DOSSIERS
Alle dossiers

Contracten  

IT 1124

Onrechtmatig handelen met de webshop internet-bikes

Ktr. Rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht 18 april 2013, zaaknr. 311744 CV EXPL 12-9765 (Se tegen Tom Bikes)
Uitspraak ingezonden door Arne ten Hoeve, Ten Hoeve & Van der Horst Incasso.

Consumentenkoop. Koop op afstand. Se heeft voor zichzelf en als lasthebber van de Vereniging Consument en Recht gedagvaard, de vorderingen van de Vereniging zijn ingetrokken. Tom is een groothandel met retail inkooporganisatie, fysieke en webwinkels. Se heeft een bestelling geplaatst op 26 juni voor een driewieler via internet-bikes.com en op 7 juli de bestelling geannuleerd.  In reactie daarop werd aangekondigd dat retourneren enkel mogelijk is ná ontvangst en dat het enkel mogelijk is te ruilen. De vorderingen worden toegewezen.

Tom bikes handelt onrechtmatig ex artikel 7:46d BW door niet in de ontbinding vóór levering te berusten en slechts ruiling te bieden en niet de gedane vooruitbetaling ongedaan te maken. Ook is het onrechtmatig dat annulering, ontbinding en/of herroepen slechts binnen 7 dagen na bestelling als verzending nog niet heeft plaatsgevonden, dat in afwijking van 7:23 BW een onderzoeksplicht wordt opgelegt en dat de klachttermijn beperkt wordt en dat er in keuze uit de wet ex 7:21BW wordt ontnomen. Volledige vooruitbetaling in algemene voorwaarden is ook onredelijk bezwarend.

13. Uit hetgeen over en weer is gesteld staat naar het oordeel van de kantonrechter onbetwist vast dat TOM vóór de aan haar uitgebrachte dagvaarding de door Se ingeroepen ontbinding van de koop van de driewielerfiets niet heeft geaccepteerd, slechts een ruil heeft aangeboden in plaats van het accepteren van de retourzending van de fiets met terugbetaling van hetgeen is betaald, en dat TOM ten onrechte in haar aanbod in haar webwinkel heeft vermeld dat annulering, ontbinding en/ofherroeping van een bestelling slechts mogelijk is binnen zeven dagen na bestelling als verzending nog niet heeft plaatsgevonden. Daarnaast staat als niet dan wel onvoldoende bestreden vast dat de bedingen in de algemene voorwaarden van TOM, zoals opgenomen in artikel 8 lid 4, artikel 8 lid 4 juncto lid 6 en artikel 8 lid 7 in strijd zijn met voor consumenten dwingendrechtelijke bepalingen van artikel 7:23 en 7:21 van het Burgerlijk Wetboek.
Voormelde gedragingen en het opnemen c.q. laten staan van voormelde bepalingen in haar algemene voorwaarden kunnen dan ook als zijnde in strijd met de wet worden beschouwd als onrechtmatig.

In de hoofdzaak:
I . verklaart voor recht:
- dat gedaagde onrechtmatig handelt en heeft gehandeld door niet in de ontbinding ex artikel 7:46d BW vóór levering te berusten;
- dat gedaagde onrechtmatig handelt en heeft gehandeld door na ontbinding ex artikel 7:46d BW slechts ruiling te bieden en niet de gedane vooruitbetaling ongedaan te maken;
- dat gedaagde onrechtmatig handelt en heeft gehandeld door in haar aanbod in haar webwinkel te vermelden dat annulering, ontbinding en/o f herroeping van de bestelling slechts mogelijk is binnen zeven dagen na bestelling als verzending nog niet heeft plaatsgevonden;
- dat gedaagde onrechtmatig handelt en heeft gehandeld met het beding onder artikel 8 lid 4 in haar algemene leveringsvoorwaarden dat aan eiseres in afwijking van artikel 7:23 lid 1 BW een onderzoeksplicht oplegt;
- dat gedaagde onrechtmatig handelt en heeft gehandeld met het beding onder artikel 8 lid 4 juncto lid 6 in haar algemene leveringsvoorwaarden dat de klachttermijn van eiseres bij non-conformiteit beperkt tot minder dan de termijn die voortvloeit uit artikel 7:23 lid 1 BW;
- dat gedaagde onrechtmatig handelt en/ of heeft gehandeld met het beding onder artikel 8 lid 7 in haar algemene leveringsvoorwaarden dat aan eiseres de keuze uit de mogelijkheden in artikel 7:21 lid 1 BW ontneemt voor zover de wet daarin voorziet;
- dat de algemene voorwaarde die eiseres volledige vooruitbetaling oplegt onredelijk bezwarend is;

Op andere blogs:
DirkzwagerIEIT (Webshophouder handelt onrechtmatig door vermelding onjuiste informatie en onjuiste algemene voorwaarden)

IT 1123

Positie van de domeinnaamhouder

Rechtbank Midden-Nederland 15 februari 2013, LJN BZ8313 (Universiteit Utrecht tegen gedaagde)

Onrechtmatige publicaties/uitlatingen. Positie domeinnaamhouder. Geen inbreuk portretrecht.

