Filter
  • Datum
  • Dossier
  • Instantie
zoeken

Dossiers

 
 
4.696 artikelen gevonden
IT 4882

Rechtbank blijft internationaal onbevoegd om te oordelen in zaak tussen Stichting Massaschade & Consument en Airbnb

Gerechtshof Den Haag 27 mei 2025, IT 4882; ECLI:NL:GHDHA:2025:1051 (SMC tegen Airbnb), https://itenrecht.nl/artikelen/rechtbank-blijft-internationaal-onbevoegd-om-te-oordelen-in-zaak-tussen-stichting-massaschade-consument-en-airbnb

Hof Den Haag 27 mei 2025, IT 4882; ECLI:NL:GHDHA:2025:1051 (SMC tegen Airbnb). Dit beroep keert zich tegen een vonnis van 2023 waarin de rechtbank zich internationaal onbevoegd heeft verklaard van de vorderingen van Stichting Massaschade & Consument (hierna: SMC) kennis te nemen. In eerste aanleg vorderde SMC de nietigheid van het servicekostenbeding van Airbnb en terugbetaling van die kosten aan consumenten. De rechtbank stelde vast dat geen van de bevoegdheidsgronden van de Brussel I-Bis Verordening van toepassing is. SMC is immers geen consument en geen contractspartij. In hoger beroep blijft dit oordeel in stand. Het hof herhaalt dat de internationale bevoegdheid van openbare orde is en stelt hierbij dat SMC geen consument noch contractspartij bij de Airbnb-overeenkomsten is. Daarom kan zij geen beroep doen op het consumentenforum van art. 18 lid 1. Het hof verwijst hierbij naar jurisprudentie van het HvJEU (o.a. Schrems en Club La Costa). Volgens SMC is de plaats van daadwerkelijke uitvoering niet Ierland, waar het technische beheer van het platform plaatsvindt, maar Nederland, omdat de digitale dienstverlening van Airbnb ten opzichte van de Nederlandse gebruikers, voor wie SMC optreedt, op Nederland is (in)gericht. De Nederlandse gerichtheid leidt er volgens het hof niet toe dat Nederland de plaats van daadwerkelijke uitvoering van de bemiddelende dienst is. Dit argument van SMC gaat dus niet op. Ook het beroep andere bevoegdheidsgronden is voor het hof geen reden om het eerdere oordeel te vernietigen. Het hof bekrachtigt dan ook het vonnis van de rechtbank.

IT 4881

VMC Studiemiddag – Tussen vrijheid en begrenzing: een juridische blik op kunst en cultuur

Vrijdagmiddag 20 juni 2025, 14.00-17.00 uur, aansluitend een borrel (tot 18.30 uur)
OBA Oosterdok, Oosterdokskade 143, 1011 DL Amsterdam

We bevinden ons in een tijdsgewricht waarbinnen kunst en cultuur met regelmaat onderwerp zijn van maatschappelijk, politiek en juridisch debat. Daarom organiseert de VMC op vrijdag 20 juni een studiemiddag die de vraag naar de rol van het recht in het beschermen en begrenzen van culturele expressie centraal stelt. We verkennen nationale en internationale juridische kaders, en zoeken aansluiting bij andere disciplines, zoals (literatuur)sociologie en kunsttheorie. Hoeveel overlap zit er tussen de theoretisch vaak wenselijk geachte vrijheid van culturele uitingsvormen, en de in de praktijk soms vereiste of afgedwongen beperkingen daaraan?

