IT 4687
28 november 2024
Uitspraak

Gebruik van WordPress-merk zonder toestemming schendt merkrechten, beslag deels opgeheven

 
IT 4686
28 november 2024
Uitspraak

Ordemaatregel om crypto-account te bevriezen

 
IT 4680
28 november 2024
Uitspraak

Conlcusie AG over grootschalige marktplaatsoplichtingen

 
IT 1434

Actualiteitenlunch The Pirate Bay | internetrecht

De Balie, Amsterdam, dinsdag 4 maart van 12.00 tot 15.15 uur, 3 PO-punten.
Is de Pirate Bay Blokkade definitief ten grave? Deze week is er tussen Stichting BREIN en UPC een akkoord bereikt over de opheffing van de providerblokkade van de piratensite (na het arrest Hof Amsterdam, IEF 13467 waartegen overigens cassatie IEF 13571). Tijdens de actualiteitenlunch Kern van ITenRecht zal Arnoud Engelfriet nader ingaan op de meest recente rechtspraak en deze ontwikkelingen rondom de torrentsite. Wouter Seinen zal ingaan op marketing en privacy op het internet. Een van de onderwerpen die hier aan bod zal komen is bijvoorbeeld de cookieregelgeving. Deze cursus biedt verdieping en verbreding voor de specialist met voorkennis.
Hier aanmelden

Programma
11.45 – 12.00 uur Intekenen met lunch
13.00 – 13.30 uur De ontwikkelingen (opkomst en ondergang) van The Pirate Bay - Arnoud Engelfriet, ICTRecht
13.30 – 13.45 uur Pauze
13.45 – 15.15 uur Marketing en privacy op het internet - Wouter Seinen, CMS
15.15 uur Einde bijeenkomst

De onderwerpen nader geïntroduceerd:
Arnoud Engelfriet, ICTRecht: Helden van informatievrijheid of de grootste IE-dieven in de geschiedenis? Weinig internetsites hebben zoveel losgemaakt als het Zweedse The Pirate Bay. Maar TPB is geen uniek verschijnsel: al sinds internet snel genoeg is om meer dan alleen te mailen, worden er dingen uitgewisseld zonder toestemming van de rechthebbenden. De resulterende technische en juridische wapenwedloop is een van de belangrijkste thema's in het internetrecht geweest, met als voorlopig hoogtepunt de door Brein afgedwongen (en in hoger beroep ongedaan gemaakte, Hof Amsterdam, IEF 13467) blokkade door Nederlandse internetproviders van TPB. ICT-jurist Arnoud Engelfriet neemt u mee naar de wondere wereld van filesharen, Bittorrent, legaal downloaden uit illegale bron, remixcreativiteit en zijn visie op de toekomst van internet en auteursrecht ... met als voorlopig hoogtepunt de door Brein afgedwongen providerblokkade - welke in hoger beroep ongedaan gemaakt werd (Hof Amsterdam, IEF 13467) en waartegen Stichting BREIN nu cassatie instelt (IEF 13571)

Wouter Seinen, CMS: Marketing is de financiële motor van het internet. Hierin vinden echter steeds meer ontwikkelingen plaats op het gebied van regulering en wetgeving. Goede voorbeelden daarvan zijn de cookie regels, de reclame code voor social media, regels voor vergelijkingswebsites en privacy regelgeving. Maar, wat zijn de effecten geweest van het cookie-artikel in de Telecomwet in de praktijk? Hoe wordt om deze ‘cookiemuur’ [genomineerde voor Woord van het Jaar, IT 1347] heen gewerkt? En waarom wordt dit veelbesproken, maar weinig gehandhaafde artikel, nu weer gewijzigd [IT 1150]? Deze en andere actuele/interessante vragen zullen aan de orde komen.


Er zijn 3 PO-punten toegekend door de Orde van Advocaten

Locatie
De Balie, Kleine Gartmanplantsoen 10, te Amsterdam.
Klik hier voor een routebeschrijving, parkeersuggestie Byzantium.

Kosten deelname
€ 350,00 per persoon,
€ 295,00 sponsors ITenRecht en/of IE-Forum en
€ 100,00 rechterlijke macht/wetenschappelijk personeel (full time).

Genoemde prijzen zijn excl. BTW, uw factuur wordt direct toegezonden als bevestiging. Komt u in aanmerking voor korting, selecteer de juiste prijs in het bestelformulier, uw factuur ontvangt u direct. Inbegrepen zijn de kosten van lunch, koffie, thee en documentatie.

Hier aanmelden

Meer opleidingen IE/ICT: www.delex.nl/opleidingen

IT 1433

Belang van FNV als vakbond bij vrijheid van meningsuiting prevaleert boven privacy en reputatiebescherming

Hof Arnhem-Leeuwarden 18 februari 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:1181 (FNV Bondgenoten)
Rectificatie vordering. Vrijheid meningsuiting. Er is een artikel verschenen over de ontslagaankondiging van de FNV, tevens is op de website van FNV een bericht geplaatst. Bij kort geding is FNV verboden onjuiste of misleidende publicaties en uitlatingen te doen. Het belang van vakbond FNV bij haar recht op vrijheid van meningsuiting mag niet te licht worden ingeschat. Nu het de lezer van het krantenbericht voorts duidelijk moet zijn geworden dat het om een morele verplichting ging, dus een weergave van de mening van FNV, waren de gevolgen daarvan beperkt. Het hof oordeelt dat daarmee inbreuk is gemaakt op de vrijheid van meningsuiting van de FNV, deze prevaleert boven het recht van de bedrijfsdirecteur op privacy en op reputatiebescherming.

