Beschuldigingen van doodsbedreiging zijn onrechtmatig
Vzr. Rechtbank Rotterdam 9 september 2020, IEF 19535, IT 3294; ECLI:NL:RBROT:2020:9018 (Beschuldigingen doodsbedreiging) Onrechtmatige uiting. Rectificatie. Kort geding. Eiser werkt als docent bij een school in Rotterdam. Gedaagde is of was voorzitter van de medezeggenschapsraad. Gedaagde heeft uitlatingen gedaan op Facebook waarin zij eiser ervan beschuldigt dat hij haar tijdens een MR-vergadering met de dood heeft bedreigd, door te zeggen “ik ga je hoofd scheuren”. Van deze vergadering is een geluidsopname. De door gedaagde gestelde bedreiging door eiser is mede gelet op de ter zitting beluisterde geluidsopname niet aannemelijk geworden. De uitlatingen van gedaagde waarin zij eiser direct of indirect van bedreiging beschuldigt zijn daarom onrechtmatig. Het verbod om deze uitlatingen te doen wordt toegewezen. Gedaagde moet een rectificatie op zijn Facebookpagina plaatsen en verzenden aan de school.
Deskundige vereist voor beoordeling gebrekkige broncode
Hof Amsterdam 20 oktober 2020, IT 3293; ECLI:NL:GHAMS:2020:2749 (Appellant tegen Capgemini) Contractenrecht. Tussenarrest. Appellant houdt (indirect) ongeveer 80% van de (certificaten van) aandelen in Equihold. Equihold – inmiddels failliet verklaard – hield zich onder meer bezig met de exploitatie van softwareproducten, waaronder de sportapplicatie 1-2 Focus. Capgemini is softwareontwikkelaar. Na onderzoek naar de ICT-behoeften van FC Barcelona, besloot Equihold om 1-2 Focus om te werken van VB6 naar .NET. Equihold en Capgemini sloten in dat verband een raamovereenkomst. Equihold meent dat de door Capgemini geschreven broncode van slechte kwaliteit is. Appellant vordert onder meer restitutie van betaalde facturen en schadevergoeding. De rechtbank heeft in eerste aanleg de vorderingen van appellant afgewezen, omdat nakoming niet blijvend onmogelijk is en Capgemini evenmin in verzuim is. In hoger beroep brengen partijen over en weer rapporten in het geding over de kwaliteit van de broncode. Appellant stelt dat de broncode van een dermate lage kwaliteit is, dat de broncode opnieuw moest worden opgebouwd. In het geval dat de stellingen van appellant opgaan, is er in wezen sprake van een blijvende onmogelijkheid tot nakoming aan de zijde van Capgemini, waarmee de verzuimregels ex artikel 6:74 lid 2 BW buiten toepassing blijven. Er is daarmee voldoende aanleiding om appellant tot bewijslevering toe te laten. De zaak wordt naar de rol verwezen voor de benoeming van één of meerdere deskundigen.
Rectificatie van corruptiebeschuldigingen toegewezen
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba 14 oktober 2020, IEF 19531, IT 3292; ECLI:NL:OGEAA:2020:421 (Projectleider FASE tegen gedaagde) Mediarecht. Rectificatie. Kort geding. Eiseres is projectleider bij ‘Fondo di Asistencia Social di Emergencia’ (hierna: ‘FASE’) in Aruba. Gedaagde heeft eiseres op social media meerdere malen beschuldigd van corruptie, van het stelen van FASE-gelden en van het delen van die gelden met collega’s. De vorderingen van eiseres worden toegewezen. Gedaagde moet de uitlatingen verwijderen en een rectificatieverklaring afleggen op straffe van verbeurte van dwangsommen van maximaal Afl. 50.000,-. Indien maximale verbeurte van dwangsommen niet leidt tot nakoming van dit vonnis, is eiseres gemachtigd dit vonnis ten uitvoer te leggen door middel van een lijfsdwang van maximaal 7 dagen voor iedere dag dat gedaagde in gebreke blijft.
SGOA Academy: IT-jurisprudentie en privacy
Op donderdag 5 november 2020 verzorgt de SGOA in samenwerking met deLex Media weer een nieuwe online SGOA Academy.
Sprekers: Reinout Rinzema (Ventoux) en Christiaan Alberdingk Thijm (bureau Brandeis)
Reinout Rinzema zal een korte inleiding geven over jurisprudentie op het vlak van 'corona en het contractenrecht'. Vervolgens staat hij aan de hand van twee uitspraken stil bij de problematiek van beëindiging van slechtlopende IT-projecten.
