Autobedrijf moet passendheid e-mailbeveiliging aantonen na frauduleuze betaalinstructie door hacking
Hof Arnhem-Leeuwarden 5 november 2024, IT 4673; ECLI:NL:GHARL:2024:6812 (appellant tegen geïntimeerde) De koper van een auto had een bedrag overgemaakt naar een Duits bankrekeningnummer op basis van een betaalinstructie die hij ontving via het e-mailadres van het autobedrijf, de verkoper. Later bleek dat een hacker toegang had gekregen tot het e-mailaccount van het autobedrijf en de valse betaalinstructie had verstuurd. De koper vorderde schadevergoeding op grond van artikel 82 AVG, stellende dat het autobedrijf onvoldoende beveiligingsmaatregelen had getroffen.
Uitspraak ingezonden door Sam van Velze, Demi van den Berg, Nienke de Bruijn en Christiaan Alberdingk Thijm, bureau Brandeis.
Geen inbreuk op persuitgeversrecht, auteursrecht en databankenrecht met nieuws-signaleringen
Rb. Amsterdam 30 oktober 2024, IEF 22332, IT 4672; ECLI:NL:RBAMS:2024:6563 (de Uitgevers tegen HowardsHome). DPG Media, Mediahuis en NRC (de Uitgevers) hebben Knowledge Exchange, handelend onder de naam HowardsHome, voor de rechter gedaagd. De Uitgevers stellen dat HowardsHome met haar signaleringsdienst HowardsHome nieuws inbreuk maakt op hun persuitgeversrecht, auteursrecht en databankenrecht. HowardsHome biedt een signaleringsdienst aan die informatie haalt uit RSS-feeds van nieuwsberichten, waaronder die van de Uitgevers. De signaleringen bevatten een hyperlink naar het relevante bericht, inclusief de titel, een korte beschrijving van maximaal 150 tekens en wanneer beschikbaar een thumbnail.
Uitingsvrijheid hoeft niet te worden beperkt ten behoeve van privacybescherming
Vzr. Rb. Amsterdam 31 oktober 2024, IT 4670; ECLI:NL:RBAMS:2024:6673 (Gemeente Amsterdam tegen gedaagden). Gedaagden en gemeente Amsterdam hebben meerdere geschillen over het gebruik en de exploitatie van een terrein in het havengebied van Amsterdam. Onder voorbehoud van de goedkeuring van het college van B&W en de gemeenteraad hebben de gemeente en gedaagde een koopovereenkomst gesloten, maar de goedkeuring is er niet gekomen. Gedaagde heeft een brief geschreven waarin hij de gemeente verwijt onredelijk te hebben gehandeld. In deze brief noemt hij de namen van de ambtenaren en advocaat van de gemeente. De brief is gepubliceerd op een website. De gemeente stelt dat het belang van gedaagde bij vrijheid van meningsuiting minder zwaar weegt dan het belang van de medewerkers van de gemeente bij privacybescherming, omdat het noemen van hun namen niet noodzakelijk is. In deze procedure vordert de gemeente dat gedaagde wordt bevolen de namen van de medewerkers en advocaat onleesbaar te maken.
Rabobank moet BKR-registratie verwijderen
Vzr. Rb. Amsterdam 23 september 2024, IT 4669; ECLI:NL:RBAMS:2024:5899 (Eiseres tegen Rabobank). In het CKI van het BKR staat een krediet van Rabobank met een achterstandscodering en een bijzonderheidscodering op naam van eiseres. Ze heeft inmiddels de volledige openstaande vordering betaald en heeft samen met haar partner een koopovereenkomst voor een huis getekend. Daarnaast weet ze sinds kort dat ze zwanger is. Op grond van artikel 21 lid 1 AVG heeft eiseres vanwege haar specifieke situatie bezwaar gemaakt bij Rabobank tegen de verwerking van haar persoonsgegevens. Rabobank heeft het bezwaar afgewezen. Eiseres vordert in dit kort geding de verwijdering van de registratie, op straffe van dwangsommen. Eiseres stelt dat ze niet wist van de betalingsachterstand, omdat haar moeder haar rekening heeft gebruikt, de kredietlimiet heeft verhoogd, contact onderhield met de bank en deurwaarder en in haar naam een betalingsregeling heeft getroffen met de deurwaarder. De voorzieningenrechter gaat hierin mee en wijst de vordering van eiseres toe. Omdat Rabobank de registratie de volgende dag verwijdert, acht de voorzieningenrechter een dwangsom niet nodig.