Gedaagde is een oud-student van de Universiteit Utrecht. Gedaagde heeft, onder zijn eigen naam, verschillende artikelen geplaatst op de website, waaronder de artikelen met titel: "Europese Universiteiten massaal ondermaats", "Discutabele academicus [Eiser 2] wint prijs" en "Wederom fraude op universiteit". Per 11 december 2012 staat niet meer gedaagde, maar Persgroep Alles In Perspectief A.S. geregistreerd bij de SIDN als houder van de domeinnaam. Waarna artikelen met de volgende titels zijn geplaatst: "Plagiaat van [Eiser 2]?" en "Universiteit Utrecht klaagt academicus aan". Eisers vorderen rectificaties en het verbod op het portretrecht van de docent Kunstgeschiedenis.

De voorzieningenrechter stelt bij haar beoordeling voorop dat de domeinnaamhouder niet automatisch ook de beheerder is van de inhoud van de website die onder de domeinnaam hangt (contentbeheerder). Deze hoedanigheden kunnen in één persoon vertegenwoordigd zijn, maar dat hoeft niet. Universiteit Utrecht c.s. heeft verder aangevoerd dat Gedaagde tevens de auteur, dan wel contentbeheerder is van de overige bestreden artikelen, nu de andere redacteuren feitelijk hebben te gelden als pseudoniemen van Gedaagde. Universiteit Utrecht c.s. stelt vervolgens nog dat Gedaagde (in ieder geval tot 11 december 2012) als domeinnaamhouder aansprakelijk is voor eventuele onrechtmatige uitlatingen in de bestreden artikelen.

Indien sprake is van een onrechtmatige publicatie, in de hier boven bedoelde zin, dan kan op grond van artikel 6:167 BW de vordering tot rectificatie worden toegewezen. In het licht van de aard van de website (te weten een blog over actualiteiten die, zoals de titel al aangeeft, “alles in perspectief wil plaatsen”) is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de lezer van dit artikel een en ander kan relativeren, zodat dat de ernst van de te verwachten gevolgen voor Universiteit Utrecht c.s. beperkt zal blijven. De vorderingen worden afgewezen.

5.6. (...) Voor zover Universiteit Utrecht c.s. onderhavige vorderingen baseert op artikel 6:196c lid 5 BW, dat bepaalt dat een rechterlijk gebod of verbod kan worden opgelegd aan degene die diensten van de informatiemaatschappij verricht als bedoeld in artikel 3:15d lid 3BW, geldt dat – voor zover voornoemd artikel van toepassing is op een domeinnaamhouder – ook dit spoor doodloopt, omdat [Gedaagde] geen domeinnaamhouder (meer) is. Dat [Gedaagde] betrokken is bij de nieuwe domeinnaamhouder en in zo’n mate dat hij in staat moet worden geacht om tot verwijdering van de artikelen en het plaatsen van een rectificatie over te gaan, zoals Universiteit Utrecht c.s. heeft gesteld, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in het kader van dit kort geding niet komen vast te staan.

5.9. Aan Universiteit Utrecht c.s. wordt toegegeven dat een lezer wellicht zou kunnen denken dat iets dergelijks door [Gedaagde] wordt gesuggereerd, maar in het licht van de aard van de website (te weten een blog over actualiteiten die, zoals de titel al aangeeft, “alles in perspectief wil plaatsen”) is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de lezer van dit artikel een en ander kan relativeren, zodat dat de ernst van de te verwachten gevolgen voor Universiteit Utrecht c.s. beperkt zal blijven.
Alles overziende heeft Universiteit Utrecht c.s. naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet voldoende aannemelijk gemaakt dat Universiteit Utrecht c.s. op onrechtmatige wijze in de genoemde passages van fraude, liegen of verwijten van gelijke strekking worden beschuldigd. De vorderingen van Universiteit Utrecht c.s. worden dan ook afgewezen.

