IT 4652
1 november 2024
Artikel

SGOA / Hans Frankenprijs 2025

 
IT 4651
1 november 2024
Uitspraak

HR over spoedeisend belang in zaak over auteursrecht van software

 
IT 4653
1 november 2024
Uitspraak

HvJ EU: Schrems/Meta

 
IT 3985

HvJ EU: Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting

HvJ EU 16 jun 2022, IT 3985; ECLI:EU:C:2022:484 (Toshiba tegen Europese Commissie ), https://itenrecht.nl/artikelen/hvj-eu-gerecht-heeft-blijk-gegeven-van-een-onjuiste-rechtsopvatting

HvJ EU 16 juni 2022, IT 3985, IEFbe 3487; ECLI:EU:C:2022:484 (Toshiba tegen Europese Commissie) De Europese Commissie stelde vast dat Toshiba inbreuk had gemaakt op artikel 101 VWEU en artikel 53 EER-overeenkomst door haar deelname aan een mededingingsregeling inzake optische diskdrives (odd’s). Zij zou haar gedrag onderling hebben afgestemd met andere partijen. Hiervoor legde de Europese Commissie in haar besluit een boete op aan Toshiba. Toshiba heeft hiertegen vervolgens beroep ingesteld dat primair strekte tot nietigverklaring van het besluit en subsidiair tot verlaging van de opgelegde geldboete. Het Gerecht heeft het beroep in zijn geheel verworpen. Hierop is Toshiba naar het HvJ EU gegaan.

IT 3984

Gedeeltelijke nietigverklaring besluit Commissie, maar geen verlaging boete

HvJ EU 16 jun 2022, IT 3984; ECLI:EU:C:2022:483 (Quanta tegen Europese Commissie ), https://itenrecht.nl/artikelen/gedeeltelijke-nietigverklaring-besluit-commissie-maar-geen-verlaging-boete

HvJ EU 16 juni 2022, IT 3984, IEFbe 3484; ECLI:EU:C:2022:483 (Quanta tegen Europese Commissie) De Europese Commissie stelde vast dat de deelnemers aan de mededingingsregeling hun concurrentiegedrag onderling hadden afgestemd. De Europese Commissie heeft vanwege de inbreuk op artikel 101 VWEU en 53 EER-overeenkomst aan (onder meer) Quanta een boete opgelegd. Quanta stelde vervolgens beroep in dat primair strekte tot nietigverklaring van het besluit van de Commissie en subsidiair tot verlaging van de aan haar opgelegde boete. Het Gerecht heeft dit beroep in zijn geheel verworpen. Hierop is Quanta naar het HvJ EU gestapt. Het Hof meent dat het Gerecht niet zomaar kon oordelen dat de Commissie de rechten van verdediging van Quanta niet had geschonden. De mededeling van punten van bezwaar van de Commissie bevatte namelijk niet de belangrijkste elementen die met betrekking tot de afzonderlijke inbreuken tegen Quanta werden aangevoerd. Aangezien het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting, dient het bestreden arrest te worden vernietigd. Daarnaast moet het besluit van de Europese Commissie nietig worden verklaard voor zover daarin is bepaald dat Quanta artikel 101 VWEU en artikel 53 EER-overeenkomst heeft geschonden door deel te nemen aan meerdere afzonderlijke inbreuken. Het Hof is verder van oordeel dat de boete niet verlaagd dient te worden.

