Gepubliceerd op dinsdag 7 januari 2025
IT 4715
Rechtbank Amsterdam ||
24 dec 2024
Rechtbank Amsterdam 24 dec 2024, IT 4715; ECLI:NL:RBAMS:2024:8186 (eisers tegen gedaagden), https://itenrecht.nl/artikelen/inzage-transactiegegevens-na-cryptofraude

Inzage transactiegegevens na cryptofraude

Rb. Amsterdam 24 december 2024, IT 4715; ECLI:NL:RBAMS:2024:8186 (eisers tegen gedaagden) Eisers zijn slachtoffer van beleggingsfraude gepleegd door gedaagde 2 en een aan hem gelieerde vennootschap, waarbij hun pensioengelden via een nepaccountbij VKD Invest zijn weggesluisd. De door fraude verkregen gelden zijn via rekeningen bij ABN AMRO overgemaakt naar de cryptobeurzen van gedaagden 1 en 3, die opereren onder de naam Kraken. Eisers hebben eerder verstekvonnissen tegen gedaagde 2 verkregen voor een totaalbedrag van ruim €750.000, maar deze vonnissen zijn niet nagekomen. Eisers hebben een kort geding aangespannen om de cryptorekeningen van gedaagde 2 bij Kraken te laten bevriezen en transactiegegevens te verkrijgen, omdat de rekeningen kort voor de bevriezing zijn leeggehaald. Eisers verzoeken om inzage in de transactiesmet het oog op verhaal op derden die mogelijk profijt hebben getrokken uit de oplichting. De rechtbank oordeelt dat er een juridische grondslag was voor de ordemaatregel van 26 september 2024, ondanks dat de dagvaarding nog niet was uitgebracht. De rechtbank wijst de vordering tot inzage in de transactieoverzichten toe op grond van artikel 843a Rv, omdat eisers een rechtmatig belang hebben om te achterhalen waar hun geld is gebleven na de fraude. De vordering tot overdracht van de digitale activa wordt afgewezen, omdat de rekeningen van gedaagde bij de cryptobeurzen (nagenoeg) leeg zijn. Gedaagden 1 en 3 worden veroordeeld tot het verstrekken van de transactieoverzichten.

4.4. Anders dan gedaagden 1 en 3 hebben betoogd bestond er op 26 september 2024 een juridische grondslag voor het geven van de ordemaatregel (freezing order). De voorzieningenrechter kan in geval van (dreigend) onrechtmatig handelen te allen tijde een ordemaatregel treffen, die per definitie tijdelijk is, ook indien de eisende partij de dagvaarding nog niet heeft doen uitbrengen. Het (dreigend) onrechtmatig handelen bestond in dit geval uit het (verder) wegsluizen van de met de fraude verkregen gelden. Dat in dit geval de ordemaatregel zich niet direct richtte tegen de partij die (dreigend) onrechtmatig handelen kan worden verweten ( [gedaagde 2] ), maar tegen een onafhankelijk derde die mogelijk als middel wordt gebruikt om geld weg te sluizen, doet hieraan niet af. Een parallel kan worden getrokken met het verlenen van verlof voor het leggen van conservatoir derdenbeslag onder een bank. Reeds in het tussenvonnis van 26 september 2024 is onder 2.5 overwogen dat die parallel kan worden getrokken. Ook dan verleent de voorzieningenrechter een verlof in de regel ex parte en zonder dat al een juridische procedure aanhangig is. In dit geval heeft mr. Hupkes gemotiveerd betoogd dat het leggen van conservatoir beslag op een cryptoaccount niet mogelijk is, althans dat de meningen hierover verdeeld zijn. Dit vormde voor de voorzieningenrechter voldoende aanleiding om de ordemaatregel te treffen. Weliswaar heeft mr. Malycha ter zitting uitdrukkelijk verklaard dat gedaagden 1 en 3 van mening zijn dat conservatoir beslag op een bij hen aangehouden cryptoaccount wèl mogelijk is, maar dit is onvoldoende om thans te oordelen dat de ordemaatregel van 26 september 2024 geen juridische grondslag kende. Ook het argument van gedaagden 1 en 3 dat eisers de weg van artikel 3:299 BW hadden moeten volgen (en dat het dus onnodig is gedaagden 1 en 3 in dit geding te betrekken) gaat niet op. Op die manier zou immers geen sprake zijn van een verrassingseffect dat noodzakelijk is bij het geven van een freezing order (net als bij het verlenen van verlof voor het leggen van conservatoir beslag).