HvJ EU over de vaststelling van immateriële schade(vergoeding) bij schending AVG
HvJ EU 11 april 2024, IT 4533; ECLI:EU:C:2024:288 (GP tegen juris). Verzoeker is een natuurlijke persoon die zelfstandig advocaat is en klant was bij juris, een vennootschap die een juridische databank exploiteert. Nadat hij in het hoofdgeding had vernomen dat juris zijn persoonsgegevens ook voor direct marketing gebruikte, heeft hij op 6 november 2018 al zijn toestemmingen om van dit bedrijf informatie te ontvangen per e-mail of telefoon schriftelijk ingetrokken en zich verzet tegen elke verwerking van die gegevens. Desondanks heeft verzoeker in het hoofdgeding in januari 2019 op zijn kantooradres twee reclamebrieven ontvangen die op zijn naam stonden. De eerste prejudiciële vraag gaat over artikel 82, lid 1, AVG en of schending van de AVG volstaat om van immateriële schade te spreken, ongeacht of de door deze persoon geleden schade enige ernst vertoont. Het Hof beantwoordt deze vraag ontkennend. Betrokkene moet namelijk niet alleen aantonen dat er bepalingen van de verordening zijn geschonden, maar ook dat hij dergelijke schade heeft geleden ten gevolge van deze schending.
Deskundige bepaalt welke medische gegevens verstrekt moeten worden
Rb. Oost-Brabant 9 april 2024, IT 4532, LSR 2237; ECLI:NL:RBOBR:2024:1569 (Verzoekster tegen NN). Verzoekster is in 2011 een ongeval overkomen. Zij is toen aangereden door een verzekerde van Nationale Nederlanden Schadeverzekering N.V. (hierna NN). Tussen partijen is een discussie ontstaan over de precieze aard en ernst van het letsel en het causale verband tussen het ongeval en het gestelde letsel. Partijen zijn het erover eens dat er in ieder geval een psychiatrisch onderzoek moet plaatsvinden, maar zijn daarbij wel verdeeld over de vraag welke medische informatie verzoekster nog moet verstrekken. Het verzoek strekt ertoe dat de rechtbank voor het onderzoek een psychiater, een verzekeringsgeneeskundige en een arbeidsdeskundige inschakelt en de kosten door NN betaald moeten worden. Verzoekster stelt dat zij hierbij niet gehouden is om meer medische gegevens te stellen dan zij al heeft gedaan, omdat NN al beschikt over het huisartsenjournaal met betrekking tot de periode vanaf 5 jaar voor het ongeval. NN stelt dat de verzoeken om benoeming van een verzekeringsgeneeskundige en een arbeidsdeskundige prematuur zijn. Eerst moet namelijk worden vastgesteld of de gestelde medische klachten van verzoekster in medisch causaal verband staan tot het ongeval. De rechtbank oordeelt in deze tussenbeschikking als volgt.
Conflict tussen partijen over overeenkomst van opdracht betreffende printerreparatie
Rb. Overijssel 10 april 2024, IT 4531; ECLI:NL:RBOVE:2024:2003 (IndAut tegen Dupatech). IndAut ontwikkelt en implementeert software voor industriële toepassing, Dupatech verkoopt en levert machines. Na meerdere storingen aan de printer heeft Dupatech IndAut verzocht om met een duurzame oplossing te komen. De partijen zijn een overeenkomst van opdracht aangegaan op grond waarvan IndAut werkzaamheden heeft verricht aan de software van de printer. IndAut vordert betaling van het laatste deel van een tussen partijen gesloten betalingsregeling en betaling van een openstaande factuur. Dupatech betwist dat zij moet betalen. Volgens haar zijn er problemen met de printer en heeft er geen oplevering plaatsgevonden. Indaut vordert in conventie veroordeling van Dupatech tot betaling van het resterende bedrag. Dupatech voert aan dat de facturen niet opeisbaar zijn, omdat er geen deugdelijke oplevering heeft plaatsgevonden. Zij vordert in reconventie schadevergoeding wegens tekortkoming in de nakoming. De rechtbank oordeelt dat uit de overeenkomst niet volgt dat Dupatech de voorwaarde van een werkende printer heeft gesteld voor de betaling. Anders dan Dupatech stelt, is er ook geen resultaatsverbintenis overeengekomen. Dupatech is akkoord gegaan met de betalingsregeling. Zij dient deze na te komen en tot betaling van € 18.954,41 over te gaan. Haar schadevergoedingsvordering in reconventie wordt afgewezen.