4.2. Door de toewijzing van de vordering tegen FNV is inbreuk gemaakt op het recht van FNV op vrijheid van meningsuiting. Het gaat hier om een uitlating die  naar onweersproken is gesteld in 3.3. van de memorie van grieven  gedaan is ter behartiging van haar belangen als vakbond. Bij de belangenafweging, die moet worden gemaakt nu het recht van FNV op meningsuiting botst met het recht van [geïntimeerden gezamenlijk] op eer en goede naam en op eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer, moet daarom het recht op vrijheid van meningsuiting worden bezien in het licht van het door artikel 11 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens gewaarborgde recht op vereniging en vergadering (zie Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 9 oktober 2012, ECLI:NL:XX:2012:BY8687, Szima/Hongarije, § 13). Het antwoord op de vraag welke van de over en weer betrokken rechten in het onderhavige geval zwaarder wegen, moet worden gevonden door een afweging van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval. Bij deze afweging komt niet in beginsel voorrang toe aan één van de daarbij gemoeide rechten. Dit brengt in het licht van het arrest HR 18 januari 2008 inzake Hemelrijk (LJN:BB3210) mee dat de toetsing in één keer dient te geschieden, waarbij het oordeel dat één van de rechten, gelet op alle ter zake dienende omstandigheden, zwaarder weegt dan het andere recht, meebrengt dat daarmee de inbreuk op het andere recht voldoet aan de desbetreffende noodzakelijkheidstoets van het tweede lid van onderscheidenlijk art. 8, art. 10 en 11 EVRM.

4.7. FNV heeft zich beroepen op het behartigen van de belangen van haar leden. Het belang van FNV, een vakbond, bij haar recht op vrijheid van meningsuiting mag in het licht daarvan niet te licht worden ingeschat. Dat [naam bestuurder] zich daarbij ongenuanceerd heeft uitgelaten en heeft gekozen voor woorden die relatief hard klinken, is tot op zekere hoogte begrijpelijk, mede doordat uit de memorie van grieven blijkt dat [naam bestuurder] voor een behoorlijke belangenbehartiging van haar leden geen andere mogelijkheid zag dan het uitoefenen van druk op de directie. Hiermee werd [geïntimeerde] bedoeld. [geïntimeerde] heeft niet opgeworpen dat hij niet in staat was om ervoor te zorgen dat er geld (van [geïntimeerde 2] of van anderen) op tafel zou komen voor een goede afvloeiingsregeling, zodat [naam bestuurder] niet onredelijk handelde door hem in dit verband te noemen. Op het beleid van degenen die aan het roer van een bedrijvenconglomeraat staan wordt wel vaker, onder omstandigheden, hardere kritiek geuit. Hier komt bij dat de vakbonden met lege handen zouden komen te staan indien er geen geld beschikbaar zou komen. Nu het de lezer van het krantenbericht voorts duidelijk moet zijn geworden dat het om een morele verplichting ging, dus een weergave van de mening van ([naam bestuurder], namens) FNV, waren de gevolgen daarvan voor (de reputaties van) [geïntimeerden gezamenlijk] beperkt. Ondanks de onjuistheden van door [naam bestuurder] aangevoerde details, was de uitlating naar het oordeel van het hof niet zodanig hard, dat zij onrechtmatig was jegens [geïntimeerden gezamenlijk]. De stelling dat [geïntimeerde 2] door de uitlatingen van FNV bij een bank in diskrediet is gebracht doordat de bank heeft gemeend dat [geïntimeerde 2] op onwettige wijze gelden aan de onderneming heeft onttrokken, is in hoger beroep gemotiveerd weersproken en wordt daarom verworpen. In de hiervoor beschreven omstandigheden, bezien in onderling verband, prevaleert naar het oordeel van het hof het belang van FNV, als vakbond, bij uitoefening van haar recht op vrijheid van meningsuiting.

Lees hier de uitspraak:
ECLI:NL:GHARL:2014:1181 (link)
ECLI:NL:GHARL:2014:1181 (pdf)

IT 1432

Stichting BREIN stelt cassatie in bij Hoge Raad tegen afwijzing blokkering The Pirate Bay

Uit het persbericht: Op 28 januari wees het Haagse hof de blokkering van The Pirate Bay door Ziggo en  XS4ALL af omdat die niet effectief zou zijn, zie [https://www.anti-piracy.nl/nieuws.php?id=316 en red. IEF 13467]. Die uitspraak staat haaks op het oordeel van rechters in andere Europese landen over blokkering en loopt vooruit op het oordeel van de hoogste Europese rechter dat binnenkort wordt verwacht. BREIN's vordering dat access providers de toegang tot de illegale website moeten blokkeren was door de rechtbank wel al toegewezen [red. IEF 10763, tijdens een actualiteitenlunch op 4 maart a.s. vertelt Arnoud Engelfriet meer over dit onderwerp: meer info en aanmelden].

Opmerkelijk aan de uitspraak van het Haagse hof is dat het de blokkering wel effectief acht ten aanzien van The Pirate Bay en inbreuken via die site maar niet ten aanzien van het totaal aan inbreuken door abonnees van de ISP's. Daarvan neemt het hof aan dat dat gelijk is gebleven omdat het bittorrentverkeer gelijk is gebleven.

Advies van een cassatieexpert dat BREIN heeft ingewonnen geeft een aantal mogelijke cassatiegronden aan. De termijn voor het instellen van cassatie is tot drie maanden na het arrest van het hof.

