25 okt 2022
Publicaties over oplichter niet onrechtmatig
Hof Amsterdam 25 oktober 2022, IT 4132; ECLI:NL:GHAMS:2022:3023 (appellante tegen geïntimeerde) Geïntimeerde verricht activiteiten op het gebied van media. Via een website is onder meer een dossier van 28 pagina's gepubliceerd over appellante, hierin staan de volledige naam en geboortedatum van appellante. In een van de artikelen op de site is appellante aangeduid als meesteroplichter en is een herkenbare foto van hem opgenomen. De informatie op de website is na 2010 niet meer aangevuld. Geïntimeerde blijkt domeinnaamhouder te zijn van de website. Op 6 maart 2019 is de website uit de lucht gehaald en sindsdien is deze niet meer voor raadpleging beschikbaar. Appellante vordert onder meer een verklaring voor recht dat geïntimeerde jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld. Het hof wijst de vorderingen af. De verwerking van persoonsgegevens door geïntimeerde vond plaats voor uitsluitend journalistieke doeleinden als bedoeld in artikel 43 UAVG. Vrijheid van meningsuiting en informatie weegt in dit geval zwaarder dan het belang van bescherming van persoonsgegevens.
4.5.3. Het hof is van oordeel dat de verwerking van persoonsgegevens door [geïntimeerde] plaatsvond voor uitsluitend journalistieke doeleinden als bedoeld in artikel 43 UAVG. Daarbij stelt het hof voorop, net als de rechtbank in rov. 4.4 van de genoemde beschikking, dat in dit verband het begrip 'journalistiek' ruim moet worden uitgelegd. [geïntimeerde] heeft er in eerste aanleg op gewezen dat hij met zijn website beoogde te berichten over oplichtingspraktijken in Nederland teneinde misstanden aan de kaak te stellen en als 'waakhond' te fungeren en zo ondernemers ervoor te behoeden om gedupeerd te worden. Het hof is van oordeel dat de feiten waarover [geïntimeerde] berichtte deze doelstelling alleszins rechtvaardigen en aannemelijk maken. Dat zijn doelstelling in feite was, zoals [appellante] aanvoert, om 'specifieke personen zwart te maken' bij [geïntimeerde] oude werkgever respectievelijk dat hij handelde uit wrok tegen die oude werkgever, is door [appellante] tegenover de stellingen van [geïntimeerde] en de vaststaande inhoud van de website onvoldoende concreet onderbouwd. Het hof merkt hierbij nog op dat, wanneer een journalistieke uiting strekt tot een rechtmatig aandacht vragen voor misstanden, het enkele feit dat bij de journalist naast dit journalistieke doel ook een persoonlijke drijfveer bestaat in de vorm van, bijvoorbeeld, boosheid over het onderwerp waarover hij schrijft, nog niet betekent dat geen verwerking aan de orde is voor 'uitsluitend journalistieke doeleinden' in de zin van artikel 43 UAVG.
4.7.5. Ten aanzien van de bekendheid van de betrokken persoon en diens eerdere gedrag, weegt het hof mee dat [appellante] weliswaar niet een bekende Nederlander is maar wel iemand die, nadat hij in 1999 en in 2003 al met naam en voornaam in de pers was gekomen wegens aan hem verweten oplichting, in 2003 zelf de publiciteit zocht middels (door hem betaalde) televisie-optredens. Het portret van [appellante] dat was afgebeeld op de website van [geïntimeerde] was ontleend aan een uitzending van het programma 'TROS Opgelicht!' Ook in de jaren 2004, 2005, 2006, 2007, 2008, 2009, 2010, 2014 en 2016 verschenen in diverse landelijke dagbladen artikelen over [appellante] waarin hij met naam en voornaam werd genoemd en werd bericht over nieuwe gevallen van oplichting of soortgelijke activiteiten die door [appellante] waren begaan of waarvan hij werd verdacht. [appellante] heeft sinds 2003 een website met adres www. [appellante] .nl waarop hij over zijn bedrijfs- en adviesactiviteiten bericht en ook een portretfoto van hem is afgebeeld. In 2013 heeft [appellante] de naam ' [appellante] ' als Benelux-woordmerk gedeponeerd voor onder meer juridische diensten, welk merk vervolgens is ingeschreven met geldigheidsduur tot 2023 en waarbij als merkhouder staat vermeld ' [appellante] ' met vermelding van een woonadres in [plaats 2] . In 2018 presenteerde [appellante] zich als lijsttrekker van een politieke partij in [plaats 3] en als kandidaat bij de verkiezingen voor de stadsdeelcommissie [plaats 4] . Naar aanleiding daarvan hebben de media, andere andere Het Parool en AT5, nog in februari en maart 2018 gepubliceerd over [appellante] en zijn veroordelingen wegens betrokkenheid bij fraude. Aldus kan worden geconcludeerd dat [appellante] de omstandigheid dat gedurende vele jaren regelmatig opnieuw over hem in deze context werd gepubliceerd, mede aan zichzelf te wijten heeft gehad.
4.7.6. Gelet op al het voorgaande is het hof van oordeel dat zowel het publiceren als het daarna voor raadpleging beschikbaar houden door [geïntimeerde] van de bedoelde gegevens over [appellante] werden gerechtvaardigd door het recht van [geïntimeerde] op vrijheid van meningsuiting en van informatie, welk recht in dit geval zwaarder woog dan het belang van [appellante] bij bescherming van zijn persoonsgegevens. Er is geen aanleiding anders te ordelen over het recht van [geïntimeerde] op vrijheid van meningsuiting tegenover het recht van [appellante] op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer. [geïntimeerde] heeft uiteindelijk in maart 2019, daags nadat hem de dagvaarding in eerste aanleg was betekend, de bewuste gegevens van de website doen verwijderen. Dat de gegevens tot dat moment voor raadpleging beschikbaar waren gebleven kan - ook al werden die door [geïntimeerde] sedert 2010 niet meer aangevuld - niet worden beschouwd als een disproportioneel gebruik van persoonsgegevens nu [appellante] in de periode tot het moment van verwijdering, veelal naar aanleiding van eigen gedragingen, regelmatig en laatstelijk nog in 2018 in het nieuws kwam wegens soortgelijke feiten als waarover [geïntimeerde] berichtte, zodat de gegevens op de website nog steeds een relevante en toelaatbare bijdrage vormden aan informatie en/of discussie over de hiervoor onder 4.7.3 bedoelde kwestie van openbaar belang.