IT 4879

Achmea heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van fraude

Rechtbank Gelderland 28 mei 2025, IT 4879; ECLI:NL:RBGEL:2025:4172 (Eiseres tegen Achmea), https://itenrecht.nl/artikelen/achmea-heeft-voldoende-aannemelijk-gemaakt-dat-sprake-is-van-fraude

Rb. Gelderland 28 mei 2025, IT 4879; ECLI:NL:RBGEL:2025:4172 (Eiseres tegen Achmea). Eiseres heeft sinds 2022 een verzuimverzekering bij Achmea die loondoorbetaling bij ziekte dekt. In februari 2024 meldde eiseres een werkneemster aan die al sinds 2020 in dienst was, en op dat moment al ziek bleek. Achmea beëindigde de verzekering en registreerde eiseres voor vijf jaar in haar interne frauderegister (IVR), wegens vermoedelijke fraude. Eiseres vordert nu verwijdering uit het IVR en bevestiging dat geen sprake is van fraude of misleiding. Subisdiair vordert ze opschorting van de registratie. De voorzieningenrechter oordeelt dat eiseres geen spoedeisend belang heeft, omdat de registratie intern is en geen directe externe gevolgen heeft. Het probleem bij het afsluiten van nieuwe verzekeringen vloeit voort uit de beëindiging van de vorige verzekering, niet uit de IVR-registratie. Daarnaast acht de rechter voldoende aannemelijk dat sprake is van fraude, gelet op de onjuiste en volgehouden informatieverstrekking door eiseres. De voorzieningenrechter wijst alle vorderingen af.

IT 4880

Vacature werkstudent Tech & Data bij Fieldfisher Amsterdam

Vacaturetekst van Fieldfisher.

Fieldfisher zoekt een nieuwe collega werkstudent voor ons kantoor aan de Amstel. Ben jij een ambitieuze rechtenstudent die staat te popelen om praktijkervaring op te doen in een inspirerende en internationale werkomgeving? Lijkt het je interessant om te werken voor (inter)nationale cliënten en actief mee te draaien in ons team Tech & Data? Lees snel verder. 

IT 4878

College van Bestuur van Universiteit Utrecht heeft volledige inzage gegeven in opgeslagen gegevens van eiser

Rechtbank Midden-Nederland 18 apr 2025, IT 4878; ECLI:NL:RBMNE:2025:2368 (Eiser tegen het College van Bestuur van de Universiteit Utrecht), https://itenrecht.nl/artikelen/college-van-bestuur-van-universiteit-utrecht-heeft-volledige-inzage-gegeven-in-opgeslagen-gegevens-van-eiser

Rb. Midden-Nederland 18 april 2025, IT 4878; ECLI:NL:RBMNE:2025:2368 (Eiser tegen het College van Bestuur van de Universiteit Utrecht). Eiser heeft het college verzocht om overhandiging van de mutatieverslagen van alle wijzigingen en vastleggingen van zijn persoonsgegevens sinds zijn aanstelling in 1987, steeds met uitleg over rechtvaardigingsgronden, doeleinden, noodzaak en belangenafweging. Bij uitspraak van juli 2022 heeft de rechtbank het college opgedragen om een besluit bekend te maken en hierin inzichtelijk te maken hoe de zoekslag naar eisers persoonsgegevens is uitgevoerd. In het besluit van december 2022 is dit dan ook uiteengezet en worden een heel aantal systemen genoemd. In slechts twee van die systemen zijn gegevens gevonden en hierin heeft het college inzage gegeven. Ook heeft het college alle dossiers die eiser niet al had verstrekt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college inzichtelijk gemaakt hoe de zoekslag naar de persoonsgegevens van eiser is gedaan en welke gegevens daarbij zijn aangetroffen. Eiser heeft ook niet concreet benoemd waar het college nog meer had moeten zoeken en welke documenten er ontbreken. Het beroep van eiser is dan ook ongegrond.

IT 4877

Betent heeft onterecht jackpot niet uitgekeerd, rechtbank definieert ‘delen’ van spelersaccount

Rechtbank Amsterdam 7 mei 2025, IT 4877; ECLI:NL:RBAMS:2025:3344 (Eiseres tegen Betent), https://itenrecht.nl/artikelen/betent-heeft-onterecht-jackpot-niet-uitgekeerd-rechtbank-definieert-delen-van-spelersaccount