Christiaan Alberdingk Thijm gaat in op jurisprudentie en actualiteiten van AVG, UAVG en AP en complexe privacy gerelateerde vraagstukken.
Je kunt je hier inschrijven.
Schadevergoeding wegens voortijdige ontbinding telefoonabonnement
Ktr. Rechtbank Limburg 7 oktober 2020, IT 3289; ECLI:NL:RBLIM:2020:7685 (T-Mobile tegen gedaagde) Telecommunicatierecht. De stellingen van T-Mobile komen er kortgezegd op neer dat sprake is van een overeenkomst die bestaat uit een goederenkredietovereenkomst en een overeenkomst ter zake van het verstrekken van telecommunicatiediensten. De overeenkomsten (met een looptijd van 24 maanden) zijn in augustus 2018 ingegaan en per februari 2019 beëindigd. T-Mobile vordert veroordeling van gedaagde tot betaling van een bedrag aan openstaande facturen vóór ontbinding, afbetaling van het goederenkrediet en schadevergoeding wegens vroegtijdige ontbinding van de overeenkomst. De vordering wordt toegewezen. De buitengerechtelijke incassokosten worden echter afgewezen, omdat onduidelijk is met ingang van welke datum gedaagde in verzuim is.
Geen beroep mogelijk op artikel 5.8 lid 2 Tw (oud)
Hof Den Haag 12 mei 2020, IT 3287; ECLI:NL:GHDHA:2020:1926 (Stichting Maasdelta Groep tegen KPN) Telecomrecht. Maasdelta en de gemeente Maassluis hebben een mantelovereenkomst gesloten waarin is bepaald dat Maasdelta een nieuwe school zou realiseren. Op de grond waarop de school moest worden gerealiseerd stond een verdeelkast van KPN. Tussen KPN en Maasdelta kwam een overeenkomst tot stand op grond waarvan KPN de verdeelkast zou verplaatsen. Maasdelta weigert de factuur van KPN te betalen en beroept zich daarbij op artikel 5.8 lid 2 Tw (oud). In eerste aanleg is Maasdelta veroordeeld tot betaling van de facturen. In het midden kan blijven of artikel 5.8 lid 2 Tw (oud) alleen van toepassing is bij woningbouw (en niet bij de oprichting van een schoolgebouw). Maasdelta komt om twee redenen geen beroep toe op dit artikel. Ten eerste was Maasdelta op het moment van het sluiten van de overeenkomst niet jegens de gemeente ‘gehouden’ om de grond te leveren als bedoeld in artikel 5.8 lid 2 Tw (oud). Daarnaast was de oprichting van het schoolgebouw niet ‘voldoende bepaalbaar’ als bedoeld in deze bepaling. De overeenkomst is derhalve niet tot stand gekomen onder een onjuiste voorstelling van zaken. Het beroep op dwaling faalt. Het bestreden vonnis wordt bekrachtigd.
De Volksbank moet BKR-registratie verwijderen
Vzr. Rechtbank Midden-Nederland 14 april 2020, IT 3290; ECLI:NL:RBMNE:2020:4486 (Eiseres tegen de Volksbank) Privacyrecht. Eiseres vordert verwijdering van de coderingen in het Centraal Kredietinformatiesysteem (CKI) van het Bureau Kredietregistratie (BKR) door de Volksbank. Eiseres heeft door middel van een betalingsregeling de volledige schuld aan de Volksbank betaald. De registratie duurt nog ongeveer twee jaar. Het persoonlijke belang van eiseres bij verwijdering is dat zij dan een reële kans heeft om een hypothecaire geldlening te verkrijgen voor een woning waarvoor zij al een koopaannemingsovereenkomst heeft gesloten. Er is sprake van bijzondere omstandigheden. De schuld betrof een relatief kleine schuld. De reden dat de schuld is ontstaan, is dat haar vriend toen ernstig depressief was waardoor de aflossing van de schuld op de achtergrond is geraakt. De schuld ontstond dus niet omdat eiseres een gat in haar hand had. De conclusie is dat er geen, althans onvoldoende, aanwijzingen zijn dat eiseres moet worden beschermd tegen overkreditering en dat de kredietaanbieders moeten worden beschermd tegen financiële risico’s bij kredietverlening aan eiseres. De vordering van eiseres wordt toegewezen. De Volksbank wordt veroordeeld om de coderingen in het CKI te verwijderen.