Inbreuk portretrecht?
5.10. Universiteit Utrecht c.s. stelt dat [Gedaagde], door het plaatsen van de beeltenis van [Eiser 2] op de website [Website], in strijd handelt met het portretrecht van [Eiser 2] en vordert onder 2 dat deze beeltenis wordt verwijderd en onder 3 dat het [Gedaagde] verboden wordt verder gebruik te maken van dit beeldmateriaal (zie 3.1). De voorzieningenrechter komt echter niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van deze vordering. In 5.4, 5.5 en 5.6 is immers reeds bepaald dat in het kader van dit kort geding dient te worden aangenomen dat [Gedaagde] slechts met betrekking tot het artikel van 11 april 2012 zeggenschap heeft over de inhoud daarvan en in dit artikel is de beeltenis van [Eiser 2] niet zichtbaar. Onderhavige vorderingen van Universiteit Utrecht c.s. worden dan ook afgewezen.
IT 1114

Een mondelinge ingebrekestelling reeds daarom niet volstaat

Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden 10 april 2013, LJN BZ6902 (ZOOROBOTICS B.V. tegen Dokterswacht Friesland B.V.)

Levering software, tekortkoming, reconventionele vordering tot ontbinding. Zoorobotics houdt zich bezig met de ontwikkeling en verkoop van software. Dokterswacht verleent diensten op het gebied van het organiseren van spoedeisende huisartsenzorg in de avonden en nachten en tijdens weekenden en feestdagen. Dokterswacht maakt bij haar werkzaamheden gebruik van de software applicatie CallManager van producent Labelsoft.

Van tussentijdse opzegging van de Overeenkomsten is geen sprake nu er geen inlichting aan Zoorobotics is verstrekt, noch dat uit gedraging van partijen blijkt. De tekortkoming aan Zoorobotics is niet schriftelijk maar mondeling gedaan. Krachtens de Algemene Voorwaarden van Zoorobotics is een (aangetekende) schriftelijke ingebrekestelling vereist, zodat een mondelinge ingebrekestelling reeds daarom niet volstaat. Dokterswacht wordt veroordeeld tot betaling van €73.513,44 en de rechtbank wijst de reconventionele vorderingen af.

4.4.  De rechtbank overweegt allereerst dat het - voor een geslaagd beroep door Dokterswacht op een tussentijdse opzegging op grond van artikel 5 - op de weg van Dokterswacht ligt om feiten en omstandigheden te stellen waaruit voortvloeit dat Dokterswacht tijdig de in dat artikel vermelde benodigde inlichting aan Zoorobotics heeft verstrekt dat zij de Overeenkomsten tussentijds wenste te beëindigen. Dokterswacht heeft erkend dat zij geen mededeling van opzegging aan Zoorobotics heeft gedaan. Zo'n inlichting kan dus alleen worden afgeleid uit de gedragingen van partijen over en weer. Daargelaten de vraag of het niet gebruiken van de software gezien kan worden als een gedraging waaruit (stilzwijgend) een beëindiging voort vloeit, heeft Dokterswacht - in reactie op de onderbouwde stelling van Zoorobotics dat zij niet op de hoogte was van het feit dat Dokterswacht de software niet gebruikte - onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit voortvloeit dat Zoorobotics hiervan op de hoogte was. [A] heeft ter comparitie weliswaar verklaard dat Dokterswacht in januari 2008 aan Zoorobotics heeft medegedeeld dat zij geen gebruik maakte van de software - hetgeen door Zoorobotics is bestreden - maar Dokterswacht heeft tevens erkend dat het door Zoorobotics in april/mei 2008 genomen definitieve besluit om met MediTra Pro te stoppen niet is gecommuniceerd met Zoorobotics. Zoorobotics heeft verder onbetwist gesteld dat versie 2.6. de laatste versie van de software was die gebruik maakte van het NGH protocol, terwijl Dokterswacht ter comparitie heeft bevestigd dat zij steeds gebruik is blijven maken van de protocollen van NHG, zodat het niet aanleveren van op NTS gebaseerde updates, of het niet aanleveren van op het NHG protocol gebaseerde updates na versie 2.6, evenmin een op tussentijdse beëindiging gerichte gedraging is. Hetzelfde geldt voor het uitblijven van vragen aan de helpdesk, nu Zoorobotics gemotiveerd heeft aangegeven waarom zij daaruit geen op beëindiging van de Overeenkomsten gerichte gedraging heeft afgeleid. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat Dokterswacht onvoldoende heeft onderbouwd dat de Overeenkomsten door haar na drie jaar tussentijds zijn beëindigd. Aan bewijslevering op dit punt wordt dan niet toegekomen.


4.5.  Daarmee staat vast dat de Overeenkomsten - behoudens rechtsgeldige tussentijdse buitengerechtelijke ontbinding - voor hun volledige looptijd van vijf jaar, tot 1 september 2012, van kracht zijn geweest tussen partijen.