Aanvullende conclusie AG inzake betekenis Prokuratuur-arrest
HR AG 5 november 2024, IEF 22370, IT 4668; ECLI:NL:PHR:2024:1158 (Aanvullende conclusie A-G). In deze zaak geeft de advocaat-generaal (AG) een aanvullende conclusie over de cassatieprocedure in het belang der wet, naar aanleiding van eerdere rechtspraak, waaronder het Prokuratuur-arrest. De AG overweegt de prejudiciële vragen die eerder door de Hoge Raad aan het Hof van Justitie van de Europese Unie zijn gesteld, in te trekken, mede gezien recente arresten van het Hof, zoals Tribunale di Bolzano en La Quadrature du Net II. Deze arresten benadrukken onder meer dat de toegang tot verkeers- en locatiegegevens strikt gereguleerd moet zijn en dat een rechterlijke machtiging nodig is bij zware inbreuken op de privacy. Er is in deze zaak sprake van cassatie in het belang der wet over het vorderen van verkeers- en locatiegegevens door de officier van justitie (OvJ) onder de Nederlandse wetgeving en de conformiteit daarvan met de EU-richtlijn 2002/58/EG over privacy in elektronische communicatie. De casus draait om de vraag of en onder welke voorwaarden de OvJ verkeers- en locatiegegevens kan verkrijgen, in het licht van Europese jurisprudentie over ernstige inbreuken op het recht op privacy.
Databankenrecht: ook in hoger beroep geen inbreuk op de hitlijsten van Stichting Nederlandse Top 40
Hof Arhnhem-Leeuwarden 5 november 2024, IEF 22368, IT 4667; ECLI:NL:GHARL:2024:6781 (De Stichting tegen geïntimeerde). In deze zaak gaat het om de vraag of de gedaagde met zijn wekelijkse publicatie van top 40-hitlijsten inbreuk maakt op de databankrechten van de Stichting. De Stichting beschuldigde de gedaagde eerst ook van inbreuk op haar merkrechten in de Benelux, maar tijdens de zitting kwamen ze tot een schikking hierover. Het hoger beroep richt zich nu alleen nog op de vraag of de Top 40-hitlijsten van de Stichting gezien kunnen worden als databanken volgens de Databankenwet, waarop gedaagde inbreuk zou maken door zijn publicaties. Het hof oordeelt dat dit niet het geval is en bevestigt het eerdere vonnis van de rechtbank. [zie IEF 21624].
AP moet boetebedrag onleesbaar maken
Rb. Den Haag 31 mei 2024, IT4666; ECLI:NL:RBDHA:2024:17249 (eiseres tegen de AP) De AP heeft eiseres een boete opgelegd omdat zij de AVG heeft overtreden. De AP wilde het handhavingsbesluit, inclusief het boetebedrag, openbaar maken aan de twee klagers die de zaak bij de AP hadden aangekaart. Eiseres vordert de voorzieningenrechter de AP te gebieden het boetebedrag onleesbaar te maken. De voorzieningenrechter oordeelt dat de klagers weliswaar als belanghebbenden moesten worden gezien, maar dat dit niet betekent dat ze het volledige handhavingsbesluit, inclusief het boetebedrag, mochten inzien. Het belang om de hoogte van de boete geheim te houden weegt zwaarder dan het belang van de klagers om de hoogte te weten. De rechter baseert de beslissing op het feit dat de boete aanzienlijk hoog was en openbaarmaking ervan de reputatie en bedrijfsvoering van het bedrijf kan schaden. De AP moet het boetebedrag en de berekening daarvan onleesbaar te maken voor de klagers.