IT 3982

HvJ EU verklaart besluit van Europese Commissie nietig

HvJ EU 16 jun 2022, IT 3982; ECLI:EU:C:2022:478 (Sony tegen Europese Commissie ), https://itenrecht.nl/artikelen/hvj-eu-verklaart-besluit-van-europese-commissie-nietig

HvJ EU 16 juni 2022, IT 3982, IEFbe 3483; ECLI:EU:C:2022:478 (Sony tegen Europese Commissie) Zie ook ECLI:EU:C:2022:480. De Europese Commissie heeft Sony te kennen gegeven dat zij inbreuk had gemaakt op artikel 101 VWEU en artikel 53 EER-overeenkomst door deel te nemen aan een mededingingsregeling inzake optische diskdrives (odd’s). De commissie legde Sony hiervoor een geldboete op. Bij verzoekschrift heeft Sony vervolgens een beroep ingesteld. Dit beroep werd door het Gerecht volledig verworpen. Vervolgens verzoekt Sony het Hof om het bestreden arrest te vernietigen en het bedrag van de aan hen opgelegde geldboete te verlagen. Door het Hof wordt geoordeeld dat het besluit van de Commissie nietig wordt verklaard voor zover daarin vastgesteld is dat Sony artikel 101 en artikel 53 EER-overeenkomst heeft geschonden door deel te nemen aan afzonderlijke inbreuken. De Commissie had immers slechts vastgesteld dat Sony niet alleen had deelgenomen aan één enkele voortdurende inbreuk maar ook aan meerdere afzonderlijke inbreuken. Het Hof oordeelt dan ook dat het Gerecht blijk had gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de Commissie had voldaan aan haar verplichting om het litigieuze besluit te motiveren. Wat betreft de geldboete heeft Sony niet aangetoond waarom de hoogte daarvan zodanig overdreven is dat geoordeeld zou moeten worden dat de geldboete onevenredig is. 

IT 3983

Vacature: rechter in opleiding bij rechtbank Den Haag

, IT 3983; https://itenrecht.nl/artikelen/vacature-rechter-in-opleiding-bij-rechtbank-den-haag

Rechtbank Den Haag heeft een vacature openstaan voor de functie van rechter in opleiding.
Ben je op zoek naar unieke professionele mogelijkheden? Een functie als rechter geeft je de kans om rechtsgebieden grondig en van alle kanten te leren kennen én er invloed op uit te oefenen. Binnen rechtbank Den Haag hebben we 1 opleidingsplaats beschikbaar. Wij zijn op zoek naar kandidaten binnen alle rechtsgebieden en in het bijzonder naar kandidaten met een achtergrond in belastingrecht of intellectueel eigendomsrecht. Ook kandidaten met twintig jaar of meer werkervaring als generalist (superervaren juristen) en kandidaten met meer dan 15 jaar juridische werkervaring in een specifiek rechtsgebied (superspecialisten) worden uitgenodigd om te solliciteren.
Lees verder >>

IT 3981

Vacature: twee advocaten IE- en/of ICT-recht bij LAWFOX

LAWFOX is per direct op zoek naar niet één, maar twee advocaten met aantoonbare ervaring in het intellectuele eigendomsrecht en/of ICT-recht. Affiniteit met Web3 (crypto, AI, blockchain) is een pré, maar is niet vereist. LAWFOX is op zoek naar kandidaten die direct zelfstandig en in teamverband in IE/ICT-kwesties kunnen optreden.

De werkzaamheden bestaan onder meer uit contact met klanten, het in kaart brengen en onderzoeken van feitelijke en juridische problemen en vraagstukken, het opstellen van adviezen, het managen van conflicten, het deelnemen aan onderhandelingstrajecten, het opstellen van processtukken, het voeren van juridische procedures en het ondersteunen van het kantoor in marketingwerkzaamheden (zoals social media en bloggen).
Lees verder >>

IT 3980

Gedaagde kan partijen in vrijwaring dagvaarden

Rechtbank Gelderland 22 jun 2022, IT 3980; ECLI:NL:RBGEL:2022:3082 (Eiseres tegen gedaagden), https://itenrecht.nl/artikelen/gedaagde-kan-partijen-in-vrijwaring-dagvaarden