Tekortkoming Zoorobotics

4.6.  Dokterswacht heeft aangevoerd dat sprake was van een tekortkoming van Zoorobotics in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen op grond van de Overeenkomsten, omdat de software gebreken vertoonde. Er was sprake van verwisseling van patiëntgegevens, er waren problemen met de triage en MediTra Pro werkte niet goed samen met het programma CallManager. (...)


4.7.  Door het gebrek in MediTra Pro heeft Zoorobotics nimmer een deugdelijke prestatie geleverd, zodat Zoorobotics volgens Dokterswacht blijvend tekort is geschoten.

Zoorobotics is daarmee volgens Dokterswacht zonder ingebrekestelling in verzuim geraakt. Voor zover een ingebrekestelling vereist was, dient het mondelinge contact tussen Dokterswacht en Zoorobotics volgens Dokterswacht als zodanig te worden gezien.


4.12.  De (subsidiaire) stelling van Dokterswacht dat een ingebrekestelling geacht kan worden voort te vloeien uit de mondelinge contacten tussen partijen alsmede de geplande bespreking van 12 november 2008, nu tijdens deze bespreking de klachten van Dokterswacht zouden worden besproken, wordt door de rechtbank verworpen, waarbij het volgende wordt overwogen. Krachtens artikel 9.1. van de Algemene Voorwaarden van Zoorobotics is een (aangetekende) schriftelijke ingebrekestelling vereist, zodat een mondelinge ingebrekestelling reeds daarom niet volstaat. Het beroep van Dokterswacht op de vernietigbaarheid van artikel 9.1 van de Algemene Voorwaarden wordt verworpen. Mede gezien het in art. 6: 82 lid 1 BW vermelde vereiste dat ingebrekestelling schriftelijk dient te geschieden heeft Dokterswacht onvoldoende aangevoerd ter onderbouwing van haar stelling dat dit beding onredelijk bezwarend zou zijn. Uit de door Dokterswacht aangevoerde feiten en omstandigheden vloeit evenmin voort dat verzuim zonder ingebrekestelling is ingetreden. Dokterswacht heeft ter comparitie verklaard dat zij zich niet meer herinnert waar de bespreking van 12 november 2008 over zou gaan. Ook Zoorobotics heeft ter comparitie - na de betwisting door Dokterswacht dat over de overstap naar NTS zou worden gesproken - verklaard dat zij zich niet meer herinnert waar die bespreking dan wel over zou gaan. Dokterswacht heeft daarmee onvoldoende onderbouwd dat de voorgenomen, maar geen doorgang gevonden hebbende, bespreking van 12 november 2008 over de problemen met de software zou gaan. Voorts heeft Dokterswacht ter comparitie erkend dat Zoorobotics door haar niet is geïnformeerd over het door haar in april/mei 2008 genomen besluit om definitief met MediTra Pro te stoppen.

4.13.  Tot slot heeft Dokterswacht aangevoerd dat Zoorobotics tekort is geschoten omdat Dokterswacht nooit feitelijk de beschikking heeft gekregen over de Management Module MediTra Pro. Zoorobotics heeft dit gemotiveerd bestreden door te verwijzen naar de e-mailberichten van 14 en 17 december 2007 waarin wordt bevestigd dat de module is geïnstalleerd maar dat het opslaan van data (nog) niet is aangezet. Dit houdt volgens Zoorobotics verband met de instellingen van de databaseserver. Zoorobotics heeft er verder op gewezen dat zij in de e-mails uiteen heeft gezet hoe een en ander verholpen kan worden. Tegenover deze gemotiveerde betwisting van Zoorobotics heeft Dokterswacht nagelaten om haar stelling dat Zoorobotics tekort zou zijn geschoten in de levering van de Management Module MediTra Pro nader te onderbouwen, zodat deze stelling wordt verworpen en aan nadere bewijslevering op dit punt niet wordt toegekomen.

IT 1112

Opzegging sportschool per email mag, aan de balie opzeggen is onredelijk

Ktr. Rechtbank Amsterdam 4 april 2013, LJN BZ6804 (eiser tegen Club Sportive)

Eiser heeft jaarabonnement van sportschool per e-mail opgezegd. Beding in algemene voorwaarden dat opzegging schriftelijk aan te balie dient te geschieden wordt op grond van artikel 6:237 sub m BW vermoed onredelijk bezwarend te zijn. Sportschool heeft onvoldoende omstandigheden aangevoerd om dat vermoeden te weerleggen. Beroep op vernietigbaarheid van beding slaagt. Sportschool moet twee maanden abonnementsgeld terugbetalen.