Beroep niet-tijdig beslissen is niet-ontvankelijk
Rechtbank Midden-Nederland 15 oktober 2020, IT 3288; ECLI:NL:RBMNE:2020:4442 (Eiser tegen de Autoriteit Persoonsgegevens) Privacyrecht. Eiser heeft een klacht ingediend bij de Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: ‘AP’), omdat handelsinformatiebureau Focum zijn persoonsgegevens zonder toestemming heeft verwerkt. Eiser wil gebruikmaken van zijn recht op vergetelheid. Deze klacht is gebaseerd op artikel 77 AVG en moet worden gezien als een verzoek om handhaving. Eiser heeft vervolgens een beroep niet-tijdig beslissen bij de rechtbank ingesteld, omdat volgens hem niet tijdig tot een afronding van de klacht is gekomen. De rechtbank heeft in deze uitspraak vastgesteld wat de verplichtingen zijn van de AP bij de afhandeling van een klacht als bedoeld in artikel 77 AVG. Er is nog geen sprake van niet-tijdig beslissen. Van doorslaggevend belang is dat de afhandeling van de klacht van eiser onderdeel uitmaakt van een groot en complex onderzoek naar datahandel en dat dit onderzoek ook gaat over landsgrensoverschrijdende verwerkingen van persoonsgegevens. De AP heeft eiser verder voldoende op de hoogte gehouden van de afhandeling van zijn klacht. De inhoud en frequentie van de voortgangsberichten zijn in orde. Het beroep tegen het niet-tijdig beslissen is niet-ontvankelijk en de AP is daarom geen dwangsommen verschuldigd.
Onrechtmatige uitlatingen over thuiszorginstelling
Rechtbank Noord-Holland 4 oktober 2017, IEF 19523, IT 3286; ECLI:NL:RBNHO:2017:11722 (Ambachtzorg tegen gedaagden) Onrechtmatige uitlatingen. Ambachtzorg, een kleine thuiszorginstelling, had bij de voorzieningenrechter een kort geding aanhangig gemaakt tegen gedaagden omdat gedaagden stelselmatig en publiekelijk onjuiste, negatieve, smadelijke en lasterlijke informatie zouden hebben gepubliceerd over Ambachtzorg. Omdat de uitlatingen dateerden vlak na het overlijden van de vader van gedaagden, werden de uitingen niet als onrechtmatig beschouwd. Na het vonnis van de voorzieningenrechter hebben gedaagden wederom meerdere uitlatingen gedaan over Ambachtzorg. Daarin suggereerden gedaagden onder meer dat Ambachtzorg een streng verpleegregime heeft tegen de wil van de vader en zich schuldig zou maken aan dwangverpleging en ouderenmishandeling. Geoordeeld wordt dat gedaagden zich meermalen op onrechtmatige wijze hebben uitgelaten over Ambachtzorg. Het is voldoende aannemelijk geworden dat gedaagden hiermee de eer en goede naam van Ambachtzorg hebben aangetast. Gedaagden moeten de onrechtmatige uitlatingen op internet over Ambachtzorg staken, op straffe van een dwangsom.
Gemeente had aanleg glasvezelnetwerk beter moeten onderzoeken
Vzr. Rechtbank Rotterdam 21 oktober 2020, IT 3285; ECLI:NL:RBROT:2020:9443 (Primevest/T-Mobile tegen gemeente Den Haag) De voorzieningenrechter heeft uitspraak gedaan in een procedure tussen Primevest/T-Mobile (verzoeksters) en het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag (verweerder) over het besluit van verweerder om instemming te verlenen aan Netwerk Exploitatiemaatschappij (NEM) om voor KPN een glasvezelnetwerk uit te rollen in het Regentessenkwartier in Den Haag. De voorzieningenrechter komt tot het voorlopig oordeel dat verweerder weliswaar verplicht is de aanleg van een nieuw openbaar glasvezelnetwerk te gedogen, maar dat hij beter had moeten onderzoeken welke gevolgen de aanleg van een glasvezelnetwerk door NEM (bovenop het eerder door Primevest aangelegde glasvezelnetwerk) heeft voor de ondergrondse ordening. Verweerder had verzoeksters ook vooraf gelegenheid moeten geven op dit punt hun zienswijze te geven.