Rb. Gelderland 22 juni 2022, IEF 20808, IT 3980; ECLI:NL:RBGEL:2022:3082 (eiseres tegen gedaagden) Eiseres (licentiegever) en gedaagden (licentienemers) hebben voor de periode 1 maart 2011 t/m 31 december 2013 een licentieovereenkomst gesloten voor gebruik van door eiseres ontwikkelde software. Deze overeenkomst is vervolgens door gedaagden opgezegd. Eiseres vordert onder meer inzage in de in beslag genomen bescheiden. Zij stelt dat het voldoende aannemelijk is dat gedaagden inbreuk maken op een intellectueel eigendomsrecht. De rechtbank acht het wenselijk om deze incidentele vordering te bespreken met partijen en zal daarom een mondelinge behandeling gelasten. De gedaagden willen op hun beurt ECI en een medewerker van GNB (de partij die het softwarepakket aan gedaagden heeft geleverd) in vrijwaring dagvaarden. Dit kan alleen als de gedaagden menen hiertoe gronden te hebben. Indien hetgeen gedaagden hebben gesteld juist is, kunnen zij de nadelige gevolgen van een eventuele auteursrechtinbreuk (geheel of ten dele) afwentelen op ECI en/of de medewerker. Hierdoor hebben gedaagden de benodigde grond voor het in vrijwaring dagvaarden van ECI en de medewerker.

IT 3979

HvJ EU: nationale regeling omtrent ontslag functionaris gegevensbescherming toegestaan

HvJ EU 22 jun 2022, IT 3979; ECLI:EU:C:2022:495 (Leistritz tegen LH), https://itenrecht.nl/artikelen/hvj-eu-nationale-regeling-omtrent-ontslag-functionaris-gegevensbescherming-toegestaan

HvJ EU 22 juni 2022, IT 3979, IEFbe 3478; ECLI:EU:C:2022:495 (Leistritz tegen LH) In dit onderhavige geval staat de arbeidsrechtelijke bescherming van natuurlijke personen als functionaris voor gegevensbescherming centraal. Met de prejudiciële vragen die zijn gesteld aan het Hof van Justitie, poogt de hoogste Duitse rechter antwoord te verkrijgen op de vraag hoe art. 38 lid 3, tweede volzin, AVG moet worden uitgelegd, in het licht van de arbeidsrechtelijke verhouding tussen de functionaris voor gegevensbescherming en de verwerkingsverantwoordelijke waar hij in dienst is. Het Hof oordeelt dat art. 38 lid 3, tweede volzin, AVG zich niet verzet tegen een nationale regeling, waarbij een functionaris voor gegevensbescherming door de verwerkingsverantwoordelijke alleen om een gewichtige reden kan worden ontslagen, mits die regeling de te verwezenlijken doelstellingen van de AVG niet ondermijnt.

IT 3977

HR Conclusie A-G: belang van verdediging betrokken standpunt prevaleert

3 jun 2022, IT 3977; ECLI:NL:PHR:2022:529 (Eiser tegen verweerder en Springfield), https://itenrecht.nl/artikelen/hr-conclusie-a-g-belang-van-verdediging-betrokken-standpunt-prevaleert

HR Conclusie A-G 3 juni 2022, IEF 20797, IT 3977; ECLI:PHR:2022:529 (Eiser tegen verweerder en Springfield) Eiser is een advocaat die onrechtmatige uitlatingen gedaan zou hebben over verweerder. Verweerder is eveneens advocaat. In deze zaak gaat het over de vraag of eiser onrechtmatig heeft gehandeld jegens verweerder. Ter beoordeling van deze vraag dient een afweging gemaakt te worden tussen enerzijds het belang van verweerder om verschoond te blijven van beschadigingen van zijn eer of goede naam en anderzijds het belang van eiser bij het in een procedure naar voren kunnen brengen van hetgeen men dienstig acht ter verdediging van het betrokken standpunt. Bij deze beoordeling dient er groot gewicht toe te komen aan de vrijheid van advocaten en hun partijen. Advocaten moeten in staat zijn om hun eigen belang en dat van hun cliënten te dienen. Aan deze vrijheid zitten echter wel grenzen. Het hof oordeelde in deze zaak dat het belang van verweerder zwaarder weegt dan het belang van eiser. Het hof wees de vordering van verweerder tot rectificatie van door eiser gedane uitlatingen toe. Eiser stelt cassatie in tegen deze uitspraak van het hof. A-G Snijders meent dat het cassatieberoep gegrond is onder meer omdat het niet gaat om of de inschattingen van de bijdrage die de uitlatingen zouden kunnen hebben in deze zaak, juist waren. Het gaat er enkel om of eiser heeft kunnen en mogen menen dat het belang van zijn cliënten werd gediend. A-G Snijders roept op tot vernietiging van het arrest van het hof.

IT 3975

Uitlatingen over medewerkers ING vinden onvoldoende steun in feiten

Gerechtshof Amsterdam 10 mei 2022, IT 3975; ECLI:NL:GHAMS:2022:1414 (Vrouwe Justitia in Verval tegen ING en Rox Legal), https://itenrecht.nl/artikelen/uitlatingen-over-medewerkers-ing-vinden-onvoldoende-steun-in-feiten

Vzr. Hof Amsterdam 10 mei 2022, IEF 20793, IT 3975; ECLI:NL:GHAMS:2022:1414 (Vrouwe Justitia in Verval tegen ING en Rox Legal) Vrouwe Justitia in Verval heeft op haar website een aantal uitlatingen gedaan over medewerkers van ING, een advocaat en een drietal notarissen. De te beoordelen vraag is of deze uitlatingen onrechtmatig zijn en moeten worden verwijderd. De voorzitter van Vrouwe Justitia in Verval heeft al jarenlang een conflict met ING, waarover vele juridische procedures zijn gevoerd. De voorzitter is in bijna alle procedures in het ongelijk gesteld. Zij is het daar niet mee eens en noemt op haar website de bankmedewerkers, advocaat en notarissen ‘misdrijfplegers’, ‘bedriegers’ en ‘machtsmisbruikers’ en beschuldigt hen van ‘intimidatie’ en ‘corruptie’. De voorzieningenrechter in eerste aanleg heeft geoordeeld dat bepaalde uitlatingen op de website onrechtmatig zijn jegens de betrokkenen en dat Vrouwe Justitia in Verval die uitingen en foto’s moet verwijderen op straffe van verbeurte van een dwangsom. De bedoelde uitlatingen vinden volgens de voorzieningenrechter onvoldoende steun in de feiten. Het hof bekrachtigt de uitspraak van de rechtbank en benadrukt dat de vrijheid van meningsuiting wordt beperkt bij uitingen die onnodig grievend of onrechtmatig zijn. 

IT 3973

Ondanks vermoeden fraude, doorhaling BKR-registratie

Rechtbank Amsterdam 20 apr 2022, IT 3973; ECLI:NL:RBAMS:2022:2345 (Eiser tegen Rabobank), https://itenrecht.nl/artikelen/ondanks-vermoeden-fraude-doorhaling-bkr-registratie

Vzr. Rb. Amsterdam 20 april 2022, IT 3973; ECLI:NL:RBAMS:2022:2345 (Eiser tegen Rabobank) Eiser heeft in 2005 een eenmanszaak opgericht in de groothandel van parfums en cosmetica. De Rabobank heeft daarbij een zakelijk krediet verleend aan eiser. De eenmanszaak is vervolgens failliet verklaard tien jaar na oprichting, waarna eiser in het WSNP-traject kwam, dat hij vervolgens met succes heeft voltooid. Het faillissement had tevens tot gevolg, dat eiser werd geregistreerd binnen het CKI van het BKR. Eiser vordert nu een aantal jaar na faillissement van de eenmanszaak doorhaling van de BKR-registratie. De rechter is het eens met eiser. Dat de eerdere registratie het gevolg was van een zakelijke transactie en dat eiser heeft aangetoond in de afgelopen jaren goed met geld om te kunnen gaan, lagen als primaire argumenten hieraan ten grondslag. Een louter vermoeden van fraude ten tijde van het WSNP-traject is volgens de rechter onvoldoende om te stellen dat dit anders is in het onderhavige geval.