Noot Quinten Pilon onder het hoger beroep van recruitmentbedrijf APG tegen een boete van de AP

Annotatie door Quinten Pilon onder het hoger beroep van recruitmentbedrijf APG tegen een boete van de Autoriteit Persoonsgegevens (ABRvS 29 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2221); gepubliceerd in Jurisprudentie Bescherming persoonsgegevens.
1. Inleiding Deze zaak draait om het hoger beroep van recruitmentbedrijf APG tegen een boete van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). De AP heeft APG een boete opgelegd van € 6.000 voor overtreding van art. 17 lid 1 jo. 12 lid 3 AVG, wegens het niet (tijdig) reageren op verwijderingsverzoeken. Tussen partijen is niet in geschil dat APG de AVG heeft overtreden (par. 4.1). Partijen zijn het erover oneens of een boete van € 6.000 in dit geval passend en geboden is. De enkelvoudige kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) verklaart het hoger beroep van APG ongegrond. De uitkomst van deze zaak is niet echt verrassend, maar de uitspraak is interessant omdat meerdere veelgebruikte verweren in boetezaken worden besproken door de ABRvS. In deze annotatie bespreek ik het vereiste van verwijtbaarheid, de evenredigheid van de boete en boetehoogte en ten slotte reputatieschade door openbaarmaking van het boetebesluit.