IT 1431

Centrale opslag vingerafdrukken in strijd met recht op privacy

Hof Den Haag 18 februari 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:412 (Privacy First c.s. tegen de Staat der Nederlanden)
Privacy. Centrale opslag vingerafdrukken. De rechtbank heeft Privacy First c.s. ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard door het ontbreken van een voldoende algemeen belang in de zin van artikel 3:303 BW en had de vordering van Privacy First op het punt van de centrale opslag van vingerafdrukken moeten toewijzen, nu Privacy First zich in eerste aanleg op het standpunt had gesteld dat centrale opslag van vingerafdrukken een ongeschikt middel was en zij daarin, naar thans blijkt, ook toen reeds gelijk had. Het hof oordeelt dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer die gevormd wordt door de centrale opslag van vingerafdrukken, niet gerechtvaardigd is. De rechtbank had de vordering van Privacy First in zoverre moeten toewijzen.

2.6. Het voorgaande betekent dat de vorderingen van Privacy First c.s. reeds vanwege het ontbreken van belang niet kunnen worden toegewezen. Privacy First c.s. houden evenwel belang bij hun hoger beroep vanwege de door de rechtbank te hunnen laste uitgesproken proceskostenveroordeling. Dit betekent dat het hof zal onderzoeken of de rechtbank, uitgaande van de omstandigheden zoals deze zich ten tijde van haar uitspraak voordeden, een juist vonnis heeft gewezen. Daartoe zal het hof eerst nagaan of de rechtbank Privacy First c.s. terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in hun vorderingen.

3.1. Het hof zal eerst de grieven 14, 15, 16 en 17 behandelen, waarin de ontvankelijkheid van Privacy First aan de orde wordt gesteld. De hierin geformuleerde klachten komen er op neer dat Privacy First in deze procedure op grond van art. 3:305a BW opkomt voor een ideëel (algemeen) belang, niet voor de gebundelde belangen van individuele belanghebbenden, dat de rechtbank een dergelijk algemeen of ideëel belang ten onrechte als onvoldoende heeft aangemerkt, dat niet is vereist dat Privacy First bij haar vordering ook nog een voldoende eigen belang heeft en, ten slotte, dat Privacy First een dergelijk eigen belang overigens wel heeft.

3.4. De conclusie is dat de rechtbank Privacy First ten onrechte in haar vorderingen niet-ontvankelijk heeft verklaard.

4.1.Het voorgaande betekent dat het hof toekomt aan de vraag of de rechtbank, onder de ten tijde van haar vonnis vigerende omstandigheden, de vorderingen van Privacy First geheel of gedeeltelijk had moeten toewijzen.

 

4.3. Het hof constateert dat de regering inmiddels zelf tot het inzicht is gekomen dat, in de woorden van de minister in zijn hiervoor onder 1.13 geciteerde brief, het gebruik van de vingerafdrukken voor doeleinden van verificatie en identiteitsvaststelling niet mogelijk is zonder een te hoog percentage gevallen waarin een “misser” wordt aangegeven bij een rechtmatige houder van het reisdocument. Op grond van dit inzicht heeft de regering besloten niet over te gaan tot de opslag van vingerafdrukken in een centraal register. Dit kan niet anders betekenen dan dat de opslag van vingerafdrukken in een centraal register niet geschikt is voor het daarmee aanvankelijk beoogde doel, te weten verificatie en identiteitsvaststelling, en daarmee dus evenmin geschikt voor het voorkomen van identiteitsfraude, hetzij bij het aanvragen van een nieuw reisdocument, hetzij bij het gebruik van het reisdocument, een van de voornaamste doeleinden van de wet. Daarbij begrijpt het hof het standpunt van de regering zo dat de centrale opslag van vingerafdrukken ook reeds ten tijde van de gedeeltelijke inwerkingtreding van de Nieuwe Paspoortwet een ongeschikt middel was, maar dat dit pas is gebleken na het vonnis van de rechtbank in deze zaak. Dit betekent dat de rechtbank de vordering van Privacy First op het punt van de centrale opslag van vingerafdrukken had moeten toewijzen, nu Privacy First zich in eerste aanleg op het standpunt had gesteld dat centrale opslag van vingerafdrukken een ongeschikt middel was en zij daarin, naar thans blijkt, ook toen reeds gelijk had. Daarbij maakt het geen verschil of moet worden uitgegaan van de oorspronkelijke vordering van Privacy First c.s. of de gewijzigde vordering (waartegen de Staat kennelijk bezwaar had gemaakt maar waarop de rechtbank niet heeft beslist), aangezien beide versies van de vordering in wezen op hetzelfde neerkomen.

4.4. Het voorgaande kan tot geen andere conclusie leiden dan dat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer die gevormd wordt door de centrale opslag van vingerafdrukken, niet gerechtvaardigd is. De rechtbank had de vordering van Privacy First in zoverre moeten toewijzen.

Lees hier de uitspraak:
ECLI:NL:GHDHA:2014:412 (link)
ECLI:NL:GHDHA:2014:412 (pdf)

Op andere blogs:
BANNING

IT 1429

Kameroverleg over fiche combinatie ICT en onderwijs

Verslag van een schriftelijk overleg, Kamerstukken II, 2013-2014, 22 112, nr. 1788
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het Fiche: Mededeling naar een opener onderwijs. Naar aanleiding van het Fiche hebben zij nog enkele vragen. De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het Fiche: Mededeling naar een opener onderwijs. De leden constateren dat Nederland met projecten als het Wikiwijsprogramma en het Doorbraakproject Onderwijs en ICT2 al stappen naar een opener onderwijssysteem zet en dat andere landen op deze punten van Nederland kunnen leren. Deze leden zien echter ook ruimte voor verdere verbeteringen en onderschrijven zodoende het streven van de Commissie naar hoogwaardige, innovatieve leer- en onderwijsmethoden met behulp van nieuwe technologieën en digitale inhoud.