7.[eiser] heeft voorts, subsidiair, een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van artikel 1 van de algemene voorwaarden omdat het onredelijk bezwarend is. Dit betoog slaagt. Nu het beding vereist dat opzegging schriftelijk en aan de balie plaatsvindt, stelt het voor de geldigheid van een door de wederpartij te verrichten verklaring een strengere vorm dan het vereiste van een onderhandse akte. Op grond van artikel 6:237 sub m BW wordt het geding dan vermoed onredelijk bezwarend te zijn. Dit vermoeden kan – en moet – vervolgens door Club Sportive worden weerlegd. Club Sportive heeft echter geen omstandigheden aangevoerd die maken dat het vereiste van een schriftelijk opzegging aan de balie niet onredelijk bezwarend is. De door haar aangevoerde omstandigheden dat [eiser] als jurist werkzaam is bij een kantoor in de buurt van Club Sportive, zijn daarvoor in ieder geval onvoldoende. Gelet op het voorgaande slaagt het beroep van [eiser] op de vernietigbaarheid van artikel 1 van de algemene voorwaarden.

8.Club Sportive kan zich er derhalve niet op beroepen dat de opzegging van 22 februari 2012 niet op de voorgeschreven wijze is gedaan. Voorts staat, gezien de reactie van Club Sportive op de opzegging, vast dat deze opzegging Club Sportive heeft bereikt en dat het haar duidelijk was dat [eiser] zijn abonnement wilde opzeggen. Club Sportive had deze opzegging moeten begrijpen als een opzegging tegen de eerstmogelijke datum, te weten 1 november 2012.

9.Dit alles leidt tot de conclusie dat Club Sportive ten onrechte nog abonnementsgelden voor november en december 2012 heeft geïncasseerd. Deze dient zij aan [eiser] terug te betalen. De hoofdsom zal dan ook worden toegewezen.

Op andere blogs:
ICTRecht (Opnieuw bepaalt rechter dat Wet-Van-Dam ook geldt voor reeds lopende contracten)

IT 1113

Financial lease is huurkoopovereenkomst waarover de kantonrechter gaat

Rechtbank Midden-Nederland 23 januari 2013, LJN BZ7090 (ISL Automatisering B.V. tegen Econocom Nederland B.V.)

ICT werkstations. Contractrecht. Procesrecht. Econocom vordert succesvol dat de rechtbank de zaak verwijst naar de kantonrechter. Zij voert daartoe aan dat het geschil tussen partijen draait om de vraag of er tussen hen een overeenkomst tot stand is gekomen. De betreffende overeenkomst wordt door Econocom gekwalificeerd als een financial lease overeenkomst. Deze overeenkomst moet worden aangemerkt als een huurkoopovereenkomst in de zin van artikel 7A: 1576h BW en behoort derhalve ingevolge artikel 93 sub c Rv tot de exclusieve competentie van de kantonrechter, aldus Econocom. ISL voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. Overal waar in deze offerteaanvraag lease staat wordt financial lease bedoeld. Aan het einde van de looptijd van de overeenkomst gaat het eigendom van de ICT werkstations van rechtswege over op [Naam] hogeschool.

2.2.  ISL stelt dat het beroep op de exceptie van onbevoegdheid te laat, dat wil zeggen niet voor alle weren, is gedaan. In deze kwestie is tussen partijen al een kort geding gevoerd en een voorlopig getuigenverhoor gehouden. Beide bij de rechtbank. In beide procedures is de exceptie niet opgeworpen en daarom dient deze nu als tardief gepasseerd te worden. De rechtbank is van oordeel dat het beroep op de exceptie van onbevoegdheid niet te laat is ingesteld. Voor een kort geding procedure gelden andere bevoegdheidsregels dan voor een bodemprocedure. Datzelfde geldt voor de verzoekschriftprocedure waarbij een voorlopig getuigenverhoor kan worden gelast. Artikel 93 Rv geldt alleen voor de dagvaardingsprocedure.

2.3. (...) Op pagina 5 van de offerteaanvraag van [Naam] Hogeschool staat: "Overal waar in deze offerteaanvraag lease staat wordt financial lease bedoeld. Aan het einde van de looptijd van de overeenkomst gaat het eigendom van de ICT werkstations van rechtswege over op [Naam] hogeschool." ISL heeft, in het licht van dit onderdeel van de offerteaanvraag, onvoldoende gemotiveerd dat het in deze zaak gaat om een lease overeenkomst met een koopoptie, zodat de rechtbank niet toekomt aan een beoordeling van haar stelling dat dit type overeenkomst niet als huurkoop moet worden aangemerkt. ISL heeft haar stelling dat een Financial lease niet moet worden aangemerkt als huurkoop niet verder gemotiveerd. De rechtbank zal dus aan deze stellingen voorbijgaan