Gemeente Tilburg dient blokkade SVB-platform op te heffen
Rb. Zeeland-West Brabant 28 juli 2020, IT 4530; ECLI:NL:RBZWB:2020:3596 (Blue-Care tegen Gemeente Tilburg). Blue-Care is een zorgaanbieder en biedt jongeren begeleiding. Gemeente Tilburg is op grond van de WMO 2015 en de Jeugdwet belast met het toezicht op de naleving van de hierin opgenomen wettelijke voorschriften en de daarmee verband houdende regelingen. Onderzoeken van de gemeente hebben geleid tot de conclusie dat de doelmatigheid, rechtmatigheid en kwaliteit van de begeleiding die door Blue-Care wordt geboden onvoldoende zijn. Cliënten is meegedeeld dat niet langer hun persoonsgebonden budget (pgb) bij zorgaanbieder Blue-Care mogen verzilveren en dat de ten onrechte verstrekte pgb-gelden in het kader van Wmo 2015 en Jeugdwet gedurende de periode 1 januari 2016 tot 18 februari 2020 worden teruggevorderd. Blue-Care heeft bij brief van 10 juli 2020 bezwaar gemaakt tegen deze terugvordering en grondt dit op onrechtmatige daad. De gemeente heeft tevens de declaratiemogelijkheid bij de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB) is geblokkeerd, waar Blue-Care eveneens tegenop komt met de stelling dat dit onrechtmatig is. De rechtbank stelt vast dat pas op 20 februari 2020 de zorgovereenkomsten worden afgekeurd. Gemeente Tilburg kan daarom de betaling van de tot 1 maart 2020 verleende zorg niet tegenhouden met het argument dat Blue-Care toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen. De rapporten waarop de gemeente zich beroept zien bovendien niet specifiek op de zorg waarop de onderhavige declaraties betrekking hebben. Dit maakt dat de stelling dat Blue-Care geen zorg zou bieden aan haar budgethouders niet voldoende onderbouwd is. De vordering van Blue-Care wordt toegewezen; de blokkade op het SVB-platform dient ongedaan gemaakt te worden.
Eer en goede naam directeur wordt geschonden door valse beschuldigingen
Hof Amsterdam 9 april 2024, IT 4529; ECLI:NL:GHAMS:2024:862 (Appellanten tegen geïntimeerde). Het geschil heeft betrekking op de beschuldigingen aan het adres van geïntimeerde en via Dutch Solar Systems B.V. (hierna: DSS). Deze beschuldigingen bestonden uit (onjuiste) informatie die de goede naam en reputatie van geïntimeerde aantasten. Appellant meent dat geïntimeerde bij DSS – waar geïntimeerde directeur bij is geweest – heeft gefraudeerd, miljoenen euro’s heeft weggesluisd naar Gambia en de oorzaak geweest zou zijn van een FIOD-inval bij Strukton, het bedrijf van appellant. Bij vonnis van 25 juni 2019 heeft de voorzieningenrechter bij de rechtbank Overijssel appellant veroordeeld tot plaatsing van een rectificatie. Appellant is echter ook daarna in het openbaar blijven verklaren dat geïntimeerde de FIOD-inval heeft veroorzaakt. De voorzieningenrechter heeft vervolgens bij vonnis van 2 augustus 2019 geoordeeld dat appellant het maximale bedrag aan dwangsommen (€ 200.000,-) had verbeurd, en heeft de dwangsom verhoogd. Appellant komt in hoger beroep hiertegen op. Het hof sluit zich aan bij de voorzieningenrechter en oordeelt aan de hand van een belangenafweging dat het verspreiden van privécommunicatie en gegevens als onrechtmatig beschouwd moet worden. Uit het feitenmateriaal blijkt immers voldoende dat appellant de werk e-mailaccounts van geïntimeerde heeft doorzocht en het onrechtmatige gebruik van haar privé gegevens heeft gefaciliteerd door aan mogelijk belastende e-mails ter beschikking te stellen. Het hof ziet genoeg aaneleidng het maxium van de te verbeuren dwangsommen te verhogen van € 500.000,- tot € 750.000,-.