Over het Fiche hebben de leden enkele vragen. De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het Fiche: Mededeling naar een opener onderwijs. Zij hebben naar aanleiding van het Fiche geen vragen. De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het Fiche: Mededeling naar een opener onderwijs. Zij onderschrijven de doelstelling van een opener onderwijs. Ook zij zien enorme kansen in de combinatie ICT en onderwijs. Wel hebben deze leden nog enkele vragen over de rol van de Europese Commissie hierin.

1 Nederlandse positie over de mededeling
De leden van de PvdA-fractie vragen zich af op welke onderdelen de analyse van de Commissie aansluit bij de Nederlandse situatie. Op welke onderdelen loopt Nederland voorop en op welke onderdelen blijft de ontwikkeling achter, zo willen zij weten. Kan het kabinet aangeven hoe hoog het percentage leerlingen in Nederland is dat nooit digitale leermaterialen gebruikt en hoe hoog het percentage negenjarigen is dat naar een school gaat die niet beschikt over toegang tot adequate digitale apparatuur, snel breedband en hoge connectiviteit? Ook vragen deze leden naar de voortgang van het Doorbraakproject Onderwijs en ICT. Wanneer kunnen zij de definitieve Intentieverklaring verwachten?
De leden van de D66-fractie vragen het kabinet toe te lichten wat in zijn ogen de Europese Commissie nu echt wil versnellen en/of aanpassen met deze mededeling. Klopt de analyse van de genoemde leden dat de implicaties van deze mededeling voor Nederland miniem zijn?

2 Open leeromgevingen
De leden van de VVD-fractie zijn verheugd te horen dat de Nederlandse kaders ter ontwikkeling van didactische ICT-competenties als voorbeeld dienen binnen de Europese grenzen. Hoe zorgt het kabinet dat Nederland deze positie behoudt en voorloper blijft op het gebied van innovatieve digitale onderwijsdidactiek, zo willen deze leden weten.
De leden van de PvdA-fractie lezen dat in het primair en voortgezet onderwijs wordt geïnventariseerd of de moderne vaardigheden in voldoende mate terugkomen in het verplichte curriculum. Deze leden vragen zich af wanneer zij de resultaten van deze inventarisatie kunnen verwachten. Op dit moment zijn ICT-vaardigheden enkel binnen het generieke deel van de kennisbasis voor de opleidingen tot leraar opgenomen. Deze leden horen graag expliciet of dit in de ogen van het kabinet voldoende is om deze vaardigheden te borgen. Zo ja, horen zij graag hoe het kabinet dit rijmt met de feiten dat het onderwijs nu nog niet voldoende rendement uit ICT haalt en dat veel managers de ICT-bekwaamheid van docenten als onvoldoende beoordelen.

3 Open leermiddelen
De leden van de VVD-fractie vragen of het wel mogelijk is om leermateriaal dat met overheidsmiddelen is gefinancierd gratis beschikbaar te stellen. In Nederland is slechts een beperkt deel van het leermateriaal met overheidsmiddelen gefinancierd, maar de overheid financiert wel schoolboeken via de school en kan daarmee dus bijdragen aan de ontwikkeling van lesmateriaal door de school zelf. Hoe ziet het kabinet dit, zo vragen deze leden.
Voorts geeft het kabinet aan dat Nederland geïnteresseerd is in het ontwikkelen van een kwaliteitskader. De genoemde leden vragen of dit een verplicht kwaliteitskader is. Zij hopen van niet. Waarom is het voor het kabinet van belang om een kwaliteitskader te hebben? Zou dit niet veeleer iets van de sector zelf moeten zijn? Deze leden vragen of internationale afspraken over certificering en accreditatie de nog in de kinderschoenen staande ontwikkeling van MOOC’s4 juist belemmeren en tegenwerken.
De genoemde leden zouden graag zien dat scholen in de ontwikkeling van adaptief en digitaal leermateriaal investeren door docenten vrij te roosteren. Waar dit in sommige gevallen al gebeurt, is het overigens maar de vraag of het ontwikkelde materiaal vervolgens gedeeld wordt. Vindt het kabinet dat de overheid een rol heeft om dit te stimuleren, zo willen deze leden weten.
De leden van de PvdA-fractie lezen dat Nederland in beperkte mate belastinggeld besteedt om te investeren in leermaterialen. Deze leden vragen zich af in welke leermaterialen de overheid investeert en of deze materialen allemaal van een open licentie zijn voorzien.
In het Fiche wordt voorts gesteld dat de meerwaarde van een pan-Europees platform alleen tot uiting zal komen als er ook geïnvesteerd gaat worden in de vertaling van leermaterialen in andere talen. De genoemde leden vragen zich af of Nederland op dit moment al in deze vertaling van leermaterialen investeert, of dat het kabinet voornemens is dit te gaan doen. Deze leden merken op dat, door te investeren in de vertalingen, Nederland de voorbeeldfunctie die zij nu heeft met het Wikiwijs-programma als het gaat om aandacht voor het belang van open leermaterialen, zou kunnen uitbouwen.
Voorts vragen de genoemde leden zich af welke mogelijkheden het kabinet op dit moment ziet om tot internationale afspraken over certificering en accreditatie te komen. Is het kabinet voornemens om het voortouw te nemen in het maken van dergelijke afspraken? Met betrekking tot de wens van gebruikers om open en gesloten leermaterialen op een goede manier met elkaar te kunnen combineren, vragen deze leden welke mogelijkheden het kabinet ziet om deze wens te realiseren en welke rol zij daarbij ziet weggelegd voor commerciële uitgevers.
Het bestaande verschil in btw5-tarief voor papieren en digitale leermiddelen remt op dit moment innovatie in het onderwijs en Nederland is van mening dat het aan de lidstaten zelf is om hier verandering in aan te brengen, zo lezen de genoemde leden in het Fiche. Zij vragen of zij dan ook mogen aannemen dat Nederland op dit moment al bezig is om de verschillende btw-tarieven meer op elkaar aan te laten sluiten.
De leden van de D66-fractie vragen wat de toegevoegde waarde van een Europese lesmaterialenportaal is voor het primair en het voortgezet onderwijs. Deelt het kabinet de zorg van deze leden dat een dergelijke portaal vooral zin heeft voor het hoger onderwijs?
De genoemde leden vragen het kabinet bij de Europese Commissie aan te dringen zo snel mogelijk met voorstellen te komen om het mogelijk te maken eenzelfde btw-tarief te hanteren voor papieren en digitale leermaterialen.