IT 1109

Succesvol impliciet Wet van Dam-verweer

Rechtbank Overijssel, locatie Almelo 2 april 2013, LJN BZ6588 (Health City tegen gedaagde)

Wet van Dam. Opzeggen abonnement sportschool. Verweer Wet Van Dam van toepassing vanaf 1 december 2011, ook voor lopende overeenkomsten. Health City heeft gesteld dat de Wet Van Dam niet van toepassing is op de onderhavige d.d. 25 februari 2010 tot stand gekomen overeenkomst. De Wet Van Dam ziet enkel en alleen op overeenkomsten die nà 1 december 2011 tot stand zijn gekomen. Gedaagde doet impliciet een beroep op de hiervoor genoemde Wet Van Dam, en dus geldt een wettelijke opzegtermijn van één maand. De algemene voorwaarde van een opzegtermijn van twee maanden is onredelijk en vernietigbaar.


Voorts dient beoordeeld te worden welke opzegtermijn tussen partijen geldt. Health City heeft de overeenkomst in mei 2012 opgezegd tegen 31 juli 2012, met inachtneming van de contractuele opzegtermijn van twee maanden. Volgens [gedaagde] geldt wettelijk een opzegtermijn van één maand.

De kantonrechter is het wat dat betreft met [gedaagde] eens. [Gedaagde] doet impliciet een beroep op de hiervoor genoemde Wet Van Dam. De Wet Van Dam heeft onder meer aan artikel 6:236 BW onderdeel j toegevoegd. Dat artikel luidt: Bij een overeenkomst tussen een gebruiker en een wederpartij, natuurlijk persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, wordt als onredelijk bezwarend aangemerkt een in de algemene voorwaarden voorkomend beding j. dat in geval van een overeenkomst tot het geregeld afleveren van zaken, electriciteit daaronder begrepen en dag- nieuws, en weekbladen en tijdschriften niet daaronder begrepen, of tot het geregeld doen van verrichtingen, leidt tot stilzwijgende verlenging of vernieuwing in een overeenkomst voor bepaalde duur, dan wel tot een stilzwijgende voortzetting in een overeenkomst voor onbepaalde duur zonder dat de wederpartij de bevoegdheid heeft om de voortgezette overeenkomst te allen tijde op te zeggen met een opzegtermijn van ten hoogste een maand;

Health City heeft de overeenkomst in mei 2012 opgezegd na de overeengekomen duur van 24 maanden en met inachtneming van een opzegtermijn van twee maanden, volgens de algemene voorwaarden. De algemene voorwaarden van Health City zijn wat dit betreft in strijd met onderdeel j van artikel 6: 236 BW.

(...)
De kantonrechter komt tot de conclusie dat Health City na 1 december 2011 een beroep heeft gedaan op haar algemene voorwaarde dat een opzegtermijn van twee maanden in acht moet worden genomen, welke algemene voorwaarde gelet op het hiervoor overwogene onredelijk bezwarend is en derhalve vernietigbaar.

IT 1107

Uitleg entire agreement clause

HR 5 april 2013, LJN BY8101 (Lundiform tegen Mexx Europe)

ContractsIn't kort: Uitleg van tussen commerciële partijen gesloten overeenkomst over afname van geproduceerde goederen. Taalkundige betekenis van bewoordingen contract? Ongemotiveerd passeren van stellingen en bewijsaanbod; Haviltex-criterium. Relevante omstandigheden; ‘entire agreement clause’. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 2 augustus 2011 en verwijst het geding ter verdere behandeling en beslissing naar het gerechtshof Den Haag. Cassatieblog: Taalkundige uitleg commercieel contract niet zonder meer doorslaggevend

 

3.5.2 Blijkens rov. 3.10 berust het oordeel van het hof met betrekking tot de gebondenheid van partijen aan de "entire agreement clause" mede op het uitgangspunt dat het hof in rov. 3.6 heeft geformuleerd. Nu onderdeel 1 met succes opkomt tegen dit uitgangspunt, kan het oordeel van het hof met betrekking tot de "entire agreement clause" reeds daarom niet in stand blijven.

