20 okt 2022
Politie hoeft gegevens arts niet te verstrekken
Vzr. Rechtbank Den Haag 20 oktober 2022, IT 4135; ECLI:NL:RBDHA:2022:11360 (eiser tegen de Nationale Politie) Eiser wordt verdacht van zeer ernstige strafbare feiten, onder andere meerdere levensdelicten. In verband daarmee wordt hij strafrechtelijk vervolgd. Eiser is onder begeleiding van de Nederlandse autoriteiten overgebracht naar Nederland, tijdens de vlucht is eiser verzorgd door een arts. Volgens eiser heeft de arts hem niet naar behoren behandeld. Hij heeft een klacht ingediend bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar de klacht is niet-ontvankelijk verklaard omdat volgens de Wet BIG de naam en het werkadres van de arts in de klacht vermeld moeten worden. Die gegevens wil de politie echter niet aan eiser bekendmaken. Eiser vordert daarom nu de politie te veroordelen om de gegevens van de arts aan hem of aan het CTG bekend te maken. De voorzieningenrechter wijst de vordering af omdat het belang van de arts geen ernstig veiligheidsrisico te lopen zwaarder weegt dan het belang van eiser bij behandeling van zijn tuchtklacht op korte termijn.
4.3..De bij de beoordeling van de vordering van eiser toe te passen belangenafweging leidt er echter toe dat zijn vordering in dit kort geding niet kan worden toegewezen. Hiertoe is het volgende van belang. In de strafzaak heeft op 6 maart [jaar 2] een zitting plaatsgevonden. Tijdens die openbare zitting heeft de rechtbank bepaald dat het de raadsvrouw van eiser in verband met mogelijke veiligheidsrisico’s niet is toegestaan om identificerende gegevens te noemen over de bezetting van het vliegtuig waarmee eiser naar Nederland is gebracht. Op 3 februari 2021 heeft op verzoek van eiser een verhoor van de arts bij de rechter-commissaris plaatsgevonden. De officier van justitie heeft in het kader van dat verhoor op grond van artikel 190 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering gevorderd dat de rechter-commissaris alle maatregelen neemt die redelijkerwijs noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de personalia en het werkadres van de arts bekend worden, omdat – vanwege de aard van de verdenkingen jegens eiser – gevreesd wordt dat de veiligheid van de arts in het geding komt als de arts informatie aan justitie geeft. Dit verzoek heeft de rechter-commissaris onder verwijzing naar de beslissing van de rechtbank van 6 maart [jaar 2] gehonoreerd.
4.4. Kennelijk is in de strafprocedure – waar meer informatie beschikbaar is over het handelen waarvan eiser verdacht wordt, alsmede over eventuele veiligheidsrisico’s – besloten dat de gegevens van de arts uit veiligheidsoverwegingen anoniem moeten blijven. Dat is een beslissing die niet lichtvaardig genomen wordt en die kennelijk in de strafzaak – zowel door de rechtbank als de rechter-commissaris – noodzakelijk is geacht. Bij die stand van zaken moet het belang van de arts geen ernstig veiligheidsrisico te lopen zwaarder wegen dan het belang van eiser bij behandeling van zijn tuchtklacht op korte termijn. De voorzieningenrechter zal derhalve niet in kort geding, in afwijking van de in de strafzaak genomen beslissingen, gedaagde veroordelen de gegevens van de arts aan eiser te verstrekken. Ook de vordering om gedaagde te veroordelen de gegevens van de arts rechtstreeks aan het CTG te verstrekken zal worden afgewezen. Eiser beoogt met dat deel van de vordering te bewerkstelligen dat de klacht bij het CTG / RTG alsnog behandeld kan worden, zonder dat de gegevens van de arts bij hem bekend worden. Gedaagde stelt echter terecht dat, los van het feit dat het tuchtcollege reeds te kennen heeft gegeven niet bereid te zijn de klacht op die manier te behandelen, hieraan een reëel risico verbonden is dat die gegevens alsnog bij eiser terecht komen, althans dat zodanige informatie over de arts bekend wordt dat hij aan de hand daarvan alsnog geïdentificeerd kan worden.