4 Connectiviteit en innovatie
De leden van de PvdA-fractie lezen dat het gebrek aan «schaalbaarheid» er mogelijk toe leidt dat de breedschalige toepassing van ICT in het onderwijs in Nederland achterblijft. Zij vragen hoe het kabinet deze achterstand wil verkleinen. Wordt dit gebrek aan «schaalbaarheid» binnen de grenzen van het Doorbraakproject nader verkend, zoals ook met de «bring your own device»-filosofie gebeurt, zo willen de leden van deze fractie weten.

5 Een gezamenlijke inspanning om de kansen van de digitale revolutie te benutten
De leden van de VVD-fractie zijn positief over het openstellen van onderwijs en leermiddelen. Kan het kabinet een overzicht geven van het Doorbraakproject Onderwijs en ICT? Wordt er in dit Doorbraakproject voldoende onderscheid gemaakt tussen lesdata en leermethoden enerzijds en de organisatie, administratie en werkwijze binnen de scholen anderzijds? Zijn zowel schoolleiders als docenten hier voldoende voor toegerust?
De genoemde leden geven het kabinet mee dat zij weinig zien in het voorstel van de Commissie ten aanzien van het inrichten van een Europees Centrum voor digitale innovatieve onderwijsinstellingen, mede omdat onderwijsinnovaties op digitaal vlak weinig raakvlakken hebben met fysieke centra. Om deze reden vragen zij het kabinet om de toezegging de Kamer te informeren zodra er verdere voorstellen over dit Centrum komen, omdat deze leden liever zien dat dit inderdaad een netwerk wordt en geen fysieke omgeving.
De genoemde leden onderschrijven dat nieuwe technologieën moeilijk te voorspellen zijn. Daarom hebben zij ook aan de staatssecretaris van Media en de minister van Economische Zaken gevraagd om jaarlijks te komen met een overzicht van technologische ontwikkelingen die van invloed zijn op wettelijke beperkingen in de mediawetgeving. Hoe staat het kabinet tegenover een soortgelijke jaarlijkse rapportage ten aanzien van onderwijswetgeving?
Verder geven deze leden het kabinet mee dat zij liever zien dat de brief inzake open en online hoger onderwijs ook het basis-, het voortgezet en het middelbaar beroepsonderwijs omvat. Als dat niet gebeurt, vragen zij het kabinet aan te geven waar en hoe over online onderwijs in deze andere sectoren wordt gerapporteerd aan de Kamer. ICT is niet alleen in het hoger onderwijs van belang, zo vinden deze leden.

Lees verder

IT 1430

Rabobank voldaan aan zorgplicht middels waarschuwing voor telefonische phishing

Hof 's-Hertogenbosch 18 februari 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:399 (Montage B.V. tegen Rabobank)
Phishing. Fraude internetbankieren. Geen schending zorgplicht. Bij tussenarrest heeft het hof Montage toegelaten te bewijzen dat de bank, voorafgaand aan de frauduleuze overboekingen, geen voor Montage bij het internetbankieren kenbare waarschuwing heeft gegeven over personen die zich telefonisch valselijk als medewerker van de bank voordoen en om inlogcodes vragen. Dit betekent dat de bank heeft voldaan aan haar waarschuwingsplicht. De grieven van Montage falen. Naar het oordeel van het hof staat vast dat op het berichtenscherm een waarschuwing voor telefonische phishing zichtbaar was. Dit berichtenscherm was kenbaar voor Montage, derhalve falen de grieven van Montage. Nu geen sprake is van de gestelde schending van de zorgplicht, kan de vordering van Montage niet slagen.

11.8. (...) Naar het oordeel van het hof staat vast dat op het berichtenscherm vanaf 7 of in elk geval 20 mei 2010, derhalve vóór 8 juni 2010, een waarschuwing voor telefonische phishing zichtbaar was. Dit berichtenscherm was kenbaar voor [Montage] bij het internetbankieren (11.4.6.). [Montage] is derhalve niet geslaagd in het haar opgedragen bewijs dat de bank, voorafgaand aan de frauduleuze overboekingen van 8 juni 2010, geen voor [Montage] bij het internetbankieren kenbare waarschuwing heeft gegeven over personen die zich telefonisch valselijk als medewerker van de bank voordoen en om inlogcodes vragen.

11.9. Dit betekent dat de bank heeft voldaan aan haar waarschuwingsplicht (zie ook 8.4.4. van het tussenarrest van 6 november 2012). Dit wordt niet anders door de tekst van artikel 5.4. van de toepasselijke Algemene voorwaarden voor elektronische diensten 2009 (prod. 4 bij conclusie van antwoord), waar [Montage] in nummer 1.4. van haar memorie van grieven naar verwijst. Deze tekst luidt: “De klant mag een beveiligingscode nooit direct of indirect aan een (rechts)persoon kenbaar maken, anders dan aan de bank of een door de bank toegelaten derde.” Nog daargelaten dat gesteld noch gebleken is dat [Montage] zich daadwerkelijk op het verkeerde been heeft laten zetten door deze tekst, had [Montage] er op 8 juni 2010 als gevolg van de waarschuwingen door de bank op bedacht moeten zijn dat degene die haar belde geen bankmedewerker was. Die vragen immers nooit naar beveiligingscodes.