3.5.3 Opmerking verdient dat een "entire agreement clause" een relevante omstandigheid kan zijn bij de uitleg van een overeenkomst waarvan deze clausule deel uitmaakt (vgl. HR 19 januari 2007, LJN AZ3178, NJ 2007/575). Welke betekenis aan een dergelijke clausule toekomt, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de bewoordingen van de clausule, de aard, de inhoud, de strekking en de mate van gedetailleerdheid van de overeenkomst waarvan de clausule deel uitmaakt, en de wijze waarop de clausule tijdens de onderhandelingen ter sprake is gekomen en onderdeel van de overeenkomst is geworden.
Daarbij zij aangetekend dat een "entire agreement clause" op zichzelf geen uitlegbepaling is. De clausule heeft een specifieke herkomst en functie in de Anglo-Amerikaanse rechtssfeer, en heeft naar Nederlands recht niet zonder meer een bijzondere betekenis.
Zij beoogt veelal te bewerkstelligen dat partijen niet zijn gebonden aan eerdere op de overeenkomst betrekking hebbende afspraken die daarmee in strijd zijn, indien die afspraken niet in de overeenkomst zijn opgenomen en de overeenkomst evenmin daarnaar verwijst. De clausule staat evenwel niet zonder meer eraan in de weg dat voor de uitleg van de in de overeenkomst vervatte bepalingen betekenis wordt toegekend aan verklaringen die zijn afgelegd dan wel gedragingen die zijn verricht, in het stadium voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst.

3.5.4 Het vorenstaande brengt mee dat onderdeel 2 slaagt. Het hof heeft in rov. 3.9 miskend dat art. 9.1 van de overeenkomst niet zonder meer eraan in de weg staat dat toezeggingen die Mexx voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst heeft gedaan, van belang kunnen zijn voor de uitleg van de overeenkomst.
IT 1102

ICTRecht incasseert €8200 dankzij cookiepopup met incassotoestemming

A. Engelfriet, ICTRecht incasseert €8200 dankzij cookiepopup met incassotoestemming, ICTRecht.nl.

Dankzij het gemak waarmee mensen online akkoord gaan met cookiepopups heeft ICTRecht een bedrag van €8200 mogen incasseren via automatische incasso. Dat maakte het juridisch adviesbureau vandaag bekend. Naast de bekende teksten over Analyticscookies en sociale media bevatte de cookiepopup ook de tekst “Tevens geeft u toestemming €100 van uw bankrekening te laten afschrijven”. Een dergelijke tekst is rechtsgeldig, nu bezoekers expliciet op “Akkoord” moesten klikken.

Lees verder

IT 1099

Levering van software met bepaalde drempelwaarde

Rechtbank Oost-Nederland 15 februari 2013, LJN BZ3890 (Complan Valens B.V. Stichting Katholieke Universiteit/Netpoint)

Aanbestedingsrecht. Licenties voor software. Complanon is actief op het gebied van ICT-voorzieningen (met name software) voor administratieve doeleinden bij onder andere opleidingen voor tandheelkunde. In 2004 zijn tussen Complanon en SKU licentieovereenkomsten gesloten voor software die door SKU tot 2006 is gebruikt. SKU is vervolgens met Digipractice in zee gegaan. Complanon vordert voor recht dat SKU in stijd met het aanbestedingsrecht heeft gehandeld door onderhands zonder aanbesteding een overeenkomst te sluiten met een derde tot levering van software met een drempelwaarde van € 200.000.

De kantonrechter stelt vast dat SKU in strijd met art. 8 lid 1 onder a Wira een overeenkomst heeft gesloten met een derde, waardoor deze vernietigbaar is. Aangenomen moet worden dat de termijn voor het instellen van die vordering nog niet is verstreken. SKU wordt verboden verdere uitvoering te geven aan de overeenkomst. Volgens de kantonrechter heeft Complanon er belang bij dat in afwachting van de uitkomst van een procedure tot vernietiging de verdere uitvoering van de overeenkomst met de derde wordt opgeschort. Het subsidiair gevorderde wordt toegewezen.

4.4.  Uit het voorgaande volgt dat SKU in strijd met art. 8 lid 1 onder a Wira een overeenkomst met een derde heeft gesloten, dat die overeenkomst daarom vernietigbaar is en dat aangenomen moet worden dat de termijn voor het instellen van die vordering nog niet is verstreken. Complan heeft er belang bij dat in afwachting van de uitkomst van een procedure tot vernietiging de verdere uitvoering van de overeenkomst met de derde wordt opgeschort. Daarom moet wel de voorwaarde worden verbonden dat Complan binnen een termijn van vier weken na dagtekening van dit vonnis in een bodemprocedure een vordering tot vernietiging van deze overeenkomst instelt. Het primair onder a gevorderde is dus te ruim. Daarom zal het subsidiair gevorderde worden toegewezen zoals hierna te melden. Voor een gebod tot aanbesteding zoals primair onder b is gevorderd, is thans geen grond. Eerst zal in de bodemprocedure uitgemaakt moeten worden of de overeenkomst die SKU met een derde heeft gesloten vernietigd moet worden. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.

IT 1098

Onrechtmatig handelen door benaderen van relaties

Rechtbank Noord-Holland 14 maart 2013, LJN BZ5400 (Medusoft B.V. tegen gedaagden/License IT)

Non-concurrentiebeding. Medusoft is een onderneming die zich bezighoudt met ICT-security. Daartoe verhandelt zij met name McAfee, NOD32 en G-data-licenties, voornamelijk gericht op de beveiliging van werkplekken. Tussen Medusoft en gedaagden is een arbeidsovereenkomst gesloten. Deze overeenkomsten bevatten geen concurrentiebeding. Het dienstverband van gedaagde 1 is per 13 augustus 2011 beëindigd. Hierop hebben gedaagden een bedrijf gestart, genaamd License IT, en hebben een domeinnaam geregistreerd. Het dienstverband met gedaagde 2 is per 1 november geëindigd door opzegging van de gedaagde. Medusoft vordert voor recht dat gedaagden onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld.

De kantonrechter oordeelt dat het een ex-werknemer die niet aan een concurrentiebeding is gebonden, in beginsel vrij staat te bepalen bij wie hij in dienst treedt. Voor de vrije ex-werknemer staat in beginsel ook de mogelijkheid open zich als zelfstandig concurrent te vestigen. In bijzondere omstandigheden kan echter sprake zijn van onrechtmatige concurrentie, indien met gebruikmaking van kennis en gegevens over klanten, stelstelmatig en substantieel actief onder klanten en met een duurzaam karakter van de ex-werkgever wordt verworden. Ook kan sprake zijn van onrechtmatige concurrentie indien de ex-werknemer reeds tijdens het dienstverband een nieuw concurrerend bedrijf heeft opgericht en daarvoor een plan heeft geschreven. De kantonrechter is van oordeel dat gedaagden en License IT onrechtmatig hebben gehandeld jegens Medusoft door relaties van haar te benaderen. Voorts gelet op de afwezigheid van een concurrentiebeding, gaat een algheel verbod zoals gevorderd onder II., III., en IV. te ver, aldus de kantonrechter.

1.  Zoals ook door beide partijen is verwoord dient bij de beoordeling het volgende voorop te staan. Een ex-werknemer die niet aan een non-concurrentiebeding is gebonden, is in beginsel vrij om te bepalen bij wie hij in dienst treedt. Voor de vrije ex-werknemer staat in beginsel ook de mogelijkheid open zich als zelfstandig concurrent van de ex-werkgever te vestigen. In dat kader heeft de ex-werkgever te dulden dat zijn ex-werknemer relaties van hem benadert. In bijzondere omstandigheden kan echter sprake zijn van onrechtmatige concurrentie. In het bijzonder is sprake van onrechtmatige concurrentie indien met gebruikmaking van kennis en gegevens over klanten opgedaan bij de ex-werkgever, stelselmatig en substantieel actief onder klanten met een duurzaam karakter van de ex-werkgever wordt verworden. Ook kan sprake zijn van onrechtmatige concurrentie indien de ex-werknemer reeds tijdens het dienstverband een nieuw concurrerend bedrijf heeft opgericht en/of daarvoor een plan heeft geschreven. Niet vereist is dat de benaderde relaties exclusieve relaties van de ex-werkgever zijn. Het gaat er immers om of de ex-werknemer op basis van het plan, dat met de kennis die hij bij de ex-werkgever heeft opgedaan tot stand is gekomen, stelselmatig vaste klanten van de ex-werkgever wil benaderen.

8.  Op grond van de vorenstaande feiten is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde 1], [gedaagde 2] en Lisense IT onrechtmatig hebben gehandeld jegens Medusoft door relaties van haar te benaderen. De gevorderde verklaring voor recht is in zoverre toewijsbaar.

9.  Gelet op wat in kort geding ook is verwogen en voorts gelet op de afwezigheid van een concurrentiebeding, is de kantonrechter van oordeel dat een algeheel verbod zoals gevorderd onder II., III. en IV. van de dagvaarding te ver gaat. Volstaan moet worden met het in kort geding opgelegde verbod. Ook de daaraan gekoppelde termijn is onder de gegeven omstandigheden redelijk te achten. Met [gedaagde 1], [gedaagde 2] en Lisense IT is de kantonrechter van oordeel dat een termijn tot 1 januari 2014 onredelijk lang is.

14.  De schadeberekening die door Medusoft is gemaakt, gaat echter uit van een ruimer en algemener verbod, zodat die berekening niet als grondslag kan dienen voor het thans vaststellen van schade.

15.  Daarom kunnen de door Medusoft gevorderde bedragen nu niet worden toegewezen, maar zullen partijen, zoals ook gevorderd, naar de schadestaat procedure worden verwezen.