij overeenkomsten die op elektronische wijze tot stand zijn gekomen. De handelaar moet het bestelproces bij dergelijke overeenkomsten zo inrichten dat de consument een aanbod pas kan aanvaarden als hem op niet voor misverstand vatbare wijze duidelijk is gemaakt dat zijn bestelling een betalingsverplichting inhoudt. Zalando hanteert op haar website een bestelknop met daarop ‘BESTELLEN EN BETALEN’. Wat betreft de smartphone app is het niet duidelijk of er op de bestelknop ‘BESTELLEN EN BETALEN’ of alleen ‘Bestel nu!’ staat. Zalando heeft onvoldoende gesteld en onderbouwd hoe de overeenkomst tot stand is gekomen. Hierdoor kan de kantonrechter niet beoordelen of voldaan is aan de verplichting uit artikel 6:230v lid 3 BW. De kantonrechter wijst om deze reden de vorderingen af.
Vordering tot immateriële schadevergoeding afgewezen
Rb. Den Haag 14 juli 2022, IT 4013; ECLI:NL:RBDHA:2022:6756 (eiseres tegen College van B&W) Bij besluit van 25 september 2020 heeft het College van B&W van Gouda het inzageverzoek van eiseres op grond van de AVG buiten behandeling gesteld. Bij beslissing op bezwaar van 16 juni 2021 heeft het College het primaire besluit herroepen en inhoudelijk op het AVG-verzoek beslist. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Eiseres meent dat zij door het handelen van het College de grip op haar persoonsgegevens verloren heeft en vordert een immateriële schadevergoeding. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij immateriële schade heeft geleden. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding dan ook af.
Gestelde tekortkoming is onvoldoende onderbouwd
Vzr. Rb. Overijssel 30 juni 2022, IT 4012; ECLI:NL:RBOVE:2022:1949 (Phone House tegen BrixCRM) BrixCRM zou in opdracht van Phone House een nieuw Commerce Platform gaan ontwikkelen en opleveren. BrixCRM laat vervolgens weten dat zij de afgesproken opleveringsdatum niet gaat halen. Phone House vordert onder meer nakoming van de gemaakte afspraken. In reconventie vordert BrixCRM betaling van twee facturen. De voorzieningenrechter oordeelt dat BrixCRM op basis van de opdrachtbevestiging redelijkerwijs mocht verwachten dat haar een opdracht was gegeven om een webshop op te richten die uniform werkte voor zowel de winkeliers als consument. Dat Phone House andere verwachtingen had, kan niet worden tegengeworpen aan BrixCRM.
Slechts ten aanzien van borg duidelijke mededeling gedaan
Ktr. Rb. Noord-Holland 1 juni 2022, IT 4011; ECLI:NL:RBNHO:2022:4676 (BSH Huishoudapparaten tegen gedaagde) Op grond van artikel 6:230v lid 3 BW moet een elektronisch bestelproces zo worden ingericht dat de consument een aanbod pas kan aanvaarden wanneer hem op niet voor misverstand vatbare wijze duidelijk gemaakt is dat zijn bestelling een betalingsverplichting inhoudt. Op de bestelknop van BSH staan de woorden ‘bevestig en borg betalen’. De kantonrechter oordeelt dat hiermee slechts ten aanzien van de borg een duidelijke mededeling is gedaan. Het is hiermee volgens de kantonrechter niet duidelijk dat de consument zich verbindt tot betaling van andere kosten. De kantonrechter meent dat er dus niet is voldaan aan de verplichting uit 6:230v lid 3 BW en dat de overeenkomst tussen BSH en gedaagde daarom vernietigbaar is. De vordering van BSH wordt afgewezen. BSH dient haar verplichtingen uit de overeenkomst echter nog wel na te komen.
Vordering tot verwijdering van GVM-lijst toegewezen
Vzr. Rb. Den Haag 1 juli 2022, IT 4010; ECLI:NL:RBDHA:2022:6674 (eiser tegen de Staat) Eiser is met het oog op de tenuitvoerlegging van zijn straf aangehouden op Aruba en overgebracht naar Nederland. Het Operationeel Overleg heeft namelijk aangeraden om eiser op de lijst van gedetineerden met een vlucht- of maatschappelijk risico (de GVM-lijst) te plaatsen met de status ‘hoog’. Eiser vordert dat de Staat wordt veroordeeld tot verwijdering van eiser van de GVM-lijst. Hij meent dat het besluit om hem op deze lijst te plaatsen onrechtmatig is omdat er geen sprake zou zijn van vluchtgevaar of ondermijnend gedrag. De voorzieningenrechter oordeelt dat het Operationeel Overleg niet in redelijkheid tot de beslissing is kunnen komen om eiser op de GVM-lijst te plaatsen. Die beslissing kan dus worden gezien als onrechtmatig jegens eiser. De kantonrechter wijst de vordering tot verwijdering van de GVM-lijst daarom toe.