Schadevergoeding brandmeldinstallatie afgewezen
Rb. Rotterdam 9 oktober 2024, IT 4665; ECLI:NL:RBROT:2024:10035 (Akten tegen Lexxos) Partijen hebben een aantal jaren samengewerkt op het gebied van brandmeldinstallaties, waarbij Lexxos als onderaannemer de installaties installeerde die Akteon leverde. Akteon stelt dat Lexxos haar werk niet goed gedaan heeft en vordert schadevergoeding van Lexxos wegens vermeende tekortkomingen in de uitvoering van werkzaamheden bij diverse projecten, waaronder City Hub Nieuwegein en DC05 Utrecht. De rechtbank oordeelt dat Akteon haar vorderingen onvoldoende heeft onderbouwd, met name door het ontbreken van facturen en betalingsbewijzen voor de gestelde herstelkosten. Lexxos betwist de gestelde tekortkomingen en de rechtbank vindt dat Akteon niet aan haar bewijs- en substantiëringsplicht had voldaan. De vorderingen van Akteon worden afgewezen. Daarnaast wordt geoordeeld dat eerdere beslissingen van de rechtbank Midden-Nederland gezag van gewijsde hadden voor andere projecten, zoals Hudson Bay Warenhuis Den Haag en Albert Heijn in Oss.
Geen bindende overeenkomst tussen HyperAI en Graphcore; vorderingen afgewezen wegens onbevoegdheid
Rb. Amsterdam 11 september 2024, IT 4664; ECLI:NL:RBAMS:2024:5950 (HyperAI tegen Graphcore) HyperAI stelde dat er een overeenkomst was gesloten voor de levering van hardware, software en technische ondersteuning door Graphcore. Graphcore betwistte dit en stelde dat er slechts onderhandelingen waren gevoerd zonder bindende afspraken. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake was van een bindende overeenkomst, omdat de communicatie tussen partijen geen concrete verplichtingen inhield. HyperAI had hardware aangeschaft van Boston Server & Storage Solutions GmbH, maar dit werd niet gezien als bewijs van een overeenkomst met Graphcore. De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van de vorderingen van HyperAI kennis te nemen, omdat de plaats van uitvoering van de vermeende verbintenis buiten Nederland lag. Ook de subsidiaire vordering van HyperAI, gebaseerd op onrechtmatige daad, wordt afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de onderhandelingen niet onrechtmatig waren afgebroken door Graphcore.
Bitcoin kwalificeert niet als geld, terugbetaling in euro niet toewijsbaar
Hof Den Haag 2 april 2024, IT 4663; ECLI:NL:GHDHA:2024:1406 (Appellante tegen verweerder). Verweerder vordert in deze procedure van appellant onder meer terugbetaling van twee uitgeleende bitcoins. Appellant betwist de bitcoins te hebben ontvangen. Op basis van opgenomen telefoongesprekken tussen partijen, waarin appellant desgevraagd het lenen en het zullen terugbetalen van de twee bitcoins niet ontkent, en ook spreekt over het aan verweerder betalen van exactly the same money what cost a bitcoin, acht het hof bewezen dat appellant de twee bitcoins heeft geleend en moet terugbetalen. De primaire vordering tot betaling van de tegenwaarde in Euro van twee bitcoins, is echter niet toewijsbaar volgens het hof. Bitcoin kwalificeert niet als geld in de zin van Afdeling 11 van Titel 1 van Boek 6 BW, zodat artikel 6:123 lid 1 BW toepassing mist. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 april 2022 [zie IT 3924] voor zover appellant daarin is veroordeeld om aan verweerder te betalen een bedrag dat de waarde van twee bitcoins vertegenwoordigde ten tijde van het vonnis. Ze veroordeel appellant om aan verweerder twee bitcoins te betalen op een door verweerde te noemen walletadres.