11.10. In het tussenarrest van 17 april 2012 is al geoordeeld dat ook de andere verwijten die [Montage] de bank maakt in het kader van de zorgplicht van de bank, niet opgaan (zie 4.8. tot en met 4.11. van dat tussenarrest). Nu het hof aldus tot het oordeel komt dat er geen sprake is van de gestelde schending van de zorgplicht door de bank, kan de vordering van [Montage] op die grondslag niet slagen. Dit betekent dat de grieven en stellingen over het beroep van de bank op het exoneratiebeding in bovengenoemde Algemene voorwaarden, geen inhoudelijke behandeling meer behoeven.

Lees hier de uitspraak:
ECLI:NL:GHSHE:2014:399 (link)
ECLI:NL:GHSHE:2014:399 (pdf)

IT 1426

The proof of the pudding is in the eating

Nico van Eijk, 'The proof of the pudding is in the eating', Internet Policy Review 10 februari 2014.
The Netherlands is among the few countries that have put specific net neutrality standards in place. It was the first country to do so in the European Union. It remains to be seen if these rules are working or if they are just another example of symbolic regulation: the proof of the pudding is in the eating.

(...Lees het gehele artikel hier...)
THE DEVIL IS IN THE PUDDING

It is my impression that the regulator either did not think about these issues or did not want to deal with them. However, this is what net neutrality — more specifically network neutrality — is about. What do we mean with vague notions such as ‘congestion’ or giving dedicated space to specific services (the ‘managed’ versus the ‘unmanaged’ internet, the debate about allowed forms of discrimination)? A decision like this raises more questions than it answers.

In a study, we concluded that the future of the net neutrality debate will be dominated by video. Today, it is video that requires substantial amounts of capacity and therefore creates the most interesting challenges (also from a commercial perspective, as the video consumption/exploitation model seems to change). This T-Mobile case is a typical example.

On fixed networks, we will see the same kind of problems. Netflix and YouTube together make up 50% of peak-time internet traffic in the United States. In The Netherlands, Netflix was introduced in December 2013. Cable operator UPC reported that already 5-10% of its traffic consists of Netflix binge viewers. New ‘congestion’ issues will be on the table soon.

Of course, it is not about congestion exclusively. This is why I prefer to use the broader term ‘net neutrality’. ‘Network’ neutrality is only one element in a complex value chain that regulators have to deal with. We will have to wait and see what the future brings: the proof of the pudding is in the eating.

Nico van Eijk

IT 1428

Dwangsom is bedoeld als prikkel tot nakoming, geen doel op zich

Vzr. Rechtbank Amsterdam 3 februari 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:568 (Belfabriek tegen MTTM en ZakelijkeNummers)

Misleidende mededelingen. Executie dwangsommen. Doel en strekking dwangsommen. Bij vonnis in kort geding [RB 2020] (hierna: het vonnis) is Belfabriek verboden onjuiste/en of misleidende mededelingen te doen over MTTM c.s. en hun bedrijfsactiviteiten. Daartoe is haar geboden de webpagina's www.belfabriek.nl/mttm-problemen en www.belfabriek.nl/klachten-mttm offline te houden. De voorliggende vraag is of het plaatsen van afbeeldingen die gedurende een korte periode zichtbaar zijn geweest op Flickr, onder het doel en strekking vallen van hetgeen waartoe Belfabriek is veroordeeld. Belfabriek vordert succesvol MTTM te verbieden verdere executiemaatregelen te treffen op basis van het vonnis en de executoriale beslagen op te heffen.

Niet kan worden uitgegaan van schade aan de zijde van MTTM, terwijl het voorkomen van schade het doel was van het bij vonnis gegeven verbod. Zij heeft niet, zoals te verwachten was geweest indien het haar te doen zou zijn geweest schade te beperken, direct na de ontdekking van het Flickr-account een verzoek tot verwijderen gedaan. Zij heeft wel opdracht verstrekt tot het opmaken van 25 processen-verbaal. De voorzieningenrechter kan uit het voorgaande niet anders concluderen dan dat het voorkomen van reputatieschade voor MTTM kennelijk ondergeschikt was aan het innen van een zo hoog mogelijk bedrag aan dwangsommen. Een dwangsom is echter bedoeld als een prikkel tot nakoming, geen doel op zich.

5.4. [..] de partner van [bestuurder Belfabriek], heeft de account geopend met als doel het delen van kinderfoto’s. Zij heeft als experiment op 17 juli 2011 een aantal ‘zakelijke’ foto’s geüpload (de Afbeeldingen), om [bestuurder Belfabriek] te laten zien hoe hij de Flickr-website voor zijn bedrijf zou kunnen gebruiken. De reden dat er afbeeldingen over MTTM (dan wel ZakelijkeTelefonie.nl) te zien waren is dat dat nieuws speelde begin 2011. [partner] heeft de account zo ingesteld dat haar foto’s, en dus ook de Afbeeldingen, alleen te zien waren voor haar ‘vrienden’, de mensen die zij daarvoor heeft uitgenodigd, en dat deze niet voor iedereen toegankelijk waren. [partner] en [bestuurder Belfabriek] zijn de aanwezigheid van de Afbeeldingen in de Flickr-account vervolgens vergeten. In december 2013 heeft [partner] opnieuw foto’s geüpload van het Sinterklaasfeest, en waarschijnlijk is er daarbij technisch iets mis gegaan. Hoewel Belfabriek heeft gesteld dat niet is gebleken dat de pagina’s voor iedereen zichtbaar waren heeft in ieder geval de deurwaarder op de onder 2.5 vermelde data de Afbeeldingen waargenomen op internet. Dit was niet de intentie van [partner], noch van [bestuurder Belfabriek] of Belfabriek, en [partner] heeft haar gehele account direct verwijderd na de brief van 2 januari 2014 van MTTM. Belfabriek heeft bovendien Google aangeschreven met het verzoek de hit in de zoekmachine bij de zoekterm ‘mttm belfabriek’ te verwijderen. Dat dat nog niet overal is gebeurd heeft te maken met het grote aantal servers waarvan Google wereldwijd gebruik maakt, aldus steeds Belfabriek.