Rb. Amsterdam 7 mei 2025, IT 4877; ECLI:NL:RBAMS:2025:3344 (Eiseres tegen Betent). Betent biedt online kansspelen aan in Nederland via een platform dat toegankelijk is via een website en app. Eiseres heeft zich hiervoor geregistreerd en een spelersaccount aangemaakt. Hierbij heeft eiseres de Algemene Voorwaarden geaccepteerd. Op 2 juli 2023 heeft eiseres de jackpot gewonnen van €172.824. Op 3 juli heeft Betent het spelersaccount geschorst om een onderzoek uit te voeren. Op 4 augustus heeft Betent het onderzoek afgerond en eiseres laten weten dat het gewonnen bedrag niet zal worden uitgekeerd. In deze procedure vordert eiseres uitbetaling van het gewonnen bedrag. Betent voert verweer en stelt dat eiseres het spelersaccount heeft gedeeld met [naam 1]. Dit is in strijd met de Algemene Voorwaarden, en dus mocht Betent het account schorsen, aldus Betent zelf. De rechtbank moet om de vraag die centraal staat in deze procedure te beantwoorden vaststellen wat er onder ‘delen’ van het spelersaccount wordt verstaan. Betent stelt dat onder delen niet alleen valt dat een ander op het account speelt, maar ook een poging tot inloggen, het proberen geld over te maken naar een ander account, uitleg geven aan iemand en zelfs het gezamenlijk bespreken van het onderwerp op de bank kan leiden tot een redelijk vermoeden van delen. Eiseres ziet de definitie van delen echter anders. 

IT 4876

WAMCA versus AVG: Prejudiciële vragen over ontvankelijkheid collectieve actie tegen Adobe

Rechtbank Rotterdam 28 mei 2025, IT 4876; ECLI:NL:RBROT:2025:6254 (SDBN tegen Adobe), https://itenrecht.nl/artikelen/wamca-versus-avg-prejudiciele-vragen-over-ontvankelijkheid-collectieve-actie-tegen-adobe

Rb. Rotterdam 28 mei 2025, IT 4876; ECLI:NL:RBROT:2025:6254 (SDBN tegen Adobe). De Stichting Data Bescherming Nederland (SDBN) heeft een collectieve actie ingesteld tegen Adobe Systems Software Ireland Limited en Adobe Inc. wegens vermeende schendingen van de AVG door het verwerken van persoonsgegevens van Nederlandse internetgebruikers. SDBN vordert onder meer een verklaring voor recht dat Adobe onrechtmatig heeft gehandeld, een verbod op verdere schendingen, en schadevergoeding voor de betrokkenen. De rechtbank beoordeelt in deze fase niet de inhoudelijke vorderingen, maar richt zich op de rechtsmacht, het toepasselijk recht en de ontvankelijkheid van SDBN als belangenorganisatie. De rechtbank oordeelt dat zij bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen en dat Nederlands recht van toepassing is op de ontvankelijkheidsvraag. Voor de ontvankelijkheid toetst de rechtbank of SDBN voldoet aan de eisen van de WAMCA, waaronder de representativiteitseis, en aan de eisen van de AVG. De rechtbank stelt vast dat SDBN op dit moment niet voldoet aan de representativiteitseis van de WAMCA, omdat het aantal daadwerkelijk aangesloten of steunende personen te gering is in verhouding tot de omvang van de gestelde groep gedupeerden. Wel voldoet SDBN aan de overige waarborgvereisten van de WAMCA en aan de ontvankelijkheidseisen van de AVG. Omdat er onduidelijkheid bestaat over de verhouding tussen de ontvankelijkheidseisen van de WAMCA en de AVG, en over de mogelijkheid om zonder opdracht schadevergoeding te vorderen, wordt de procedure aangehouden in afwachting van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de EU. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan en verwijst de zaak naar de parkeerrol.

IT 4767

AI-Forum gelanceerd: hét platform voor AI en recht

De ontwikkelingen op het gebied van kunstmatige intelligentie (AI) gaan razendsnel, en de juridische impact ervan is niet te onderschatten. Hoe verhouden AI-beslissingen zich tot aansprakelijkheidsrecht? Wat betekent AI voor privacy en databescherming? En hoe zit het met auteursrecht op door AI gegenereerde content? Deze en vele andere vragen komen aan bod op AI-Forum, het nieuwe platform van deLex waar expertise en actualiteit samenkomen. 