Vordering die strekt tot uitvoering van samenwerkingsovereenkomst afgewezen
Rb. Midden-Nederland 26 februari 2024, IT 4528; ECLI:NL:RBMNE:2024:1923 (Eiseres tegen gedaagde). Eiseres en gedaagde bieden softwareproducten aan voor de GGZ-markt. Partijen zijn een samenwerkingsovereenkomst aangegaan die eruit bestaat dat gedaagde overeenkomsten sluit met revalidatiecentra en binnen het softwarepakket dat zij aanbiedt, naast haar eigen softwareproducten, de specifiek op de revalidatiemarkt gerichte software van eiseres laat leveren en implementeren. Op 11 oktober 2023 heeft gedaagde de samenwerking met eiseres beëindigd. Volgens eiseres op onterechte gronden. Zij vordert daarom in dit kort geding primair nakoming van de overeenkomst en dat zij in staat gesteld wordt om haar software voor het project te implementeren.
Betrokkene maakt geen misbruik van recht op inzage
Hof Arnhem-Leeuwarden 19 maart 2024, IT&R 4520; ECLI:NL:GHARL:2024:1924 (Appellant tegen KPMG). Van 15 juni 2004 tot 1 augustus 2011 was betrokkene werkzaam als ambtenaar bij de gemeente. KPMG heeft in opdracht van de gemeente in de periode 2012 en 2015 een tweetal onderzoeken uitgevoerd naar mogelijke onregelmatigheden in relatie tot verzoeker en aan hem gelieerde personen. Betrokkene heeft KPMG verzocht om een overzicht te sturen van de verwerkte persoonsgegevens. KPMG heeft dit overzicht gestuurd, maar betrokkene heeft KPMG medegedeeld dat het overzicht onvolledig is. De rechtbank heeft het verzoek KPMG te bevelen een volledig overzicht van de persoonsgegevens te verstrekken afgewezen, omdat betrokkene misbruik maakt van zijn recht op inzage [zie IT 4103]. Betrokkene gaat in hoger beroep.
Laatste kans om aan te melden: Actualiteiten Privacyrecht | dinsdag 16 april 2024
Wilt u binnen twee uur weer helemaal bijgepraat zijn over alle relevante privacyrechtspraak van de afgelopen periode? Schrijf u dan in voor Actualiteiten Privacyrecht! Vita Zwaan (bureau Brandeis) en Quintus Kroes (Brinkhof) zullen u bijpraten aan de hand van een aantal hoofdthema's, die hier later bekend gemaakt zullen worden. Uiteraad sluiten we de middag af met een borrel. Zeker weten dat u erbij kan zijn? Meld u dan aan via deze link, of stuur een e-mail naar info@delex.nl.
Influencers krijgen beschuldigen over zich heen via LinkedIn
Rb. Zeeland-West-Brabant 27 maart 2024, IT 4526; ECLI:NL:RBZWB:2024:2326 (Eisers tegen gedaagden). Eisers zijn “influencer en vlogger” en eigenaar van een vakantiewoning. Gedaagde heeft deze woning gehuurd in januari 2023. Tijdens overleg over de eventuele (huur-)koop van de vakantiewoning is een conflict ontstaan, waarbij partijen elkaar de toegang tot de vakantiewoning over en weer hebben ontzegd. Gedaagde heeft vervolgens op LinkedIn een post geplaatst over “de malafide praktijken” van eisers, hen beschuldigd van oplichting en hierbij een foto van eisers toegevoegd. Eisers vorderen een verklaring voor recht dat gedaagde een onrechtmatige daad heeft gepleegd en een schadevergoeding van € 25.000,-. De kantonrechter oordeelt dat, in het licht van zijn recht op vrijheid van meningsuiting, gedaagde zijn persoonlijke mening en frustratie mag uiten, maar hij de grenzen hierbij heeft overschreden. Eisers worden in de berichten in verband gebracht met strafbare feiten, zoals diefstal en chantage, wat niet binnen de grenzen van betamelijkheid valt. Gedaagde is verplicht schadevergoeding van € 500,00 te betalen, inclusief een dwangsom van € 500,00 per grievende uitlating. Daarnaast wordt een contactverbod en een plicht tot plaatsing van een rectificatie opgelegd.
Lidstaten schieten tekort in omzetten van richtlijn (EU) 2018/1972
HvJ EU 14 maart 2024, IT 4525; ECLI:EU:C:2024:232 (Europese Commissie tegen Republiek Polen, e.a.). De Europese Commissie heeft procedures gestart tegen meerdere lidstaten wegens tekortschieten in het omzetten van richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie. De lidstaten zouden niet alle wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen hebben aangenomen die nodig zijn om te voldoen aan artikel 124, lid 1, van de richtlijn. Dit zou hebben geleid tot schending van artikel 258 VWEU. Het gaat om de lidstaten Ierland, Letland, Polen, Portugal en Slovenië.