5.5. [..] Gelet op het voorgaande kan voorshands dan ook niet worden uitgegaan van schade aan de zijde van MTTM c.s., terwijl het voorkomen van schade het doel was van het in het Vonnis gegeven gebod en verbod. Bij dit oordeel speelt mede een rol dat MTTM c.s. niet, zoals te verwachten was geweest indien het haar te doen zou zijn geweest om schade te beperken, direct na de ontdekking van de Flickr-account Belfabriek heeft verzocht om de Afbeeldingen van het internet te (doen) verwijderen. Zij heeft daarmee gewacht tot 2 januari 2014, ondertussen wel opdracht verstrekkend aan een deurwaarder tot het opmaken van 25 processen-verbaal. De voorzieningenrechter kan uit het voorgaande niet anders dan concluderen dat het voorkomen van reputatieschade voor MTTM c.s. kennelijk ondergeschikt was aan het innen van een zo hoog mogelijk bedrag aan dwangsommen. Een dwangsom is echter bedoeld als een prikkel tot nakoming, en geen doel op zich.

5.6. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat het plaatsen dan wel niet verwijderen van de Afbeeldingen die gedurende een korte periode zichtbaar zijn geweest op het medium Flickr niet vallen onder het doel en de strekking van hetgeen waartoe Belfabriek is veroordeeld. De in het Vonnis bedoelde uitingen zijn immers gericht tot klanten van MTTM c.s. dan wel andere servicenummergebruikers, met als doel paniek te zaaien onder die klanten en te trachten hen over te laten stappen naar Belfabriek. De Afbeeldingen zijn – voor zover ze al voor het publiek zichtbaar zijn geweest – niet gericht aan een bepaalde groep mensen, noch wordt daarin getracht klanten over te laten stappen naar Belfabriek. Er wordt op de website van Belfabriek geen verwijzing gemaakt naar de Flickr-account, noch heeft Belfabriek op een andere manier actief de aandacht gevestigd op de Afbeeldingen.

Lees hier de uitspraak:
ECLI:NL:RBAMS:2014:568 (link)

IT 1427

Verloop aanbestedingsprocedure onvoldoende transparant

Vzr. Rechtbank Noord-Nederland 12 februari 2014, ECLI:NL:RBNNE:2014:710 (Montad B.V. tegen Stichting Openbare Verlichting Fryslân)
Aanbestedingsrecht. Heraanbesteding. Beheersoftware openbare verlichting. Na uitnodiging tot een meervoudige onderhandse aanbesteding, is Montad geselecteerd na inschrijving. SOVF heeft Montad medegedeeld dat zij economisch de meest voordelige inschrijving heeft gedaan en dat SOVF de opdracht daarom aan Montad gunt. Daarbij heeft SOVF aangegeven dat definitieve gunning kan plaatsvinden na de beproeving van het concept van Montad, onder voorwaarde dat deze een positieve uitkomst heeft. Na de beproeving heeft SOVF Montad medegedeeld dat de opdracht haar niet zal worden gegund. Montad vordert succesvol SOVF te verbieden de opdracht “Beheersoftware openbare verlichting” te gunnen aan een derde, in geval van overtreding van dit verbod; SOVF gebiedt, inzien zij overgaat tot heraanbesteding, Montad uit te nodigen tot het doen van een inschrijving.

Met Montad is de voorzieningenrechter van oordeel dat onvoldoende in de aanbestedingsstukken is aangegeven hoe de procedure er verder uit zal zien als de aanvankelijke nummer 1 niet meer de economisch meest voordelige aanbesteding heeft. Zulks is in het kader van het door SOVF als aanbesteder in acht te nemen transparantie- en gelijkheidsbeginsel wel vereist. De vorderingen van Montad zijn dan ook toewijsbaar.

Beheerder kan ineens alle gegevens van alle OVL-partijen benaderen en selecties maken. Voor andere gebruikers zijn delen van de database af te schermen, zodat zij alleen hun eigen gegevens kunnen zien.
5.9.    De voorzieningenrechter is van oordeel dat SOVF de inschrijving van Montad vanwege het niet voldoen aan genoemde bestekseis ten onrechte ongeldig heeft verklaard. Het desbetreffende standpunt van SOVF is in strijd met de bewoordingen en systematiek van het bestek. Voormelde bestekseis dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter aldus te worden uitgelegd, dat de te leveren software het mogelijk dient te maken dat beheerder (SOVF) enerzijds in één keer en tegelijk alle gegevens van de OVL-partijen moet kunnen benaderen (lees: inzien) en selecteren en anderzijds dat gebruikers delen van de database kunnen afschermen, zodat zij alleen hun eigen data kunnen zien. Vast staat dat de door Montad aangeboden beheersoftware deze mogelijkheden biedt. Het is mogelijk om alle datasets tegelijk in te zien en om per dataset (per OVL-partij) overzichten en selecties te maken van de beheergegevens. De interpretatie die SOVF aan het bestek geeft, is dat de beheersoftware het ook mogelijk moet maken voor de beheerder om overzichten, selecties en dergelijke als gebruiker over alle datasets (van alle OVL-partijen) in één keer en tegelijk te maken. Dit is naar het oordeel van de voorzieningenrechter een verdergaande eis dan die welke in het door SOVF opgestelde bestek is vermeld. Het bestek verplicht er niet toe dat de beheersoftware de mogelijkheid dient te bieden om dergelijke overzichten – hoe wenselijk SOVF dat wellicht ook acht – van de overall gegevens van de datasets in één keer en tegelijk te (kunnen) maken. Voor zover SOVF zich in verband met haar stelling dat zij de inschrijving van Montad als ongeldig mocht aanmerken heeft beroepen op haar uitnodigingsbrief met bijlage, kan ook dat betoog niet slagen. In de bijlage staat (overigens in duidelijker bewoordingen dan in het bestek) vermeld dat inschrijving geen zin heeft als aan de vermelde eisen niet wordt voldaan. Ook de in de bijlage gebruikte bewoordingen kunnen echter niet aldus worden begrepen dat de inschrijving ongeldig is als de datasets niet overall zijn te bewerken.
5.10.    De slotsom moet dan ook zijn dat de inschrijving van Montad in deze aanbestedingsprocedure als rechtsgeldig moet worden beschouwd.

De puntentoekenning aan Montad
5.11.    Hiervoor is geoordeeld dat de door Montad aangeboden beheersoftware de mogelijkheid biedt om in één keer/tegelijk alle gegevens van de OVL-partijen te kunnen benaderen en selecteren en dat gebruikers delen van de database kunnen afschermen, zodat zij alleen hun eigen data kunnen inzien, en dat de inschrijving van Montad in zoverre aan de ter zake in het bestek gestelde eis voldoet. Vastgesteld wordt dat tijdens de BvC SOVF aan Montad op dit punt vanwege het niet voldoen aan het bestek bij de puntentoekenning een lagere score (namelijk 0 punten) heeft toegekend. Waar de beheersoftware van Montad op dit punt wel als besteksconform heeft te gelden, zijn er dan ook ten onrechte geen punten aan Montad toegekend. In zoverre is de puntentoekenning aan Montad dan ook op onjuiste wijze geschied. Met betrekking tot de overige aan Montad toegekende punten oordeelt de voorzieningenrechter dat bij het gunningscriterium “meest voordelige aanbieding” de beoordeling door een commissie, zoals de onderhavige, veelal een subjectief karakter heeft. Dit is aanvaardbaar voor zover de commissie in redelijkheid tot haar oordeel heeft kunnen komen. Zoals SOVF zelf in haar memo (productie 5 van de zijde van SOVF) heeft aangegeven, lijkt op in ieder geval één onderdeel de puntentoekenning aan Montad (ook) te moeten worden herzien. Gelet op het voor het overige tussen partijen gevoerde debat over de puntentoekenning (dat met name aan de hand van de in dat kader overgelegde memo’s heeft plaatsgevonden), kan – hoewel aan de commissie een ruime beoordelingsvrijheid toekomt - naar het oordeel van de voorzieningenrechter voorshands niet worden uitgesloten dat op een aantal andere onderdelen de puntentoekenning aan Montad eveneens bijstelling behoeft.

Gevolgen van een en ander voor de aanbestedingsprocedure
5.12.     Met Montad is de voorzieningenrechter van oordeel dat onvoldoende in de aanbestedingsstukken is aangegeven hoe de procedure er verder uit zal zien als de (aanvankelijke) nummer 1 na de BvC niet meer de economisch meest voordelige aanbesteding heeft. Zulks is in het kader van het door SOVF als aanbesteder in acht te nemen transparantie- en gelijkheidsbeginsel wel vereist. Tegen die achtergrond én de hiervoor vastgestelde onregelmatigheden in de aanbestedingsprocedure, dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter de lopende aanbestedingsprocedure te worden afgebroken en is heraanbesteding geïndiceerd. De daartoe strekkende vordering van Montad (voor zover SOVF de opdracht nog wenst te gunnen) is dan ook toewijsbaar, zoals hierna in het dictum te melden.
IT 1425

België schendt verplichting tot nakoming Verordening biometrische paspoorten

HvJ EU 13 februari 2014, zaak C-139/13 (Commissie tegen België) - dossier
Niet-nakoming. Schending van artikel 6 van verordening (EG) nr. 2252/2004 "biometrische paspoorten". De Commissie verzoekt het hof vast te stellen dat België de op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen door niet binnen de gestelde termijn biometrische paspoorten af te geven op grond van artikel 6 van de Verordening. België betwist de inbreuk niet. Het hof volstaat dan ook met de vaststelling dat de lidstaat zich aan het einde van de gestelde termijn bevond, derhalve haar verplichtingen heeft geschonden.

11. Le Royaume de Belgique ne conteste pas le manquement reproché.

12. Il suffit de rappeler, à cet égard, que, selon une jurisprudence constante, l’existence d’un manquement doit être appréciée en fonction de la situation de l’État membre telle qu’elle se présentait au terme du délai fixé dans l’avis motivé (voir, notamment, arrêt du 19 mai 2009, Commission/Irlande, C-532/08, point 9).

13. Or, il est constant que, à l’expiration du délai imparti dans l’avis motivé, le Royaume de Belgique n’avait pas mis en œuvre les spécifications techniques relatives à l’émission de passeports biométriques contenant les empreintes digitales.

14. Dès lors, il convient de considérer le recours de la Commission comme fondé.

15. Par conséquent, il y a lieu de constater que, en n’ayant pas mis en œuvre, dans le délai prescrit, les spécifications techniques relatives à l’émission de passeports biométriques contenant les empreintes digitales, le Royaume de Belgique a manqué aux obligations qui lui incombent en vertu de l’article 6 du règlement.