'Bevestig bestelling' houdt geen duidelijke mededeling in
Ktr. Rb. Overijssel 5 juli 2022, IT 4009; ECLI:NL:RBOVE:2022:2093 (CAPACCS tegen gedaagde) CAPACCS vordert dat gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van het in de dagvaarding omschreven bedrag. Op grond van artikel 6:230v lid 3 BW moet een elektronische bestelproces zo worden ingericht dat de consument een aanbod pas kan aanvaarden als hem duidelijk is gemaakt dat zijn bestelling een betalingsverplichting inhoudt. De kantonrechter oordeelt dat er geen duidelijke mededeling is gedaan over het feit dat de consument met het aanklikken van de bestelknop een betalingsverplichting aangaat. De woorden ‘Bevestig bestelling’ houden geen duidelijke mededeling in. De kantonrechter zal daarom de overeenkomst vernietigen. Gedaagde partij is als gevolg hiervan de gevorderde hoofdsom niet verschuldigd. De kantonrechter wijst de vorderingen van CAPACCS af.
Eiser onderscheidt zich niet van anderen
Rb. Midden-Nederland 23 september 2021, IT 4008; ECLI:NL:RBMNE:2021:5374 (eiser tegen College van B&W) Het College van B&W van de gemeente Noordoostpolder heeft bij besluit van 5 januari 2021 het verzoek van eiser om correctie van zijn persoonsgegevens in de basisregistratie persoonsgegevens (brp) geweigerd. Het College verklaarde daarna het bezwaar van eiser ongegrond. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. Volgens de rechtbank voldoet het verzoek van eiser niet aan de voorwaarden voor wijziging van zijn gegevens in de brp. De rechtbank erkent dat het besluit grote gevolgen heeft voor eiser. Toch is de rechtbank van oordeel dat eiser zich wat de gevolgen van het besluit betreft, niet onderscheidt van anderen. Al met al verklaart de rechtbank het beroep ongegrond.
Slechts bij deel subsidiaire vordering sprake van 'bepaalde bescheiden'
Rb. Amsterdam 6 juli 2022, IEF 20865, IT 4007; ECLI:NL:RBAMS:2022:3892 (eiser tegen gedaagden) Eiser heeft gedaagde 1 gesommeerd om boetes te betalen vanwege schending van de geheimhoudingsplicht. Ook heeft eiser een sommatiebrief aan gedaagde 2 gestuurd waarin zij vraagt dat gedaagde 2 bevestigt dat overgestapte (ex-)werknemers geen werkzaamheden meer zullen verrichten voor gedaagde 2 en dat zij geen zakelijke contacten zullen onderhouden met klanten van eiser. Gedaagden hebben niet voldaan aan deze sommaties. Eiser heeft vervolgens de voorzieningenrechter om verlof gevraagd voor het leggen van conservatoire bewijsbeslagen op ‘bepaalde bescheiden’ ten laste van gedaagden. Eiser vordert verstrekking van afschriften door gedaagden.
Beroep met betrekking tot wissen persoonsgegevens ongegrond
Rb. Amsterdam 26 juli 2022, IT 4006; ECLI:NL:RBAMS:2022:1934 (eiseres tegen College van B&W) Het College van B&W te Amsterdam heeft met het beluit van 6 december 2018 het verzoek van eiseres tot het wissen van haar persoonsgegevens die zien op de Treiteraanpak afgewezen op grond van artikel 17 lid 1 AVG. Met het besluit van 21 april 2020 heeft het College het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. De vraag die in deze zaak centraal staat is of de persoonsgegevens van eiseres rechtmatig verwerkt zijn door het College. Daarnaast moet worden nagegaan of de verwerking noodzakelijk was. De rechtbank oordeelt dat het College voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat is voldaan aan de criteria voor opname in de Treiteraanpak. De persoonsgegevens van eiseres zijn volgens de rechtbank rechtmatig verwerkt in het kader van de Treiteraanpak.