IT 4875

Beoordeling normaal gebruik van het merk AIRBNB, gedeeltelijke vernietiging EUIPO-beslissing door het Hof

HvJ EU 21 mei 2025, IT 4875; ECLI:EU:T:2025:529 (Airbnb tegen EUIPO, Airtasker), https://itenrecht.nl/artikelen/beoordeling-normaal-gebruik-van-het-merk-airbnb-gedeeltelijke-vernietiging-euipo-beslissing-door-het-hof

Hof van Justitie van de Europese Unie 21 mei 2025, IEF 22733; IT 4875; Zaak T-94/24 (Airbnb tegen EUIPO, Airtasker). Airbnb vordert gedeeltelijke vernietiging van de beslissing van de Tweede Kamer van Beroep van het EUIPO van 18 december 2023. De zaak betreft het woordmerk AIRBNB, dat sinds ingeschreven is voor verschillende dienstclassificaties. In 2020 heeft Airtasker een vordering ingediend tot vervallenverklaring wegens vermeend gebrek aan normaal gebruik. De nietigheidsafdeling heeft deze vordering in 2022 gedeeltelijk toegewezen. Airbnb en Airtasker hebben beide beroep ingesteld: Airbnb tegen de toewijzing, Airtasker tegen de afwijzing van de andere klassen. De Kamer van Beroep oordeelde dat Airbnb onvoldoende bewijs had leverd van normaal gebruik voor verschillende diensten in klassen 35, 36, 38, 39, 41 en 43. Het Hof herhaalt eerst dat volgens artikel 58 van de Europese Merkenverordening een merk vervallen wordt verklaard als het gedurende vijf jaar niet normaal is gebruikt binnen de EU voor de waren of diensten waarvoor het is ingeschreven en er geen geldige reden is voor het niet-gebruik. Dit gebruik moet openbaar en aantoonbaar zijn, en niet slechts symbolisch zijn of berusten op vermoedens of aannames.

IT 4873

Verzoek om prejudiciële beslissing over streamingdiensten: digitale dienst, of digitale inhoud?

Overige instanties 27 mrt 2025, IT 4873; (Verzoeker tegen verweerster), https://itenrecht.nl/artikelen/verzoek-om-prejudiciele-beslissing-over-streamingdiensten-digitale-dienst-of-digitale-inhoud

Verzoek van Oberster Gerichtshof 27 maart 2025, IT 4873; Zaak C-234/25 (Verzoeker tegen verweerster). Verzoeker is een vereniging voor de behartiging van consumentenbelangen. Verweerster biedt streamingdiensten aan. Klanten kunnen programma’s ‘live’ of ‘on demand’ kijken. Afhankelijk van de betreffende licentiegever zijn ook downloads mogelijk. Het programma wordt dan in eigen geheugen opgeslagen en kan slechts één keer bekeken worden, binnen 48 uur. Bij het aangaan van het abonnement gaat een consument ermee akkoord dat de aanbieder voor het verstrijken van de herroepingstermijn van 14 dagen met de uitvoering van de overeenkomst begint. Hierdoor verliest de consument op het moment van de bestelling van een abonnement het herroepingsrecht. Verzoeker vordert dat verweerster deze voorwaarde aanpast, aangezien deze onjuist is. Bij een streamingabonnement is sprake van een ‘digitale dienst’, waarbij de volledige uitvoering van de dienst pas leidt tot het verlies van het herroepingsrecht.  Verweerster meent echter dat er sprake is van ‘digitale inhoud’. In eerste aanleg werd de vordering afgewezen, in tweede aanleg is de vordering toegewezen. Tegen deze uitspraak heeft verweerster beroep ingesteld. In dit kader stelt de verwijzende rechter de volgende vraag: