IT 4863
16 mei 2025
Uitspraak

Vorderingen tot afgifte en inzage bewijsbeslag afgewezen wegens ontbreken spoedeisend en rechtmatig belang

 
IT 4862
16 mei 2025
Uitspraak

Afwijzing herhaald inzageverzoek FSV gegevens terecht, geen nieuwe feiten of omstandigheden vastgesteld

 
IT 4858
15 mei 2025
Uitspraak

Voorzieningenrechter fluit Booking terug na voortijdige beëindiging samenwerking met Zwitserse verhuurder SHA

 
IT 240

Inbeslagname servers bij BREIN

Stichting BREIN heeft hardware in beslag genomen zonder toestemming van de eigenaar noch van een rechter. De belangenorganisatie heeft geen bijzondere opsporingsbevoegdheden en maakt zich schuldig aan eigenrichting. Bovendien heeft zij zich toegang verschaft tot deze hardware en de informatie die is opgeslagen: oftewel schending van privacy.

Met toestemming van de Rechtbank Haarlem is de hardware (terug) in beslag genomen en staan deze bij een gerechtelijke bewaarder in afwachting van een schikking of wellicht een rechtzaak. De juristerij hoopt natuurlijk op dat laatste.

De visies van enkele prominente juristen* liegen er niet om en staan lijnrecht tegenover die van BREIN-directeur Tim Kuik
* hoogleraar executie- en beslagrecht Ton Jongbloed; advocate namens beslagleggende partij Milica Antic, privaatrechtadvocaat Paul Smits, ICT-juristArnoud Engelfriet, advocaat Arnout Gieske en kamervragenstellende VVD'ers Jeanine Hennis-Plasschaert en Ard van der Steur.

De VVD heeft zojuist kamervragen gesteld hierover, zie hier.

Voor verdere berichtgeving: SOLV, De Telegraaf, tweakers

IT 239

Politie mag geen IP-adressen opvragen op basis van vrijwilligheid

Opinie/met bijzondere dank aan Milica Antic SOLV...Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie heeft zich duidelijk uitgesproken: de politie mag niet zomaar IP-adressen bij journalisten opvragen. Daar moet een belangenafweging aan vooraf gaan, inclusief het belang van journalistieke bronbescherming. Het college van procureurs-generaal komt dit voorjaar met een nieuwe aanwijzing voor de toepassing van dwangmiddelen tegen journalisten, aldus de Minister.

De politie schijnt nogal eens naar de uitbaters van websites te stappen om de IP-adressen van bezoekers van die websites op te vragen. Dat gebeurt ook als het gaat om journalistieke websites zoals crimesite.nl. De vraag is of dat mag. IP-adressen worden door het College Bescherming Persoonsgegevens immers als persoonsgegevens aangemerkt en dus moet je daarmee zorgvuldig omgaan.

Nu zullen veel organisaties, geconfronteerd met een verzoek van de politie, de gevraagde IP-adressen toch wel afgeven, want tegen de politie durf je niet snel nee te zeggen. Crimesite.nl durfde dat wel, en terecht. 

Als de politie persoonsgegevens zou vragen bij telecomaanbieders, dan moet er gebruik worden gemaakt van de vorderingsbevoegdheid zoals geregeld in het Wetboek van Strafvordering. De uitoefening van deze bevoegdheid is met waarborgen omkleed. Een gewoon ‘verzoekje’ van de politie is dus onvoldoende.
In andere gevallen moet de politie volgens het CBP in ieder geval schriftelijk uitleggen op basis van welke wettelijke regeling men verplicht zou zijn de gevraagde IP-adressen te geven. Er moet gekeken worden of de verstrekking noodzakelijk is ter voorkoming, opsporing of vervolging van strafbare feiten, en vervolgens moet er een belangenafweging worden gemaakt. Meestal zal de verstrekking van persoonsgegevens aan de politie buiten het kader van de wettelijk geregelde opsporingsbevoegdheden niet zijn toegelaten, schreef het CBP al in een brochure uit 2006.

Eind vorig jaar maakte de Hoge Raad ook duidelijk dat indien een verzoek tot het opvragen van persoonsgevens onder een bepaalde opsporingsbevoegdheid valt (in dat geval art. 126nd Wetboek van Strafvordering), de politie deze procedure moet volgen. Opvragen op basis van vrijwilligheid is dus niet toegestaan aldus de Hoge Raad in zijn arrest van 21 december 2010.

Klare taal dus door het CPB en de Hoge Raad. En toch blijft de politie al bluffend organisaties onder druk zetten om vrijwillig IP-adressen en andere persoonsgegevens af te staan. Hopelijk is die praktijk met de stellingname van Opstelten (de baas van de politie) definitief ten einde.

Lees het hele bericht hier
Nog niet uitgelezen: Oerlemansblog

Iets gezien en ook uw opiniestuk insturen? dat kan hier

IT 238

Slechts summiere informatie had

parallel gepubliceerd met vertraging van IEForum.nl, IEF 9424. Rechtbank Haarlem, 9 februari 2011, HA ZA 09-222, Global-Wallet. c.s. tegen Chess c.s. (met dank aan Aron Das Gupta, VMW Taxand).

Auteursrecht. Stukgelopen samenwerking m.b.t. softwareapplicatie sms-dienst betalingsverkeer. Eiser Global-Wallet stelt dat gedaagde Chess bij de ontwikkeling van haar sms betaalproduct gebruik heeft gemaakt van (delen van) de applicatie en aldus inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van Global-Wallet c.s. Vorderingen afgewezen. Dat er auteursrecht op de applicatie rust is niet aannemelijk gemaakt en zelfs al zou er sprake zijn van auteursrecht, dan was er i.c. nog geen sprake van openbaarmaking: “De rechtbank leidt uit voornoemde verklaringen af dat Chess c.s. slechts summiere informatie met betrekking tot de Applicatie had.”  Geen beroep op mogelijke NDA, geen onrechtmatige daad.

4.6. Met Chess c.s. is de rechtbank van oordeel dat Global-Wallet te weinig heeft gesteld om te concluderen dat de Applicatie een auteursrechtelijk beschermd werk in de zin van art. 1 van de Auteurswet is. Weliswaar heeft Global-Wallet bij repliek productie 36 in het geding gebracht doch deze 'documentatie’ toont nog niet aan dat het gaat om een werk in de zin van de Auteurswet, te weten een werk met een eigen oorspronkelijk karakter en persoonlijk stempel. Gelet op het feit dat kennelijk reeds meer mobiele betaalsystemen in ontwikkeling waren, had het op de weg van Global-Wallet gelegen om nader te onderbouwen dat en waarom de Applicatie voldeed aan voornoemde criteria.

4.7. Ook indien de rechtbank - veronderstellenderwijs - uitgaat van een auteursrechtelijk beschermd werk, kan niet worden geconcludeerd dat sprake is geweest van openbaarmaking daarvan of een andere wijze van inbreuk. Redengevend daarvoor zijn de volgende verklaringen.

(…)

4.14. De rechtbank leidt uit voornoemde verklaringen af dat Chess c.s. slechts summiere informatie met betrekking tot de Applicatie had. Voorts blijkt uit de verklaringen dat Chess c.s. weliswaar contact had met Rabobank maar uit de verklaringen kan niet worden geconcludeerd dat Chess c.s. met Rabobank concreet over de details of werking van de Applicatie heeft gesproken.

4.15. De voorgaande verklaringen kunnen derhalve het standpunt van Global-Wallet c.s. niet onderbouwen. Gelet op het feit dat Global-Wallet, in de persoon van R., Rabobank en Rabo Mobiel zelf ook heeft benaderd (zoals valt af te leiden uit de onder 2.11 weergegeven e-mail) valt niet uit te sluiten dat de mogelijk relevante informatie door toedoen van R. zelf in handen van Rabobank is terecht gekomen. Dat Global-Wallet met haar Applicatie een bedreiging voor Rabobank heeft gevormd alsmede een reden voor Rabobank om sneller dan gepland haar product op de markt te brengen, zoals Global-Wallet C.S. heeft gesteld, kan, zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet worden geconcludeerd. De inhoud van de e-mail van 7 februari 2008 (2.8) is daarvoor in ieder geval onvoldoende.

4.18. Ook indien veronderstellenderwijs ervan dient te worden uitgegaan dat de NDA tussen partijen is overeengekomen en dat deze een verdere strekking had dan alleen toepasselijkheid binnen het assessment, kan niet worden gesproken van schending daarvan. De rechtbank verwijst daarvoor naar de verklaringen zoals weergegeven onder r.o.4.8 tot en met 4.13.

(…)

4.29. De rechtbank is van oordeel dat, nu de primaire grondslag is gebaseerd op auteursrechtinbreuk, de kosten die specifiek op het verweer betreffende deze inbreuk betrekking hebben voor vergoeding in aanmerking kunnen komen op de voet van art. 1019h Rv. Omdat in de door Chess c.s. opgevoerde kosten geen onderscheid wordt gemaakt tussen "IE-kosten" en "niet-IE-kosten" zal de rechtbank de IE-kosten dienen te schatten. De rechtbank is van oordeel dat het gewicht dat toekomt aan het op de inbreuk gebaseerde deel van de vordering ten opzichte van de gehele zaak en het aandeel van de kosten dat dienovereenkomstig met toepassing van art. 1019h Rv voor vergoeding in aanmerking komt, dient te worden vastgesteld op een vierde deel. (…)

Lees het vonnis hier, hier en hier (pdf). Zie ook tussen partijen: Vzr. Rechtbank Haarlem, 11 mei 2010, IEF 8832.

IT 237

Aanpassing ARBIT ivm OSS

Het rijk heeft de ARBIT aangepast waardoor, volgens een nieuwsbericht van BZK, "aanbieders van open source software (OSS) voortaan absoluut verzekerd [zijn] van een gelijk speelveld ten opzichte van aanbieders van closed source software." In hoeverre het rijk in deze opzet is geslaagd, zal binnenkort ongetwijfeld onderwerp van debat zijn. Bekijk de aanpassingen hier. Met dank aan Tycho de Graaf, NautaDutilh 

De aanpassing bestaat volgens het nieuwsbericht uit twee onderdelen (copy-paste):

  1. Artikel 59 van de ARBIT wordt buiten toepassing verklaard waardoor de eis dat de leverancier gedetailleerde kennis moet hebben van alle eigendomsrechtelijke aspecten van de open source programmatuur is komen te vervallen.
  2. De Modelovereenkomst bevat de optionele bepaling dat naast de ARBIT de licentievoorwaarden van de leverancier of van derden m.b.t. standaardprogrammatuur onder voorwaarden van toepassing kan zijn.
IT 236

4 nieuwe NVBI leden beëdigd

Alweer een wat ouder bericht. De Nederlandse Vereniging van Beëdigde Informaticadeskundigen (NVBI) heeft op 18 januari 2011 vier nieuwe leden beëdigd: Frank Eggink, Vincent Kroon, Hans van Rossen en Ernst Peter Tamminga. Zij zijn gecertificeerd op basis van aantoonbare kennis van en ervaring in zowel ICT, als bedrijfskunde en recht. Deze kennis is getoetst door het afleggen van een vakbekwaamheidstoets onder toezicht van de Stichting Examenkamer.

De beëdigde leden van de NVBI zijn onafhankelijke deskundigen die complexe en cruciale ICT-projecten voorbereiden en begeleiden. Met hun gedegen ervaring en expertise in het plannen, uitvoeren en beoordelen van informaticaprojecten worden NVBI-leden tevens ingeschakeld bij aanbestedingen, projectaudits en om conflicten te beslechten.

De NVBI is de beroepsvereniging van specialisten op het raakvlak van ICT, bedrijfskunde en recht. De NVBI waarborgt de onafhankelijkheid van haar leden door een gedragscode en tuchtrecht. 

Zie de website hier.

IT 235

Onderzoek internetforum te tijdrovend

Rechtbank 's-Gravenhage 2 februari 2011 (Pretium/Tros), LJN: BP4605. Call-center gate continues (zie de eerdere posts  IT 24 en IT 107). Vordering van Pretium tot verwijderen berichten van het internetforum van TROS Radar afgewezen, onder meer doordat onderzoek forum te tijdrovend is. Art. 843a Rv-vordering Pretium toegewezen m.b.t. het ruwe beeld- en geluidsmateriaal dat verkregen was met de verborgen camera in het callcenter. Dit materiaal is naar het oordeel van de rechtbank voldoende concreet omschreven om te worden aangemerkt als "bepaalde bescheiden" als bedoeld in de wet.

Pretium vordert onder meer dat TROS de lasterlijke berichten over Pretium blijvend verwijdert en eventuele nieuwe lasterlijke berichten over Pretium binnen 24 uur na plaatsing blijvend verwijdert. De rechtbank oordeelt:

"3.9.Met betrekking tot vordering VIIb overweegt de rechtbank als volgt. Om te kunnen beoordelen of Tros gehouden is de betreffende berichten op het forum dan wel de door Pretium geel gearceerde gedeelten daarvan te verwijderen, dienen deze berichten in beginsel afzonderlijk te worden onderzocht. In dit geval gaat het om honderden berichten. Een incident als het onderhavige leent zich niet voor een dergelijk tijdrovend onderzoek. Hierbij laat de rechtbank nog daar dat Pretium grotendeels heeft volstaan met een algemene toelichting op de berichten. Een gebod aan Tros om eventuele nieuwe "lasterlijke en/of onrechtmatige" berichten over Pretium niet te plaatsen althans deze berichten te verwijderen acht de rechtbank te onbepaald om te kunnen toewijzen."

Meer succes had Pretium met haar vordering tot afgifte van het ruwe beeld- en geluidsmateriaal dat verkregen was met de verborgen camera in het callcenter. De rechtbank loopt de wettelijke criteria af en overweegt onder meer:

"bepaalde bescheiden?

3.18.Als niet betwist staat vast dat Tros de beschikking heeft over het ruwe volledige beeld- en geluidsmateriaal. Dit materiaal is naar het oordeel van de rechtbank voldoende concreet omschreven om te worden aangemerkt als "bepaalde bescheiden" als bedoeld in artikel 843a Rv. Het op dit punt - overigens uitsluitend bij antwoord - gevoerde verweer van Tros wordt verworpen."

Lees het vonnis hier (link) of hier (pdf). Wordt vast vervolgd.

IT 234

Persvrijheid versus Wet bescherming persoonsgegevens

Blog van Arnoud Engelfriet. Hof Den Bosch 1 februari 2011, LJN BP3921. Hof laat vrijheid van meningsuiting prevaleren boven de Wbp. Ook journalisten gebonden aan Wbp. Het beroep op de persexceptie (artikel 3 Wbp) wordt genegeerd. De website Kleintje Muurkrant had in een bericht de naam van een zakenman genoemd en in herinnering gebracht dat hij ooit gehoord was in een strafrechtelijk onderzoek naar Johan de V. alias ‘de Hakkelaar’. Deze man begon een procedure met als insteek de Wet bescherming persoonsgegevens: het noemen van zijn naam op een website was een verwerking van persoonsgegevens, en daarvoor was geen toestemming gegeven.

De blog:

Ha, een juridische opsteker. De persvrijheid kan het wel degelijk winnen van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Dat blijkt uit een recent arrest over de zaak-Kleintje Muurkrant. Hoewel de Wbp zeker door journalisten kan worden overtreden, maakt zo’n overtreding niet per se automatisch de publicatie onrechtmatig. Daarmee wordt het vonnis uit 2008 ongedaan gemaakt waarin de site Kleintje Muurkrant niet journalistiek genoeg geacht werd.

De website Kleintje Muurkrant had in een bericht de naam van een zakenman genoemd en in herinnering gebracht dat hij ooit gehoord was in een strafrechtelijk onderzoek naar Johan de V. alias ‘de Hakkelaar’. Deze man begon een procedure met als insteek de Wet bescherming persoonsgegevens: het noemen van zijn naam op een website was een verwerking van persoonsgegevens, en daarvoor was geen toestemming gegeven.

Het is me al geruime tijd een doorn in het oog dat de kaartenbakwet ingezet zou kunnen worden tegen journalistieke publicaties. Ja, de Wbp is breed bedoeld en ja ook een artikel op een website (zeker in een doorzoekbaar archief) valt onder de definitie van “verwerking” maar ik kan me werkelijk niet voorstellen dat het de bedoeling was om nieuwsvoorziening op dezelfde manier te behandelen als een klantenbestand.

Hoe dan ook, het Hof kiest hier een mooie middenweg: de Wbp kan wel gelden bij een journalistieke uiting, maar de vraag of deze wordt overtreden is niet altijd doorslaggevend. Een overtreding van de Wbp in een journalistieke context dient

te worden meegewogen bij beantwoording van de vraag of degene die verantwoordelijk is voor (handhaving van) publicatie van de beweringen hierdoor onrechtmatig handelt.

Het Hof maakt vervolgens eerst een algemene afweging en concludeert daaruit dat er geen onrechtmatige publicatie is geweest. Daarna wordt dat nog eens dunnetjes overgedaan vanuit het perspectief van de Wbp. In plaats van te spreken van “voldoende basis in de feiten” wordt. nu bijvoorbeeld gezegd dat er een aantoonbare noodzaak tot publicatie was die zwaarder weegt dan de privacy van de eiser (artikel 8 sub f Wbp).

Het beroep op de persexceptie (artikel 3 Wbp) wordt genegeerd. Dat doet er immers niet doe, merkt het Hof terecht op: de persexceptie zegt in feite alleen dat het College Bescherming Persoonsgegevens niets mag doen met klachten over privacyschendingen (art. 47 en 65 Wbp, lees maar na).

Op basis van zowel de Wbp als het algemene recht concludeert het Hof dat de artikelen niet onrechtmatig zijn. En datzelfde geldt dan ook voor het archief, waarover men nog opmerkt:

Bij de belangenafweging stelt het hof voorop dat een publicatie over een persoon op Internet waarvan de onrechtmatigheid niet aannemelijk is geworden of is komen vast te staan, in beginsel op Internet mag worden gearchiveerd. Degene die het artikel archiveert dient hierbij echter wel behoorlijk en zorgvuldig om te gaan met de belangen van de desbetreffende persoon, bijvoorbeeld door af te wegen voor welke doelgroep hij het archief openstelt en gedurende welke termijn.

Dat is dus in lijn met de vaste rechtspraak over archieven die zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld.

Een mooie uitspraak: de Wbp is géén apart kanaal om verwijdering te eisen als dat via de gewone regels van smaad en andere onrechtmatige publicaties niet lukt.

Arnoud

De originele blog vind je hier.

IT 233

Duurovereenkomsten in beginsel opzegbaar

Gerechtshof Arnhem 4 oktober 2010 (Ligna/Mebelplast), LJN: BN8753. Sinds Latour/De Bruijn (HR 3 december 1999, NJ 2000, 120) bestaat er onduidelijkheid over de vraag of duurovereenkomsten voor onbepaalde duur bij gebreke van een contractuele regeling in beginsel nu wel of niet opzegbaar zijn. In de literatuur lijken de meeste schrijvers aan te nemen dat duurovereenkomsten voor onbepaalde duur in beginsel opzegbaar zijn. Het Hof Arnhem gaat daarin mee. Met dank aan Polo van der Putt, Vondst Advocaten.

Wat zei de HR ook al weer in Latour/De Bruijn?

"Bij gebreke van een wettelijke of contractuele regeling daaromtrent zal de vraag of de opzegging in een concreet geval het beoogde rechtsgevolg heeft gehad, beantwoord moeten worden aan de hand van de redelijkheid en billijkheid in verband met de omstandigheden van dat geval. Ook indien uit de aard van een specifieke distributie-overeenkomst zou volgen dat zij in beginsel zonder meer opzegbaar is, kunnen de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de concrete omstandigheden van het geval meebrengen dat opzegging slechts tot beëindiging van de overeenkomst leidt indien een voldoende zwaarwegende grond voor opzegging bestaat."(r.o. 3.6)

Is het de hoofdregel of het uitzonderingsgeval dat een duurovereenkomst slechts opzegbaar is als er een zwaarwegende grond voor opzegging is? Diverse lagere rechters hebben na Latour/De Bruijn opzegbaarheid als uitgangspunt genomen. Ook de meeste rechtsgeleerden lijken dat een juist uitgangspunt te vinden. Het Hof Arnhem gaat daarin mee en neemt opzegbaarheid als uitgangspunt:

"4.10 Het hof stelt het volgende voorop. Tenzij de aard of strekking van een overeenkomst zich daartegen verzetten, moeten voor onbepaalde tijd gesloten duurovereenkomsten in beginsel opzegbaar worden geacht. De bevoegdheid tot opzegging, evenals de inhoud van die bevoegdheid, vloeien voort uit de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de omstandigheden van het geval (art. 6:248 lid 1 BW). Deze eisen kunnen meebrengen dat onder meer een redelijke termijn voor opzegging in acht moet worden genomen. De duur van die termijn kan mede afhangen van de opzeggingsgrond."

Lees het arrest hier (link) of hier (pdf).

 

IT 232

Hoge Raad: Mogelijkheid raadpleging FENIT via Internet-zoekopdracht onvoldoende voor terhandstelling

Hoge Raad 11 februari 2011, First Data / KPN Hotspots Schiphol (Attingo), LJN: BO7108. Geschil over toepasselijkheid FENIT-voorwaarden en (electronische) terhandstelling. De mogelijkheid om algemene voorwaarden (FENIT) te raadplegen door een zoekopdracht op Internet is onvoldoende om aan te nemen dat de gebruiker van algemene voorwaarden de wederpartij een redelijke mogelijkheid ex art. 6:233 onder b BW heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen. Met dank aan Thomas de Weerd, Houthoff Buruma

Relevante overweging (r.o. 3.4.2):

"Bij de beoordeling van het onderdeel dient tot uitgangspunt dat het hof niet heeft vastgesteld - het onderdeel gaat hiervan ook niet uit - dat sprake is van een tussen partijen langs elektronische weg tot stand gekomen overeenkomst en evenmin dat Attingo uitdrukkelijk heeft ingestemd met kennisneming van de algemene voorwaarden langs elektronische weg.

Aan de voorwaarden waaronder een redelijke mogelijkheid tot kennisneming als bedoeld in art. 6:233, onder b, BW langs elektronische weg kan worden geboden, is derhalve noch onder de vigeur van het hier toepasselijke art. 6:234 lid 1 (oud) BW noch onder het met ingang van 1 juli 2010 geldende art. 6:234 lid 3 BW voldaan (opmerking verdient dat de verwijzing naar art. 6:230c kennelijk abusievelijk in art. 6:234 is weggevallen), zodat het onderdeel niet tot cassatie kan leiden.

Ten overvloede wordt overwogen dat, anders dan het onderdeel kennelijk voorstaat, een redelijke en op de praktijk afgestemde uitleg van de in art. 6:233, onder b, in verbinding met art. 6:234 vervatte regeling niet meebrengt dat, indien de mogelijkheid tot kennisneming langs elektronische weg mag worden geboden, de gebruiker reeds aan zijn uit art. 6:233, onder b, voortvloeiende informatieplicht heeft voldaan indien de desbetreffende voorwaarden (door een zoekopdracht) op internet kunnen worden gevonden.

Uit het systeem van art. 6:234 (oud) volgt immers - gelijk onder het huidige art. 6:234 het geval is - dat de gebruiker het initiatief tot bekendmaking van de algemene voorwaarden moet nemen, en wel - zo volgt uit de hier eveneens van betekenis te achten toelichting op art. 6:234 leden 2 en 3 (nieuw) (vgl. Kamerstukken II 2007-2008, 31 358, nr. 3, p. 9-10) - op zodanige wijze dat voor de wederpartij duidelijk is welke voorwaarden op de rechtsverhouding van toepassing zijn en dat de wederpartij daarvan eenvoudig kennis kan nemen. Het oordeel van het hof dat aan de in art. 6:233, onder b, vervatte norm niet reeds is voldaan indien de wederpartij de mogelijkheid heeft zelf door gebruikmaking van internet de toepasselijke voorwaarden te raadplegen, is mitsdien juist."

Het arrest is hier te vinden.

IT 231

Online voorwaarden en Weens Koopverdrag

Rechtbank 's-Hertogenbosch 26 januari 2011 (Heras/Leirich), LJN: BP3102. Kunnen algemene voorwaarden onder het Weens Koopverdrag van toepassing zijn door enkele verwijzing naar de website? De hoogste Duitse rechter meent van niet, de hoogste Ooostenrijkse rechter en het Hof van Beroep Gent menen van wel. De Nederlandse rechter volgt de Duitse rechter: verwijzen naar online voorwaarden niet voldoende, fysieke terhandstelling blijft noodzakelijk.

Enkele overwegingen:

"3.2. De EEX-Verordening bevat geen bepalingen met betrekking tot de toepasselijkheid van algemene voorwaarden. Nu beide partijen zijn gevestigd in landen die partij zijn bij het Verdrag der Verenigde Naties inzake internationale koopovereenkomsten betreffende roerende zaken, nader te noemen het Weens Koopverdrag en de overeenkomst tussen partijen, naar de rechtbank begrijpt, betrekking heeft op de koop en verkoop van roerende zaken, dient de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Heras te worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen van dit verdrag.

3.3. Als onweersproken staat vast dat Heras heeft volstaan met een verwijzing naar haar algemene voorwaarden onderaan haar opdrachtbevestiging d.d. 22 april 2009 en deze voorwaarden niet aan Leirich ter hand heeft gesteld of toegezonden en dat eerst op de factuur van 11 mei 2009 is vermeld dat de algemene voorwaarden van Heras kunnen worden gedownload van www.mobilefencing.com.
Er bestaat internationaal verschil van mening over de vraag of onder vigeur van het Weens Koopverdrag algemene voorwaarden aan de wederpartij ter hand dienen te worden gesteld of te worden toegezonden om van toepassing te zijn. Het Bundesgerichtshof (BGH) heeft in zijn arrest van 31 oktober 2001 overwogen dat dit laatste volgt uit het systeem van het Weens Koopoverdrag. Het BGH overwoog in dit kader dat uit de artikelen 8, 14 en 18 van het Weens Koopverdrag volgt dat de wederpartij van de gebruiker van algemene voorwaarden de mogelijkheid moet hebben op passende wijze van deze voorwaarden kennis te nemen. Dat is slechts gewaarborgd door de algemene voorwaarden aan de wederpartij te doen toekomen, dit gelet op de forse verschillen tussen rechtstelsels van de bij het Weens Koopverdrag aangesloten staten, die tot een inhoudscontrole dwingen, aldus het BGH. Het BGH overwoog onder meer:

