Uitspraak ingezonden door Josine van den Berg, Mount Law.
Uitzending 'Undercover in Nederland' niet onrechtmatig
Vzr. Rechtbank Amsterdam 6 oktober 2021, IEF 20236, IT 3677; C/13/706042 (Eiser tegen Talpa en Noordkaap) Kort geding. Noordkaap produceert het programma 'Undercover in Nederland', wat wordt uitgezonden door Talpa. In deze zaak is betrokkene door de presentator van het programma gefilmd, gevolgd en geconfronteerd. Talpa heeft deze opnames uitgezonden, waarbij betrokkene herkenbaar in beeld is. De raadsman van betrokkene heeft Noordkaap verzocht deze uitzending, die nog 'on demand' te bekijken is te verwijderen, dan wel het gezicht van betrokkene te 'blurren'. Na dit verzoek is er in een tweede uitzending nogmaals aandacht aan betrokkene besteed. Betrokkene vordert in deze zaak dat Noordkaap wordt verboden het beeld- en geluidsmateriaal dat er van hem is openbaar te maken, evenals hetgeen al openbaar is gemaakt te verwijderen. Toewijzing van deze vordering zou een beperking vormen op de vrijheid van meningsuiting. Een dergelijk recht kan slechts worden beperkt indien dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving. Het belang van Noordkaap als medium is dat zij zich kritisch, informerend en waarschuwend moet kunnen uitlaten. Het belang van betrokkene is dat hij niet in zijn privacy en goede naam wordt aangetast. Voor de beoordeling of deze aantasting zwaarder weegt dan het grondrecht wordt naar de feiten van de zaak en de omstandigheden van het geval gekeken. De rechtbank oordeelt dat de handelwijze van betrokkene kan worden aangemerkt als een misstand waarbij Noordkaap belang had om deze aan de kaak te stellen. Het belang van betrokkene weegt volgens de rechter minder zwaar. Het beschikbaar houden van de beelden is onder deze omstandigheden niet onrechtmatig.
Uitspraak ingezonden door Jurre Reus, Houthoff.
Geen belang om handhavend op te treden
Rechtbank Amsterdam 10 september 2021, IT 3676; ECLI:NL:RBAMS:2021:6488 (Eisers tegen Autoriteit Persoonsgegevens en Dienst Wegverkeer) Het beroep van eisers tegen de beslissing van de Autoriteit Persoonsgegevens om niet te handhaven tegen de Dienst Wegverkeer (RDW), wordt door de rechtbank ongegrond verklaard. Eisers meenden dat RDW ten aanzien van hen onjuiste persoonsgegeven had verwerkt en op onrechtmatige wijze geautomatiseerde besluitvorming zou uitvoeren, in de zin van artikel 22 AVG, door middels registervergelijkingen mee te werken aan het opleggen van boetes voor het onverzekerd rondrijden met een voertuig en het niet hebben van en geldige APK-keuring.
Eerste Kamer stemt in met de Wet open overheid
De Eerste Kamer heeft dinsdag 5 oktober het initiatiefvoorstel van de Tweede Kamer Wet open overheid (Woo) en de wijzigingen die in een novelle zijn voorgesteld, aanvaard. Het wetsvoorstel heeft als doel overheden en semi-overheden transparanter te maken in het belang van openbaarheid van publieke informatie voor de democratische rechtsstaat, de burger, het bestuur en economische ontwikkeling. De Wet openbaarheid van bestuur (Wob) wordt ingetrokken als de Woo wordt aangenomen. Om deze doelen te bereiken verankert het voorstel de toegang tot publieke informatie als recht van burgers. Daarnaast wordt de actieve openbaarheid versterkt door het verplicht stellen van openbaarmaking uit eigen beweging van bepaalde categorieën informatie.
Lees verder >>
Inhoudsopgave Computerrecht
Inhoudsopgave van Computerrecht 5-2021.
EDITORIAL
206 AI, robots en auteurs: bescherming van creativiteit / p. 401. S. Depreeuw
ARTIKELEN
207 Update Nederlandse zorgplicht-jurisprudentie / p. 403. Dit artikel bouwt verder op de eerder verschenen bijdrage over de bijzonder zorgplicht van IT-leveranciers (Computerrecht 2018/160). Het behandelt recente jurisprudentie en literatuur, maar identificeert ook enkele actuele thema’s zoals de rol van kwaliteitsnormen, de verantwoordelijkheden van de IT-klant uit hoofde van zijn opdrachtgeverschap, agile-projecten en de weigerplicht die op leveranciers kan rusten. P.G. van der Putt & C.A.M. van de Bunt
Aanmoediging tot geweld op Twitter
Rechtbank Den Haag 28 september 2021, IEF 20221, IT 3672; ECLI:NL:RBDHA:2021:10502 (Opruiing op Twitter) Man wordt veroordeeld voor driemaal opruiing tot enig strafbaar feit (art. 131 Sr) door middel van het plaatsen van berichten op een openbaar Twitteraccount waarin wordt aangemoedigd tot het ‘vernietigen’ van de ‘zionisten’ en ‘de vijanden van de Islam’. Er is sprake van voorwaardelijk opzet. Dergelijke oproepen tot geweld passen niet in een democratische samenleving en het recht op vrijheid van meningsuiting (art. 10 EVRM) mag daarom in dit geval worden beperkt. Oplegging van 120 uren taakstraf.
Overzetting van domeinnamen zonder toestemming onrechtmatig
Gerechtshof Amsterdam 4 mei 2021, IEF 20215, IT 3671; ECLI:NL:GHAMS:2021:1284 (4Bis tegen Ditigale Nazorg) Digitale Nazorg houdt zich bezig met het beheren en afwikkelen van de digitale nalatenschap. 4Bis Innovations is een software-ontwikkelaar die tevens hostingdiensten verleent. Zij host onder meer de domeinnamen digitalevoorzorg.nl, digitalenazorg.nl en i-finish.nl. Dit laatste is een handelsnaam van Digitale Nazorg. De voorzieningenrechter heeft over deze zaak geoordeeld dat 4Bis verplicht is bepaalde domeinnamen, e-mailaccounts en websites over te dragen aan Digitale Nazorg. Deze had 4Bis namelijk zonder toestemming overgedragen aan moedermaatschappij DEH. 4Bis voert in hoger beroep aan dat door het aangaan van de samenwerkingsovereenkomst tussen Digitale Nazorg en DEH een vennootschap onder firma tot stand is gekomen, waarin Digitale Nazorg vervolgens krachtens een mondelinge afspraak de domeinnamen en content van haar bestaande websites heeft ingebracht. Dit komt het hof niet waarschijnlijk voor en is door 4Bis niet verder onderbouwd. Ook de overige grieven slagen niet. Het vonnis van de voorzieningenrechter zal worden bekrachtigd.
Noot Dirk Visser onder YouTube en Cyando
Voorpublicatie uit de Ars Aequi-noot van prof. mr. D.J.G. Visser onder HvJ EU 22 juni 2021, ECLI:EU:C:2021:503 YouTube & Cyando [IEF 20039].
Dit arrest gaat over twee gevoegde zaken. Eén van muziekproducent Frank Peterson tegen YouTube (zaak C-682/18, begonnen in 2008) en één van wetenschappelijke uitgever Elsevier tegen deelplatformexploitant Cyando (zaak C-683/18, begonnen in 2014). Beide zaken gaan over art. 3 lid 1 van de twintig jaar oude Auteursrechtrichtlijn 2001/29/EG en artt. 14 en 15 van de 21 jaar oude richtlijn Elektronische Handel 2000/31/EG. Het arrest werd gewezen twee weken nadat art. 17 van de nieuwe EU DSM-richtlijn geïmplementeerd moest zijn, en in Nederland ook geïmplementeerd is. Op grond van art. 17 moeten de lidstaten YouTube verplichten om te proberen licenties te verkrijgen voor het materiaal op haar platform en om desgevraagd preventief te filteren en, als het toch geplaatst is, te blokkeren.
Lees verder >>
Meebieden door koper op internetveiling
Gerechtshof Den Haag 21 september 2021, IT 3669; ECLI:NL:GHDHA:2021:1656 (Onroerend Goed tegen Maasdam Vastgoed) Appellante heeft een winkelpand te koop aangeboden via een internetveiling. Maasdam heeft op die veiling biedingen uitgebracht. Appellante heeft op haar eigen pand ook meegeboden en was de hoogste bieder, met als onderliggende bieder Maasdam. Appellante heeft besloten het pand aan Maasdam te gunnen, en stelt dat er een rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen tussen appellante en Maasdam. Maasdam betwist dit. Volgens Maasdam is de gang van zaken niet geweest zoals het hoort. Zo heeft er geen onafhankelijk toezicht plaatsgevonden door een veilingnotaris en heeft appellante, zonder dat Maasdam dat wist, zelf meegeboden en zo de prijs kunstmatig opgedreven. Het hof oordeelt als volgt. Maasdam heeft ingestemd met het verkoopprotocol van appellante. Appellante had van tevoren duidelijk moeten maken dat zij zelf meebiedt. Maasdam wist dit niet en had dit redelijkerwijs ook niet hoeven te weten. De stellingen van Maasdam houden in dat zij bij een juiste voorstelling van zaken niet akkoord was gegaan met de voorwaarden en ook niet met de koop van het pand. Onder deze omstandigheden bestaat er, volgens het hof, geen afnameplicht voor Maasdam.
Prejudiciële vragen over reclametijd
Consiglio di Stato 21 april 2021, IEF 20209, RB 3559, IEFbe 3285, IT 3668; C-255/21 (Reti Televisive Italiane) Verzoek om een prejudiciële beslissing. Via MinBuza: De Italiaanse toezichthouder heeft drie zenders van RTI sancties opgelegd wegens het overtreden van de regels omtrent maximale reclametijd per klokuur. Volgens RTI werd in deze tijd ook zelfpromotie gepresenteerd, die bij de berekening niet mee hoeven worden genomen. In het geschil is dan ook aan de orde de vraag of het aanprijzen door de moedermaatschappij van (radio)programma's van de dochter-onderneming rechtmatig is. De verwijzende rechter verwijst in dit verband naar een besluit van de AGCOM, volgens welke de concentratie van televisie- en radio-uitzendingen ertoe kan leiden dat concurrenten worden uitgesloten van de markt. Er worden verschillende prejudiciële vragen gesteld over deze kwestie. De belangrijkste ziet op de vraag of het bestaan van diverse vormen van communicatie ondergebracht in onderling verbonden ondernemingsgroepen ertoe kan leiden dat de omroeporganisatie als groep aan te merken is als één economische eenheid. De overige vragen zien op de maximumzendtijd voor reclame en de gevolgen hiervan als de verschillende ondernemingen inderdaad als één economische eenheid beschouwd moeten worden.
Geen onverschuldigde betaling voor ICT-werkzaamheden
Gerechtshof Den Haag 7 september 2021, IT 3667; ECLI:NL:GHDHA:2021:1720 (MR2 tegen Result XL) Deze zaak gaat over (terug)betalingsverplichtingen voor ICT aankopen en werkzaamheden van Result ten behoeve van MR2. MR2 is een onderneming die zich richt op het ontwikkelen en verkopen van overboekingssoftware en -applicaties. Result is een onderneming die zich onder andere bezighoudt met consultancy, project- en programmamanagement en interim management op het gebied van ICT. Samen hebben zij een overeenkomst van opdracht gesloten. Hieruit volgde dat Result voor MR2 werkzaamheden zou verrichten. MR2 heeft Result gedagvaard omdat zij van mening is dat er € 20.000 onverschuldigd betaald is. Vlak na het overmaken van dit bedrag is in overleg besloten dat dit resultaat niet meer nodig was. Het hof oordeelt in dit arrest, net als de rechtbank, dat de € 20.000 niet onverschuldigd is betaald en dat Result niet hoeft terug te betalen. MR2 stelt dat er sprake was van een resultaatsverbintenis, waardoor Result pas de vergoeding zou ontvangen als bepaalde doelstellingen behaald waren. Het hof verwerpt deze stelling. In geen enkel stuk tussen partijen vastgelegd komt naar voren dat een resultaatsverbintenis beoogd was.