"Eine wirksame Einbeziehung von Allgemeinen Geschäftsbedingungen setzt (...) voraus, dass für den Empfänger des Angebots der Wille des Anbietenden erkennbar ist, dieser wolle seine Bedingungen in den Vertrag einbeziehen. Darüber hinaus ist, wie das Berufungsgericht zu Recht annimmt, im Einheitskaufrecht vom Verwender Allgemeiner Geschäftsbedingungen zu fordern, dass er dem Erklärungsgegner deren Text übersendet oder anderweitig zugänglich macht(...) Zwar wird in vielen Fällen die Möglichkeit bestehen, Erkundigungen über den Inhalt der jeweiligen in bezug genommenen Allgemeinen Geschäftsbedingungen einzuholen. Hierdurch kann es jedoch zu Verzögerungen beim Geschäftsabschluss kommen, woran beide Vertragsteile kein Interesse haben können. Dem Klauselverwender ist es hingegen unschwer möglich die - für ihn regelmässig vorteilhaften - Allgemeinen Geschäftsbedingungen seinem Angebot beizufügen."

Het Oostenrijkse Oberste Gerichtshof oordeelde evenwel op 6 februari 1996 dat voor het van toepassing doen zijn van algemene voorwaarden op een overeenkomst waarop het Weens Koopverdrag van toepassing is, kan worden volstaan met een verwijzing naar algemene voorwaarden die zodanig duidelijk is dat een redelijk handelend persoon haar kan begrijpen. Het Hof van Beroep Gent kwam tot dezelfde conclusie in zijn arrest van 4 oktober 2004.

3.4. De rechtbank deelt het oordeel van het BGH dat uit het systeem van het Weens Koopverdrag volgt dat de wederpartij van de gebruiker van algemene voorwaarden de mogelijkheid moet hebben op passende wijze van de algemene voorwaarden kennis te nemen en dat het aan de gebruiker van de algemene voorwaarden is om de algemene voorwaarden aan de wederpartij toe te zenden of anderszins toegankelijk te maken. Naar het oordeel van de rechtbank is aan dit vereiste niet naar behoren voldaan met de enkele verwijzing naar algemene voorwaarden op een opdrachtbevestiging, al dan niet met de mededeling dat de algemene voorwaarden kunnen worden opgevraagd. In casu kan in het midden blijven of wel aan dit vereiste wordt voldaan met een vermelding dat algemene voorwaarden kunnen worden gedownload van de website van een gebruiker, nu Heras eerst op de factuur van 11 mei 2009 en derhalve niet tijdig Leirich op deze mogelijkheid heeft gewezen. In het algemeen geldt dat om de door het BHG genoemde redenen eerder van de gebruiker van algemene voorwaarden mag worden verlangd dat hij zich moeite getroost om zijn wederpartij te doen kennis nemen van zijn algemene voorwaarden dan dat van de wederpartij mag worden gevergd dat deze zich inspant om toegang te krijgen tot deze voorwaarden.

3.5. Nu de algemene voorwaarden van Heras niet tijdig (dat wil zeggen voor of uiterlijk bij het sluiten van de overeenkomst) aan Leirich ter hand zijn gesteld of toegezonden en Leirich evenmin op andere passende wijze tijdig van deze voorwaarden kennis heeft kunnen nemen, zijn deze niet van toepassing op de overeenkomst tussen partijen en maken deze geen deel uit van deze overeenkomst."

Lees de uitspraak hier (link) of hier (pdf).